Rechtspositiebesluit commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2003.
Geldend van 11-09-2002 t/m 03-02-2009

Besluit van 22 juli 2002 tot vaststelling van de rechtspositie van de voorzitter en leden van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Rechtspositiebesluit commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 23 mei 2002, nr. 02M431511, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie;

Gelet op artikel 68 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2002, No. W01.020236/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 12 juli 2002, nr. 02M434189, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 4 a. Bij op non-actiefstelling of tijdens de non-activiteit als bedoeld in artikel 67 van de wet, kunnen de in dat artikel bedoelde ministers gezamenlijk beslissen dat tijdens de duur van de non-activiteit tevens geen salaris of slechts een gedeelte van het salaris zal worden genoten, in het laatste geval onder aanwijzing van het deel dat zal worden genoten.

    b. Indien de non-activiteit anders dan door ontslag wordt beëindigd, kunnen de in artikel 67 van de wet bedoelde ministers gezamenlijk beslissen dat het niet genoten salaris alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden uitbetaald, in het laatste geval onder aanwijzing van het gedeelte dat zal worden betaald.

  • 6 Indien een lid overlijdt ontvangt zijn weduwe of weduwnaar, dan wel ontvangen zijn minderjarige kinderen een uitkering overeenkomstig de bepalingen die ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren gelden.

Artikel 3

  • 1 Boven en behalve het salaris, bedoeld in artikel 2, genieten de leden een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering, een tegemoetkoming in de ziektekosten, een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor zowel reizen in het kader van woon–werkverkeer alsmede dienstreizen, een vergoeding van verplaatsingskosten en een gratificatie bij ambtsjubileum overeenkomstig de bepalingen die ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren gelden.

  • 2 Ten behoeve van reizen in het kader van woon–werkverkeer kan gebruik worden gemaakt van het voor ambtenaren van het Ministerie van Algemene Zaken geldende vervoersplan.

  • 3 Indien burgerlijke rijksambtenaren een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangen de leden van de commissie van toezicht deze op gelijke voet.

  • 4 De leden ontvangen een vaste bruto vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en die door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

    Deze bruto vergoeding bedraagt voor de voorzitter 50% en voor de leden 35% van het in het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel genoemde maximum bedrag en wordt naar evenredigheid maandelijks uitbetaald.

Artikel 4

  • 1 Een lid meldt afwezigheid in verband met ziekte terstond aan de daartoe aangewezen afdeling van het Ministerie van Algemene Zaken.

  • 2 De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van een lid dat door ziekte verhinderd is de werkzaamheden uit te voeren zal worden verzorgd door een door Onze Minister aan te wijzen bedrijfsarts.

Artikel 5

Een lid dat zonder dat te hebben verzocht niet wordt herbenoemd, dan wel wordt ontslagen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken en daardoor werkloos wordt in de zin van de Werkloosheidswet heeft recht op een bovenwettelijke uitkering overeenkomstig het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 juli 2002

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Uitgegeven de tiende september 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner