Regeling aanstellingseisen politie 2002

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-08-2003 en zichtdatum 24-08-2003.
Geldend van 01-01-2003 t/m 14-04-2010

Regeling aanstellingseisen politie 2002

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 7, eerste lid, onderdelen b, c en d, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Minimumleeftijd

Artikel 2

  • 1 De minimumleeftijd voor aanstelling bedraagt 18 jaar.

  • 2 De minimumleeftijd voor aanstelling bedraagt 17 jaar voor de aspirant die de opleiding assistent politiemedewerker (kwalificatieniveau 2) gaat volgen en de vrijwillige ambtenaar in opleiding.

Hoofdstuk 3. Eisen met betrekking tot opleidingsniveau

Artikel 3

  • 1 Voor toelating tot de initiële opleiding assistent politiemedewerker (kwalificatieniveau 2) komt in aanmerking degene die in het bezit is van

    • a. een Vbo-diploma op B-niveau, aangevuld met (indien van toepassing) een getuigschrift van het behalen van het vak Nederlands als tweede taal (NT2),

    • b. een Vmbo-diploma Basis beroepsgerichte leerweg, of

    • c. een Vmbo-diploma Kader beroepsgerichte leerweg.

  • 2 Voor toelating tot de initiële opleiding politiemedewerker (kwalificatieniveau 3) komt in aanmerking degene die in het bezit is van

    • a. een Vbo-diploma met 2 vakken op C-niveau, waaronder Nederlands of NT2 en 3 vakken op B-niveau,

    • b. een Mavo-diploma,

    • c. een Vmbo-diploma Kader beroepsgerichte leerweg,

    • d. een Vmbo-diploma Gemengde leerweg/Theoretische leerweg, of

    • e. een diploma assistent politiemedewerker (kwalificatieniveau 2).

  • 3 Voor toelating tot de initiële opleiding allround politiemedewerker (kwalificatieniveau 4) komt in aanmerking degene die in het bezit is van

    • a. een Mavo-diploma met alle vakken op D-niveau en indien van toepassing NT2,

    • b. een Vmbo-diploma Gemengde leerweg/Theoretische leerweg,

    • c. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch dan wel afsluitend examen aan een op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs bekostigde of aangewezen instelling van middelbaar beroepsonderwijs, of

    • d. een diploma politiemedewerker (kwalificatieniveau 3).

  • 6 Kandidaten die niet voldoen aan de in het eerste tot en met vijfde lid gestelde eisen, kunnen een toelatingstoets afleggen bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut, Politie onderwijs- en kenniscentrum. Indien deze toets met goed gevolg wordt afgelegd, komt de kandidaat alsnog in aanmerking voor toelating tot een van de initiële opleidingen.

Hoofdstuk 4. Het geschiktheidsonderzoek

Artikel 4

  • 1 De kandidaat-aspirant wordt onderworpen aan een geschiktheidsonderzoek, bestaande uit achtereenvolgens

    • a. een taalvaardigheidsonderzoek,

    • b. een cognitief capaciteitenonderzoek,

    • b. een psychologisch onderzoek, en

    • c. een fysiek motorisch onderzoek.

  • 2 Het taalvaardigheidsonderzoek wordt niet afgenomen bij de betrokkene die, indien tot aanstelling zou worden overgegaan, de initiële opleiding gaat volgen op het kwalificatieniveau 5 of 6, bedoeld in artikel 3.

  • 3 Het taalvaardigheidsonderzoek, het cognitieve capaciteitenonderzoek en het psychologisch onderzoek worden afgenomen door het Instituut voor Werving en Selectie Politie onder verantwoordelijkheid van een psycholoog NIP met inachtneming van de richtlijnen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1, 2 en 3.

  • 4 Het fysiek motorisch onderzoek wordt afgenomen door het Instituut Werving en Selectie Politie en geschiedt met inachtneming van de richtlijnen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 5 De kosten van het geschiktheidsonderzoek worden gedragen door het bevoegd gezag.

Artikel 5

  • 1 De uitkomst van het geschiktheidsonderzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk na het voltooien van het geschiktheidsonderzoek schriftelijk meegedeeld.

  • 2 De betrokkene kan een gesprek aanvragen met de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende onderzoek is afgenomen. Binnen twee weken na deze aanvraag vindt dit gesprek plaats.

  • 3 De betrokkene van wie de uitslag van het fysiek motorisch onderzoek onvoldoende is, kan binnen twee weken nadat hem deze uitslag is meegedeeld een tweede fysiek motorisch onderzoek aanvragen. Binnen drie maanden na deze aanvraag vindt het tweede fysiek motorisch onderzoek plaats.

  • 4 De kosten van het gesprek, bedoeld in het tweede lid, en van het tweede onderzoek, bedoeld in het derde lid, komen ten laste van het bevoegd gezag.

Artikel 6

Het Instituut Werving en Selectie Politie rapporteert het bevoegd gezag naar aanleiding van de uitkomsten van het geschiktheidsonderzoek.

Artikel 7

Niet tot aanstelling kan worden overgegaan indien

  • a. de betrokkene die aan het taalvaardigheidsonderzoek is onderworpen de in bijlage 1 aangegeven minimale grenswaarde niet heeft behaald,

  • b. de betrokkene niet het in bijlage 3 minimale vereiste niveau op een of meer van de stabiele persoonlijkheidseigenschappen heeft behaald,

  • c. de betrokkene niet voldoet aan de in bijlage 4 aangegeven minimale vereisten, of

  • d. de betrokkene niet voldoet aan de door het bevoegd gezag gestelde en voorafgaand aan het geschiktheidsonderzoek bekendgemaakte eisen met betrekking tot de onderdelen van de onderzoeken waar sprake is van een open normering.

Hoofdstuk 5. Rijbewijs

Artikel 8

De aspirant is op het moment van zijn aanstelling in het bezit van het rijbewijs B of behaalt dit binnen twee jaar na zijn aanstelling.

Hoofdstuk 6. Het geneeskundig onderzoek

Artikel 9

  • 1 Nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de betrokkene hebben plaatsgevonden en het bevoegd gezag op grond daarvan voornemens is de betrokkene aan te stellen, wordt de betrokkene onderworpen aan een geneeskundig onderzoek. Dit onderzoek geschiedt door een door het bevoegd gezag aangewezen geneeskundige, niet zijnde de behandelend arts van de betrokkene met inachtneming van de richtlijnen die als bijlage 5 bij deze regeling zijn opgenomen.

  • 2 De keuring kan steeds worden verricht voorafgaande aan een met betrekking tot de betrokkene in te stellen antecedentenonderzoek of veiligheidsonderzoek.

  • 3 De uitslag van het geneeskundig onderzoek wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk medegedeeld.

  • 4 De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van het bevoegd gezag.

Artikel 10

  • 1 Indien aan het geneeskundig onderzoek voor de betrokkene een negatieve gevolgtrekking dan wel een positieve gevolgtrekking onder bepaalde bedenkingen wordt verbonden, heeft hij het recht op een herkeuring aan de hand van de richtlijnen, bedoeld in artikel 9, eerste lid. De betrokkene maakt zijn wens daartoe met redenen omkleed aan het bevoegd gezag kenbaar binnen twee weken nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is meegedeeld.

  • 2 Ingeval van herkeuring wordt de door het bevoegd gezag te nemen beslissing uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring aan het bevoegd gezag is meegedeeld.

  • 3 De herkeuring geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen.

  • 4 Het bevoegd gezag en de betrokkene wijzen elk een geneeskundige aan voor de commissie. Deze geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige voor de commissie aan.

  • 5 De geneeskundige die het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft verricht en de behandelend arts van de betrokkene maken geen deel uit van de commissie.

  • 6 De kosten van de herkeuring komen ten laste van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan van de betrokkene een redelijke bijdrage verlangen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanstellingseisen politie 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen (1 tot en met 5) die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R. Hessing

Bijlage 1

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 3

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 4

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 5

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]