Motorrijtuigenbelasting, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, taxivervoer, rouw- en trouwvervoer

[Regeling vervallen per 01-10-2006.]
Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2005 en zichtdatum 28-11-2024.
Geldend van 25-07-2002 t/m 30-09-2006

Motorrijtuigenbelasting, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, taxivervoer, rouw- en trouwvervoer

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

In artikel 72, lid 1, onderdeel n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en in artikel 16 van de Wet belasting van personenauto’s en motorrijwielen zijn fiscale faciliteiten opgenomen voor taxivervoer: resp. een vrijstelling- en een teruggaafmogelijkheid.

Eén van de daartoe gestelde eisen is dat het motorrijtuig voor ten minste 90% voor taxivervoer wordt gebruikt.

Vragen

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Met betrekking tot dit onderwerp zijn de volgende vragen gesteld:

1. Kan het zgn. rouw- of trouwvervoer als taxivervoer in bovenvermelde zin worden beschouwd?

2. Hoe wordt het 90%-criterium toegepast wanneer een auto waarmee taxivervoer in de zin van de Wet Personenvervoer wordt verricht, tevens voor rouw- of trouwvervoer wordt gebruikt?

3. Geldt dit eveneens in de situatie dat de taxi-ondernemer ingehuurd wordt door een rouw- of trouwondernemer voor het vervoer van diens klanten?

Antwoorden

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

1. Het gebruik met een personenauto voor het verrichten van rouw- of trouwvervoer valt niet onder het begrip taxivervoer zoals bedoeld in de Wet BPM 1992 of de Wet MRB 1994. Ik verwijs naar mijn Besluit van 11 juni 1998, nr. VB96/2708, gepubliceerd in het Infobulletin nr. 98/496.

2. Voor de toepassing van het 90%-criterium geldt het feitelijke gebruik ter zake van rouw- of trouwvervoer niet als taxivervoer.

3. Dit geldt ook bij het inhuren van taxi’s door een (t)rouwondernemer; ook dan is er geen sprake van taxivervoer, omdat het feitelijke gebruik bepalend is. Bij de taxiondernemer geldt dit vervoer dan niet als taxivervoer.

Overwegingen

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

De oorspronkelijke bedoeling van de fiscale vrijstelling c.q. teruggaaf voor taxi’s was het stimuleren van het taxigebruik aanvullend op het openbaar vervoer met een dienstregeling (trein, bus, tram).

Gelet op deze bedoeling en het feit dat rouw- en trouwvervoer is uitgesloten voor de toepassing van de Wet Personenvervoer, kan het rouw-/trouwvervoer niet delen in de MRB-vrijstelling c.q. de BPM-teruggaaf. Voor wat betreft de voormalige Bijzondere verbruiksbelasting van personenauto’s (BVB) heeft de Hoge Raad in het arrest van 12 juni 1996, rolnummer 31082 (V-N 1998/56.20) de uitspraak van het Hof bevestigd dat rouwvolgvervoer niet als openbaar vervoer of als taxivervoer in de zin van de Wet Personenvervoer moet worden aangemerkt. Dit oordeel kan naar mijn mening op analoge wijze worden toegepast voor de heffing van de BPM en de MRB.

Omdat het karakter van het vervoer zelf in eerste instantie bepalend is voor de toepassing van de vrijstelling c.q. teruggaaf, moet voor de 90%-eis het feitelijk vervoer worden bezien. Daarbij is de verhouding tussen de eigenaar van de auto en degene in wiens opdracht het vervoer plaatsvindt, in beginsel niet van belang.