Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken

[Regeling vervallen per 01-10-2010.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2010 en zichtdatum 01-08-2012.
Geldend van 31-03-2010 t/m 30-09-2010

Besluit van 13 juli 2002, houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 december 2001, nr. MJZ2001143595, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 12a, vierde lid, 43, eerste lid, onderdeel c, en 44, tweede lid, van de Woningwet, en op artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

De Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2002, nr. W08.02.0016/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2002, nr. MJZ2002056919, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

    antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

    antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

    daknok: hoogste punt van een schuin dak;

    dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

    eerste verdieping: tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

    erf: al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

    voorerf: gedeelte van het erf dat aan voorkant van het gebouw is gelegen;

    voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

    weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    wet: Woningwet;

    zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

  • 2 Tenzij anders bepaald, worden de in dit besluit genoemde:

    • a. afstanden loodrecht gemeten, en

    • b. maten buitenwerks gemeten.

Hoofdstuk II. Bouwvergunningsvrij bouwen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet aangemerkt:

  • a. het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

    • 1°. gebouwd aan:

      • a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of

      • b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf,

    • 2°. niet hoger dan:

      • a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,

      • b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en

      • c) de woning of het woongebouw,

    • 3°. gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd,

    • 4°. minder dan 2,5 m diep,

    • 5°. zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en

    • 6°. niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;

  • b. het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

    • 1°. gebouwd op:

      • a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of

      • b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, en

      • c) indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m2: meer dan 1 m van het naburige erf,

    • 2°. niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,

    • 3°. zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd,

    • 4°. de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m2, en

    • 5°. niet gebouwd bij een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;

  • c. het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

    • 1°. niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en

    • 2°. de bestaande gevelopening wijzigt niet;

  • d. het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

    • 1°. gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak,

    • 2°. afstand tot de voorgevel meer dan 1 m,

    • 3°. voorzien van een plat dak,

    • 4°. zijwanden ondoorzichtig,

    • 5°. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m,

    • 6°. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,

    • 7°. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,

    • 8°. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en

    • 9°. niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;

  • e. het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

    • 1°. niet hoger dan 1 m, of

    • 2°. niet hoger dan 2 m en gebouwd:

      • a) op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat,

      • b) meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, en

      • c) meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5 wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt:

    • a. het bouwen van een dakraam in een bestaand gebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet,

      • 2°. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en

      • 3°. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;

    • b. het bouwen van een bouwwerk van beperkte omvang op een erf, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder dan 1 m,

      • 2°. bruto-oppervlakte minder dan 2 m2, en

      • 3°. voor-, zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd;

    • c. het bouwen van een collector voor warmteopwekking op of aan een bouwwerk ten behoeve van de warmtevoorziening van het gebruik van dat bouwwerk of van op hetzelfde perceel gelegen andere bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. bij plaatsing:

        • a) op een schuin dakvlak:

          • 1) binnen het vlak van het dak,

          • 2) in of direct op het dakvlak, en

          • 3) hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,

        • b) op een plat dakvlak:

          • 1) afstand tot dakranden ten minste gelijk aan hoogte collector, en

          • 2) hellingshoek ten hoogste 35°, en

      • 2°. indien de collector niet een geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water: die installatie in dat bouwwerk is geplaatst;

    • d. het bouwen van een paneel voor de opwekking van elektriciteit uit daglicht op of aan een bouwwerk ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van het gebruik van dat bouwwerk of van op hetzelfde perceel gelegen andere bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. bij plaatsing:

        • a) op een schuin dakvlak:

          • 1) binnen het vlak van het dak,

          • 2) in of direct op het dakvlak, en

          • 3) hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,

        • b) op een plat dakvlak:

          • 1) afstand tot dakranden ten minste gelijk aan hoogte paneel, en

          • 2) hellingshoek ten hoogste 35°, en

      • 2°. indien het paneel niet een geheel vormt met de installatie voor het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie in dat bouwwerk is geplaatst;

    • e. het bouwen van een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een zodanige antenne-installatie op of aan een bouwwerk als bedoeld onder 2°, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. bij bouwen op of aan een bouwwerk:

        • a) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 0,5 m,

        • b) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m, en:

          • 1) de antenne, met antennedrager, geplaatst is op een hoogte van meer dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein,

          • 2) de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en

          • 3) de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:

            • aan of bij een op het dak aanwezig object is geplaatst,

            • in het midden van het dak is geplaatst, of

            • elders op het dak is geplaatst, mits de afstand in m tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende terrein tot aan de voet van de antenne, met antennedrager, of

      • 2°. bij bouwen op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast, een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een bouwvergunningplichtige antenne-installatie dan wel een antenne-installatie ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten:

        • a) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet minder is dan 5 m, en

        • b) de antenne is geplaatst op een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein;

    • f. het bouwen van een andere antenne-installatie dan bedoeld in onderdeel e van dit lid en in onderdeel c van het derde lid van dit artikel, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. de antenne-installatie achter het voorerf is geplaatst,

      • 2°. indien het een schotelantenne betreft:

        • a) de doorsnede van de antenne minder is dan 2 m, en

        • b) de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 m, of

      • 3°. indien het een andere antenne betreft dan bedoeld onder 2°: de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m;

    • g. het bouwen van een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. de hoogte van de container, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 2 m, en

      • 2°. indien de container bovengronds wordt geplaatst: de bruto-oppervlakte minder is dan 4 m2;

    • h. het bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 3 m, en

      • 2°. de bruto-oppervlakte minder is dan 15 m2;

    • i. het bouwen van een rolhek, luik of rolluik bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. het rolhek, luik of rolluik aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie is geplaatst, en

      • 2°. voor ten minste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen bestaat;

    • j. het bouwen van een magazijnstelling die uitsluitend steunt op een vloer van het gebouw waarin zij wordt geplaatst, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. de hoogte, gemeten vanaf de voet, meer is dan 3 m maar minder dan 8,5 m, en

      • 2°. de magazijnstelling niet is voorzien van een verdiepingsvloer of loopbrug;

    • k. het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

      • 1°. de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,

      • 2°. de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en

      • 3°. het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.

  • 3 Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt het bouwen van:

    • a. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water, voor zover het betreft:

      • 1º. bouwwerken ten behoeve van het weren van voorwerpen die de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen, verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, het opladen van accu’s van voertuigen met een elektromotor als hoofdmotor, verlichting of tolheffing,

      • 2º. bovenleidingen met de bijbehorende draagconstructies of seinpalen,

      • 3º. elektriciteitskastjes of centrale-antenne-inrichtingskastjes,

      • 4º. ondergrondse buis- en leidingstelsels ten behoeve van perceelsaansluitingen,

      • 5º. andere naar aard en omvang met de onder 1°, 2°, 3° of 4° genoemde bouwwerken vergelijkbare bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer, het verkeer, de waterhuishouding, de drinkwatervoorziening, de riolering, de energievoorziening of de telecommunicatie;

    • b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;

    • c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of de dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

    • d. straatmeubilair;

    • e. een zonwering, rolhek of rolluik bij woningen en woongebouwen;

    • f. een afscheiding tussen balkons of dakterrassen.

Hoofdstuk III. Licht-bouwvergunningplichtig bouwen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Een lichte bouwvergunning is vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 2, indien dat plaatsvindt:

    • a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of

    • b. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

  • 2 Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 2 bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat:

    • a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel a, de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m;

    • b. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b:

      • 1°. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en

      • 2°. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m2.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 3, indien dat plaatsvindt:

    • a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of

    • b. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

  • 2 Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 3, eerste lid, bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat:

    • a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b:

      • 1°. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 3 m, en

      • 2°. de bruto-oppervlakte minder is dan 5 m2;

    • b. van de bouwwerken, bedoeld in de aanhef van de onderdelen e en f, de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager, minder is dan 40 m;

    • c. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel h:

      • 1°. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en

      • 2°. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m2.

  • 3 Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in artikel 3, tweede lid, bedoeld bouwwerk dat hoger is dan in dat lid is aangegeven, met dien verstande dat de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen:

  • a. van een balkon, mits de bruto-oppervlakte minder is dan 2 m2;

  • b. van een vloerafscheiding op een balkon of dakterras;

  • c. van een zonwering bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen;

  • d. van een op de grond staande reclamezuil.

Hoofdstuk IV. Welstandscriteria

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Criteria als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet ten aanzien van het bouwen, bedoeld in artikel 4, beschrijven de welstand uitputtend en hebben uitsluitend betrekking op de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur.

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Artikel 40, eerste lid, van de wet blijft buiten toepassing ten aanzien van het bouwen waarmee reeds was aangevangen voor de inwerkingtreding van de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 van dit besluit, indien op het tijdstip waarmee met dat bouwen is begonnen, geen bouwvergunning was vereist.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

  • 1 De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Artikel 8 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-10-2010]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 juli 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste augustus 2002

De Minister van Justitie a.i.,

J. P. Balkenende