Beëindiging toepassing nultarief voor leveringen en diensten ten behoeve van exploitanten van in het internationale verkeer varende binnenschepen

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2013 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Beëindiging toepassing nultarief voor leveringen en diensten ten behoeve van exploitanten van in het internationale verkeer varende binnenschepen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Intrekking besluit

Het besluit van 28 december 1992, nr. VB92/2868, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 januari 1999, nr. VB99/175, met daarin de goedkeuring om het nultarief toe te passen op onder meer de bevoorrading van uitgaande binnenschepen, alsmede het nadere besluit van 20 augustus 1999, VB 99/1703, worden ingetrokken per 1 januari 2003. Deze intrekking houdt verband met het door de Europese Commissie uitgebrachte met redenen omkleed advies betreffende de strijdigheid van dit nultarief met de Zesde BTW-richtlijn.

2. Gevolgen intrekking

Gezien het vermelde onder 1, zullen per 1 januari 2003 de exploitanten van binnenschepen, in gevallen waarin voorheen enkel op grond van genoemd besluit het nultarief van toepassing was, worden geconfronteerd met aan hen op facturen berekende omzetbelasting. Deze gevallen zijn hierna cursief opgenomen. Daarbij zijn tevens de gevolgen voor het aftrekrecht aangegeven (met inbegrip van de mogelijke teruggaaf aan buitenlandse ondernemers via de Achtste of de Dertiende richtlijn). Voor niet in het internationale verkeer varende binnenschepen, niet zijnde pleziervaartuigen, sportvisserschepen, veerboten of schepen behorende tot de zgn. ‘bruine zeilvloot’, is het onderstaande, voor zover nodig, van overeenkomstige toepassing.

a. De levering aan de exploitant van een binnenschip van goederen die zullen worden verwerkt in binnenschepen die in het internationale verkeer varen of die daarop worden aangebracht alsmede van goederen die bestemd zijn om blijvend deel uit te maken van de losse inventaris van die binnenschepen.

De hier bedoelde boordbenodigdheden, waarvan de levering doorgaans aan het algemene tarief is onderworpen, kunnen worden onderscheiden in:

  • boordbenodigdheden met een privé-karakter en

  • boordbenodigdheden met een bedrijfskarakter.

Boordbenodigdheden met een privé-karakter zijn boordbenodigdheden die naar hun aard door de exploitant, de bemanning en eventueel de passagiers van het binnenschip in de consumptieve sfeer worden gebruikt. Hierbij moet worden gedacht aan radio’s, televisietoestellen, videoapparaten, koelkasten, fornuizen, magnetrons, meubilair, kookgerei, flessengas voor huishoudelijk gebruik en andere voor persoonlijk gebruik door de exploitant, de bemanning en meevarenden bestemde goederen.

Boordbenodigdheden met een bedrijfskarakter zijn boordbenodigdheden die naar hun aard bestemd zijn om bedrijfsmatig aan boord te worden gebruikt. In dit verband kan worden gedacht aan delen, onderdelen en toebehoren van de voortstuwings- en bewegingsorganen van het binnenschip, navigatieapparatuur en dergelijke toestellen, trossen, ankers, takels, enz.

Op grond van artikel 15, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) kan een ondernemer de door andere ondernemers aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting terzake van aan hem verrichte leveringen en diensten in aftrek brengen voor zover de goederen en diensten worden gebezigd in het kader van zijn onderneming.

Ten aanzien van de aanschaf van boordbenodigdheden door de exploitant van een binnenschip betekent dit het volgende.

De omzetbelasting die in rekening wordt gebracht terzake van de levering van boordbenodigdheden met een privé-karakter komt niet voor aftrek in aanmerking voor zover deze goederen zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door de exploitant. Met betrekking tot de goederen die zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door de bemanning en meevarenden is het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (het BUA) van toepassing.

De omzetbelasting die in rekening wordt gebracht bij de levering van boordbenodigdheden die weliswaar een privé-karakter hebben maar door de exploitant van een binnenschip bedrijfsmatig worden gebruikt – bijvoorbeeld het meubilair bestemd voor de inrichting van verblijven van passagiers in het betaalde reizigersvervoer – komt voor aftrek in aanmerking op de voet van artikel 15 van de Wet.

De omzetbelasting die in rekening wordt gebracht voor de levering van boordbenodigdheden met een bedrijfskarakter kan steeds op de voet van artikel 15 van de Wet in aftrek worden gebracht. Om splitsingsproblemen te voorkomen mag de in rekening gebrachte omzetbelasting voor goederen die zijn verwerkt in het woon- of bemanningsverblijf van het schip en die bij de oplevering tot de standaarduitrusting van het binnenschip behoren en aard- of nagelvast met dat schip zijn verbonden, zoals de scheepsbetimmering (inclusief geïntegreerde kastwanden) de ingebouwde keuken (inclusief inbouwapparatuur), de vloerbedekking op de maat van het schip (geen losse tapijten) en de badkamer, volledig in aftrek worden gebracht. Dit mag ook indien dergelijke voorzieningen in een bestaand binnenschip worden aangebracht.

b. De levering van minerale oliën die worden gebruikt voor de voortstuwing en smering van uitgaande binnenschepen.

De levering van minerale oliën die worden gebruikt voor de voortstuwing en smering van binnenschepen is aan belastingheffing naar het algemene tarief onderworpen. De bij deze levering van minerale oliën in rekening gebrachte omzetbelasting kan door de exploitant van een binnenschip op de voet van artikel 15 van de Wet in aftrek worden gebracht.

c. De levering door scheepsleveranciers aan boord van uitgaande binnenschepen van goederen welke dienen voor de bevoorrading en proviandering.

Het betreft hier de levering van spijzen en dranken, tabaksproducten (voorzover deze niet met vrijstelling van accijns worden geleverd) evenals van gebruiksgoederen, andere dan boordbenodigdheden, en verbruiksgoederen voor huishoudelijk of ander persoonlijk gebruik door de exploitant, de bemanning en meevarenden.

De bij de levering van deze goederen in rekening gebrachte omzetbelasting komt niet voor aftrek in aanmerking voor zover de goederen bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de exploitant van een binnenschip. Met betrekking tot de goederen die zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door de bemanning en meevarenden is het BUA van toepassing.

De omzetbelasting die in rekening wordt gebracht bij de levering van proviand die bedrijfsmatig wordt gebruikt (bijvoorbeeld proviand bestemd voor de passagiers in het betaalde reizigersvervoer) komt voor aftrek in aanmerking op de voet van artikel 15 van de Wet.

d. De levering van voor buitenlandse opdrachtgevers gebouwde binnenschepen.

De levering van binnenschepen die zijn gebouwd voor opdrachtgevers die zijn gevestigd in andere lidstaten is, mits aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan, op grond van post a 6 van Tabel II aan het nultarief onderworpen. Binnenschepen die zijn gebouwd in opdracht van opdrachtgevers die in derde landen zijn gevestigd en die daadwerkelijk uit de EU worden uitgevoerd, zijn op grond van post a 2 van Tabel II aan het nultarief onderworpen. Ook hierbij dient de toepassing van het nultarief op de in de wettelijke bepalingen aangegeven wijze te worden aangetoond. Wanneer in situaties als hiervoor bedoeld het casco van een binnenschip tussentijds al tot zekerheid aan de afnemer of bijvoorbeeld een kredietverstrekker wordt overgedragen, ontmoet het geen bezwaar dat terzake eveneens het nultarief wordt toegepast, mits de bouwer aannemelijk kan maken dat bij de oplevering door hem het nultarief zou kunnen worden toegepast volgens de daarvoor geldende bepalingen en op het moment van de oplevering dat ook blijkt. Mocht op enig moment vóór de oplevering blijken dat aan het laatste niet zal kunnen worden voldaan dan is de bouwer alsnog omzetbelasting naar het algemene tarief verschuldigd over de vergoeding of deelbetalingen die daarvoor zijn ontvangen c.q. in rekening zijn gebracht met toepassing van het nultarief. Indien artikel 30f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen daartoe aanleiding geeft, wordt over dit bedrag heffingsrente berekend.

Voor zover de levering van het binnenschip aan een buitenlandse opdrachtgever niet leidt tot een intracommunautaire verwerving in een andere lidstaat of niet tot daadwerkelijk uitvoer uit de EU, is de levering onderworpen aan het algemene tarief.

De omzetbelasting die in rekening wordt gebracht terzake van de levering van een binnenschip aan een buitenlandse opdrachtgever kan worden teruggevraagd op de voet van de Achtste of Dertiende richtlijn. Voor de vaststelling van de hoogte van de teruggaaf is het niet nodig een onderscheid te maken tussen de omzetbelasting die kan worden toegerekend aan het gedeelte van het binnenschip waar de kapitein en de bemanning wonen en de omzetbelasting die kan worden toegerekend aan het gedeelte van het binnenschip dat bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Het laatste is evenmin nodig voor de bepaling van het aftrekrecht op de voet van artikel 15 van de Wet bij de levering van een binnenschip aan een binnenlandse opdrachtgever.

Wat in dit onderdeel is gesteld over de tariefstoepassing bij de levering van in opdracht gebouwde binnenschepen, en het recht op teruggaaf c.q. aftrek daarbij, is eveneens van toepassing bij de levering van bestaande binnenschepen.

e. Prestaties waarvoor zeehaven-, binnenhaven- en kadegelden in rekening worden gebracht.

Gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen, zoals havenschappen, zijn, gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 5, derde alinea, jo. Bijlage D, onder 4, van de Zesde richtlijn, met betrekking tot het tegen vergoeding beschikbaar stellen van havens, kaden en haveninrichtingen aan de heffing van omzetbelasting onderworpen, ook indien de vergoeding op grond van een belastingverordening wordt gevraagd. De door deze lichamen over zeehaven, binnenhaven- en kadegelden aan exploitanten van binnenschepen in rekening gebrachte omzetbelasting kan op de voet van artikel 15 van Wet in aftrek worden gebracht.

De vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel b, van de Wet betreffende de verhuur van onroerende zaken mist toepassing indien sprake is van het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen.

Het vorenstaande brengt mee, dat het besluit van 16 maart 1981, nr. 281-3483, inzake de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van de gemeentelijke exploitatie van havens zijn belang heeft verloren en eveneens wordt ingetrokken per 1 januari 2003.

f. Diensten ten aanzien van binnenschepen en duwbakken in de internationale vaart, zoals het slepen, duwen, beloodsen, bergen en dergelijke, evenals het herstellen van binnenschepen en duwbakken.

De bij deze dienstverlening in rekening gebrachte omzetbelasting komt voor aftrek in aanmerking op de voet van artikel 15 van de Wet.

Op een aantal werkzaamheden aan binnenschepen (en duwbakken), zoals herstel, onderhoud en deskundigenonderzoek, kan artikel 6b van de Wet van toepassing zijn. Op grond van deze bepaling vindt de belastingheffing terzake van de werkzaamheden aan een binnenschip, die worden verricht in opdracht van een buitenlandse opdrachtgever, plaats in de lidstaat die aan de opdrachtgever het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de diensten aan hem worden verleend. Voorwaarde is dat het binnenschip, nadat de werkzaamheden zijn verricht, wordt verzonden of vervoerd naar een plaats buiten Nederland. Voor in het internationale verkeer varende binnenschepen kan aan het laatste geacht worden te zijn voldaan indien de exploitant van het binnenschip het schip exploiteert vanuit een in een andere lidstaat of buiten de EU gelegen plaats.

Werkzaamheden die worden verricht voor niet in Nederland gevestigde opdrachtgevers kunnen op grond van post b 5 van Tabel II aan het nultarief worden onderworpen. Voor de toepassing van deze post moet het binnenschip, nadat de werkzaamheden zijn verricht, worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de EU. Voor in het internationale verkeer varende binnenschepen kan aan het laatste geacht worden te zijn voldaan als de exploitant van het binnenschip het schip exploiteert vanuit een buiten de EU gelegen plaats.

Bij de aftrek van omzetbelasting die in rekening is gebracht voor de aan een binnenschip verrichte werkzaamheden, behoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen de omzetbelasting die moet worden toegerekend aan het gedeelte van het binnenschip waar de exploitant en de bemanning (en meevarenden) wonen en de omzetbelasting die moet worden toegerekend aan het gedeelte van het binnenschip dat bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Met betrekking tot het herstel en onderhoud van binnenschepen en duwbakken wordt in bepaalde gevallen een vergoeding afgesproken die in termijnen vervalt. Op de vóór 1 januari 2003 vervallen termijnen welke betrekking hebben op herstel en onderhoud dat na 31 december 2002 gereed komt, mag het nultarief worden toegepast; voor de termijnen die na 1 januari 2003 vervallen, geldt het algemene tarief.

g. De verhuur van binnenschepen.

De verhuur van een binnenschip door een in Nederland wonende of gevestigde ondernemer is, gelet op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Wet in Nederland belastbaar. De terzake van de verhuur in rekening gebrachte omzetbelasting komt voor aftrek in aanmerking op de voet van artikel 15 van de Wet.

Als verhuur van een binnenschip is ook te beschouwen:

  • time charter;

  • bare boat charter;

  • de overeenkomst tot rompbevrachting;

  • de overeenkomst tot terbeschikkingstelling van een schip voor andere doeleinden dan het aan boord opslaan van goederen of het daarmee vervoeren van goederen of personen;

  • de ligovereenkomst.

h. De bemiddeling bij de bevrachting van binnenschepen.

Op grond van artikel 6a, lid 3, onderdeel c, respectievelijk artikel 6a, lid 4, van de Wet kan de bemiddeling bij de bevrachting van binnenschepen in Nederland aan de belastingheffing zijn onderworpen. De terzake in rekening gebrachte omzetbelasting is bij de afnemer van de bemiddelingsprestatie op de voet van artikel 15 van de Wet aftrekbaar.

3. Het vervoer van goederen per binnenschip

Het op het vervoer van goederen met een binnenschip van toepassing zijnde tarief ondergaat door de intrekking van het onder 1 genoemd besluit geen wijziging. Het vervoer van goederen in Nederland, en de bemiddeling bij dat vervoer, is belast naar het algemene tarief, tenzij sprake is van vervoer van niet ingevoerde goederen (post b 1 van de bij de Wet behorende Tabel II) of van het vervoer van goederen waarbij de waarde van de vervoersdienst in de maatstaf van heffing voor de invoer van de goederen is begrepen (post b 2 van de bij de Wet behorende Tabel II). Voor intracommunautair goederenvervoer geldt een bijzondere regeling (artikel 6a jo artikel 12, lid 2, van de Wet). Onder het begrip intracommunautair goederenvervoer valt ook het binnen Nederland verrichte vervoer wanneer dit vervoer rechtstreeks samenhangt met het vervoer van goederen tussen lidstaten.

Een reischarter geldt als goederenvervoer.

4. Belgische binnenschippers

In België bestaat een bijzondere regeling voor exploitanten van binnenschepen met niet meer dan 5 binnenschepen. Exploitanten van binnenschepen die onder deze regeling vallen, zijn wel als ondernemer bij de Belgische belastingdienst geregistreerd, maar behoeven geen BTW-aangiften in te dienen.

Indien een Belgische binnenschipper in Nederland een binnenschip aankoopt, dient de leverancier voor de toepassing van post a 6 van Tabel II van de Wet onder meer te beschikken over het BTW-identificatienummer van de koper. De binnenschipper kan zich daartoe wenden tot het Belgische Ministerie van Financiën te Brussel met het verzoek een BTW-identificatienummer toe te kennen. Van de toekenning van dit nummer verstrekt het Ministerie een schriftelijk bewijs. Indien de koper een kopie van dit bewijs verstrekt aan de Nederlandse leverancier van het binnenschip, kan deze op de levering van het schip het nultarief toepassen, mits ook aan de overige daarbij gestelde voorwaarden wordt voldaan. Zo zal de leverancier de levering op de normale wijze moeten opnemen in de Opgaaf ICL. De binnenschipper doet in België aangifte van de intracommunautaire verwerving.

Voor Belgische binnenschippers die onder de bijzondere regeling vallen is het verder mogelijk in Nederland op de normale wijze gebruik te maken van de teruggaafregeling van de Achtste richtlijn voor hun aankopen waarop niet langer het nultarief van toepassing is. Het Belgische Ministerie van Financiën verstrekt in dit kader de in artikel 3, onder b, van de Achtste richtlijn bedoelde verklaring.