Stb. 2008, 346, datum inwerkingtreding 02-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 De verzekerde heeft, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd
op grond van een andere wettelijke regeling of een zorgverzekering als bedoeld in
de Zorgverzekeringswet, aanspraak op:
-
a. persoonlijke verzorging als omschreven in artikel 4;
-
b. verpleging als omschreven in artikel 5;
-
c. ondersteunende begeleiding als omschreven in artikel 6;
-
d. activerende begeleiding als omschreven in artikel 7;
-
e. behandeling als omschreven in artikel 8;
-
f. verblijf als omschreven in artikel 9;
-
g. vervoer als omschreven in artikel 10;
-
h. het gebruik van een verpleegartikel als omschreven in artikel 11;
-
i. doventolkzorg als omschreven in artikel 12;
-
j. voortgezet verblijf als omschreven in artikel 13;
-
k. zorg als omschreven in artikel 15;
-
l. prenatale zorg als omschreven in artikel 16;
-
m. onderzoek naar aangeboren stofwisselingsziekten als omschreven in artikel 17;
-
n. vaccinaties als omschreven in artikel 18.
2 De aanspraak op zorg bestaat slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte
en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
3 Bij ministeriële regeling kan de aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid,
nader worden geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden.
Stb. 2010, 875, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
2 De verzekerde heeft geen aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid, indien hij
ter zake van die zorg een aanspraak heeft op forensische zorg als bedoeld in artikel
2 juncto artikel 5, eerste lid, van het Interimbesluit forensische zorg.
3 De aanspraak op zorg bestaat slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte
en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
4 Bij ministeriële regeling kan de aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid,
nader worden geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden.