Maximumverlies medegerechtigden, referentiebedrag, onttrekking

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2005.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Maximumverlies medegerechtigden, referentiebedrag, onttrekking

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Artikel 3.9 Wet IB 2001 strekt ertoe het fiscaal in aanmerking te nemen verlies bij medegerechtigden te beperken tot het vermogen van een subjectieve onderneming. Deze beperking komt er kort gezegd op neer dat gedurende de periode van medegerechtigdheid in totaal niet meer verlies kan worden genomen dan het referentiebedrag, zijnde de boekwaarde van het fiscaal eigen vermogen van de onderneming van de belastingplichtige ten tijde van het ontstaan van de medegerechtigheid voorzover dat eigen vermogen niet is beclaimd vanwege fiscale reserves, vermeerderd met hetgeen hij later heeft gestort en verminderd met hetgeen hij later heeft onttrokken. Toepassing van artikel 3.9 Wet IB 2001 leidt er in het algemeen toe dat het fiscaal in aanmerking te nemen verlies niet uitgaat boven het bedrag van het commercieel geleden verlies.

Door commanditaire vennootschappen worden zowel tijdens het bestaan als ter gelegenheid van de staking ervan uitkeringen gedaan aan de commanditaire vennoten, de medegerechtigden. Dergelijke uitkeringen worden aangemerkt als onttrekkingen in de zin van artikel 3.9, tweede lid, Wet IB 2001 en verlagen zodoende het referentiebedrag. Het is mogelijk dat een dergelijke verlaging van het referentiebedrag tot gevolg heeft dat een bijtelling op grond van artikel 3.9, eerste lid, Wet IB 2001 moet plaatsvinden. In voorkomende situaties kan dit tot gevolg hebben dat een genoten fiscale faciliteit in de vorm van een extracomptabele aftrekpost als de investeringsaftrek alsnog geheel of gedeeltelijk wordt teruggenomen (hetgeen ingaat tegen de beoogde stimulerende werking ervan) en de stakingsvrijstelling haar werking verliest (hetgeen als een onbedoeld effect kan worden aangemerkt).

Ik keur derhalve goed dat een verlaging van het referentiebedrag achterwege blijft:

  • 1. voorzover de (cumulatieve) onttrekkingen door de medegerechtigde na 1 januari 2001 de genoten investeringsaftrek (in het tijdvak waarin artikel 3.3. Wet IB 2001 op de belastingplichtige van toepassing was) niet overschrijden. Ik merk hierbij op dat een in aanmerking genomen desinvesteringsbijtelling alsdan leidt tot een verlaging van het referentiebedrag.

  • 2. voorzover de (cumulatieve) onttrekkingen door de medegerechtigde na 1 januari 2001 de genoten stakingsvrijstelling niet overschrijden.