Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2009 en zichtdatum 01-04-2010.
Geldend van 01-03-2009 t/m 31-12-2009

Besluit van 17 juni 2002 tot uitvoering van artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, zoals gewijzigd bij Rijkswet van 21 december 2000 (Stb. 2000, 618) (Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 januari 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5140648/01/6;

Gelet op artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 maart 2002, nr. W03.02.0051/I/K);

Gezien het nader rapport van de Minister van Justitie van 10 juni 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5160434/02/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Voor de behandeling van een verklaring van optie is in Nederland een bedrag van 128 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 215 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 215 Arubaanse florin.

  • 2 In geval van gelijktijdige verklaringen van optie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag verhoogd in Nederland met een bedrag van 91 euro, in de Nederlandse Antillen met een bedrag van 153 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba met een bedrag van 153 Arubaanse florin.

Artikel 3

  • 1 Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in Nederland een bedrag van 336 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 564 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 564 Arubaanse florin.

  • 2 Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in geval van min- en onvermogen van de aanvrager in Nederland een bedrag van 223 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 374 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 374 Arubaanse florin. Onze Minister regelt voor elk der landen van het Koninkrijk de gevallen waarin sprake is van min- en onvermogen en de wijze waarop deze toestand kan worden bewezen.

  • 3 In geval van gelijktijdige verzoeken tot naturalisatie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, wordt het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag in Nederland verhoogd met een bedrag van 91 euro, in de Nederlandse Antillen met een bedrag van 153 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba met een bedrag van 153 Arubaanse florin.

Artikel 4

  • 2 Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting tot betaling van het verschuldigde bedrag, indien het betreft het verzoek tot naturalisatie:

    • a. van een minderjarige die zelfstandig een verzoek indient;

    • b. van een persoon die ingevolge een administratieve vergissing reeds meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;

    • c. van een persoon die op grond van het staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.

  • 3 Het tweede lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing op de behandeling van een verklaring van optie.

  • 4 Geen ontheffing wordt verleend indien de vergissing, bedoeld in het tweede lid, onder b, het gevolg is van frauduleus of onzorgvuldig handelen van de verzoeker.

  • 5 Onze Minister kan de bevoegdheid, bedoeld in het tweede en derde lid, mandateren aan degene bij wie de verklaring van optie moet worden afgelegd of het verzoek tot naturalisatie moet worden ingediend. Met betrekking tot buiten het Koninkrijk afgelegde verklaringen van optie en ingediende verzoeken tot naturalisatie, kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken de bevoegdheid, bedoeld in het tweede en derde lid, mandateren aan de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten.

Artikel 5

  • 1 Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in Nederland, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene zijn verklaring van optie aflegt of verzoek tot naturalisatie indient.

  • 2 Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in de Nederlandse Antillen, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de regering van de Nederlandse Antillen.

  • 3 Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend in Aruba, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan aan de Gouverneur van Aruba.

  • 4 Indien de verklaring van optie wordt afgelegd of het verzoek tot naturalisatie wordt ingediend buiten het Koninkrijk, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2 en 3, voldaan bij het daartoe door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen hoofd van de diplomatieke of consulaire post.

  • 5 Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan.

Artikel 6

Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen een periode van zes weken na de ontvangst van de verklaring van optie of het verzoek tot naturalisatie, dan wordt de verklaring of het verzoek buiten behandeling gesteld. Indien wordt verzocht om ontheffing van de verplichting tot betaling als bedoeld in artikel 4, tweede of derde lid, wordt deze termijn opgeschort tot de dag waarop op deze verklaring of dit verzoek is beslist.

Artikel 7

  • 1 De burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen en de Gouverneur van Aruba, behouden de wegens de verklaring van optie ontvangen gelden ter vergoeding van de gemaakte kosten. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de gelden, bedoeld in de eerste zin, af aan de Minister van Buitenlandse Zaken op de door deze daartoe bepaalde wijze en tijdstippen.

  • 2 Met betrekking tot de verklaringen van optie, bedoeld in artikel 4, derde lid, kan Onze Minister de burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen, de Gouverneur van Aruba of het hoofd van de diplomatieke of consulaire post op hun verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient het verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 8

  • 1 De burgemeester, de regering van de Nederlandse Antillen en de Gouverneur van Aruba, dragen de wegens de verzoeken tot naturalisatie ontvangen gelden onder aftrek van het bedrag, genoemd in het tweede lid, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen aan Onze Minister af. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de gelden, bedoeld in de eerste zin, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen af aan Onze Minister door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 2 De afdrachtplichtige ontvangt voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, een vergoeding van 128 euro, 215 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 215 Arubaanse florin. Voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, ontvangt de afdrachtplichtige een vergoeding van 219 euro, 368 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 368 Arubaanse florin. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt geen vergoeding plaats. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan Onze Minister de afdrachtplichtige op zijn verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient een verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 3 De afdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder overlegging van een lijst met de namen van de personen, die een verzoek tot naturalisatie hebben ingediend.

  • 4 Onze Minister regelt bij ministeriële regeling de wijze waarop de juistheid van de afgedragen bedragen wordt vastgesteld.

Artikel 9

  • 1 De bedragen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 8, worden jaarlijks per 1 januari gewijzigd met een door Onze Minister vast te stellen percentage, dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen het indexcijfer van de cao-lonen per maand, inclusief bijzondere uitkeringen, van volwassenen, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op 30 september van enig jaar en voor de eerste maal, al dan niet voorlopig, wordt bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het overeenkomstige indexcijfer in het voorafgaande jaar.

  • 2 Het wijzigingspercentage wordt afgerond op tienden van een procent. Daarbij vindt, indien van het in het eerste lid bedoelde procentuele verschil het tweede of een volgend cijfer achter de komma vijf of hoger bedraagt, voor wat betreft die cijfers afronding naar boven plaats.

  • 3 De overeenkomstig het eerste lid gewijzigde bedragen worden afgerond op hele euro's, Nederlands-Antilliaanse guldens dan wel Arubaanse florin, waarbij bedragen eindigend op 50 cent of meer naar boven worden afgerond.

  • 4 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, en de bedragen, bedoeld in het derde lid, worden door Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Aruba.

Artikel 10

  • 2 Op naturalisatieverzoeken die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijft het in het eerste lid genoemde besluit van toepassing.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor elk van de landen van het Koninkrijk verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 juni 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals