Aantonen van melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Het onderzoek op melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen vindt plaats volgens een
onderzoekschema dat bestaat uit een screeningsmethode (A), een bevestigingsmethode
(B) en een test ter nadere kwalificering van de groeiremming.
Met de screeningsmethode A worden monsters rauwe melk opgespoord die aantoonbaar bacteriegroeiremmende
stoffen kunnen bevatten.
Met de bevestigingsproef B wordt nagegaan of na verhitting van de met methode A opgespoorde
monsters de bacteriegroeiremming in deze monsters wordt bevestigd.
Indien ook in bevestigingsproef B sprake is van groeiremming, wordt een test uitgevoerd
ter nadere kwalificering in aard en mate van de groeiremming.
De concentraties van enkele bacteriegroeiremmende stoffen die ten minste aantoonbaar
moeten zijn in de screeningsmethode (A) en de bevestigingsmethode (B) zijn weergegeven
in de onderstaande tabel.
Stof
|
Aantoonbare concentraties (µg/ml) methoden A en B
|
Beta-lactam antibiotica
|
|
benzylpenicilline
|
0,003*
|
ampicilline
|
0,002
|
cloxacilline
|
0,02
|
cefalixine
|
0,1
|
ceftiofur
|
0,05
|
|
Beta-lactam antibiotica
|
|
sulfamethazine
|
0,2
|
oxytetracycline
|
0,2
|
neomycine
|
0,5
|
tylosine
|
0,05
|
* uitgedrukt in Internationale Eenheden per ml
In geval bij de test ter nadere kwalificering een groeiremming wordt vastgesteld die
groter is dan die voor de meelopende grensstandaard van 0,0037 IE/ml penicilline en
een test op penicillinen en cefalosporinen (ß-lactam antibiotica) positief is, wordt
het resultaat als positief gekwalificeerd en met een P aangeduid.
In geval bij koemelk bij de test ter nadere kwalificering een groeiremming wordt vastgesteld
die groter is dan die voor de meelopende grensstandaard van 0,0037 IE/ml penicilline
en een test op penicillinen en cefalosporinen (ß-lactam antibiotica) negatief is,
wordt het resultaat als positief gekwalificeerd en met een O aangeduid.
In geval van een positieve bevinding dient ten minste 2 ml van het betreffende monsterrestant
tot ten minste 3 maanden na datum monsterneming bij -20 °C of lager te worden bewaard.
Dit monsterrestant moet zijn voorzien van een adequate identificatie.