3.2. Buitenlands huurvoertuig
[Regeling vervallen per 15-07-2007]
Algemeen
Voor het gebruik in Nederland van een door een Nederlands ingezetene in het buitenland
gehuurde personenauto of motorrijwiel is onder voorwaarden een vrijstelling mogelijk.
Deze vrijstelling is geregeld in artikel 4, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit
BPM.
De vrijstelling ziet uitsluitend op buitenlandse huurvoertuigen die in het buitenland
zijn verhuurd aan een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam.
Dat betekent dat de vrijstelling niet van toepassing is wanneer het buitenlandse huurvoertuig
is verhuurd aan een in het buitenland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam,
die het ter beschikking stelt aan een Nederlands ingezetene. Buitenlandse huurauto’s
dan wel – motorrijwielen mogen door een Nederlands ingezetene twee dagen in Nederland
worden gebruikt.
Huurvoertuig met op tweede dag eindigend huurcontract
Voor de vrijstelling geldt de voorwaarde dat het huurvoertuig uiterlijk aan het eind
van de tweede dag buiten Nederland wordt gebracht dan wel wordt ingeleverd bij een
Nederlandse vestiging van de verhuurmaatschappij. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan
hoeft voor deze vrijstelling geen contact op te worden genomen met de inspecteur.
Voor voertuigen die voor ten hoogste twee opeenvolgende dagen in Nederland worden
gebruikt, kan in de praktijk worden volstaan met het op verzoek van de ambtenaar overleggen
van het op de tweede dag eindigende huurcontract.
Vervangend huurvoertuig
Wanneer het huurcontract voor het buitenlandse huurvoertuig eindigt op een later tijdstip
dan de tweede dag, en het huurvoertuig dient ter vervanging van een voertuig dat betrokken
is geweest bij een ongeluk, defect is geraakt of is gestolen in het buitenland, kan
de inspecteur op verzoek van de gebruiker de termijn van twee dagen verlengen tot
bijvoorbeeld de periode die nodig is om het eigen voertuig te laten repareren. Als
wordt geconstateerd dat een Nederlands ingezetene gebruik maakt van de weg in Nederland
met een dergelijk vervangend huurvoertuig, terwijl hij niet heeft verzocht om verlenging
van de termijn van twee dagen en evenmin de BPM heeft voldaan, kan als volgt worden
gehandeld. Aan deze persoon wordt, indien dit nog niet eerder is gebeurd, een ‘Informatieformulier
buitenlandse kentekens’ uitgereikt. Hij wordt (ongeacht een eventuele eerdere uitreiking
van een informatieformulier voor een ander voertuig) in de gelegenheid gesteld om
binnen een gezien de omstandigheden redelijke termijn alsnog een verzoek in te dienen
tot verlenging van de termijn van twee dagen, onder overlegging van bescheiden waaruit
blijkt dat sprake is van een vervangend huurvoertuig zoals hiervoor bedoeld. Wanneer
naar het oordeel van de inspecteur niet aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt alsnog
een naheffinsaanslag opgelegd, tenzij sprake is van een situatie als hierna bedoeld
in het onderdeel ‘Overige huurvoertuigen’.
Overige huurvoertuigen
Als wordt geconstateerd dat een Nederlands ingezetene die niet op de hoogte is van
de geldende regels met betrekking tot een huurvoertuig met buitenlands kenteken gebruik
maakt van de weg in Nederland met een dergelijk voertuig, terwijl niet aan de voorwaarden
voor de vrijstelling wordt voldaan, geen op de tweede dag eindigend huurcontract wordt
overgelegd en evenmin sprake is van een vervangend huurvoertuig als bedoeld in de
vorige alinea, worden de regels uitgelegd en wordt een ‘Informatieformulier buitenlandse
kentekens’ uitgereikt. De bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld het voertuig
weer buiten Nederland te brengen of in te leveren bij een Nederlandse vestiging van
het verhuurbedrijf uiterlijk de dag volgend op de constatering.
Deze goedkeuring is niet van toepassing ten aanzien van degene aan wie al eerder een
‘Informatieformulier buitenlandse kentekens’ is uitgereikt, dan wel degene die uit
hoofde van zijn functie of van door hem ontplooide activiteiten op de hoogte is of
behoort te zijn met de toepassing van de Wet BPM. Als dus wordt geconstateerd dat
een dergelijke persoon in een niet in Nederland geregistreerd huurvoertuig gebruik
maakt van de weg in Nederland, terwijl niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling
wordt voldaan, geen BPM is voldaan, geen op de tweede dag eindigend huurcontract wordt
overgelegd en evenmin sprake is van een vervangend voertuig zoals hiervoor bedoeld,
wordt aan deze persoon een naheffingsaanslag opgelegd. Indien deze persoon wordt aangetroffen
in hetzelfde huurvoertuig waarvoor het informatieformulier werd uitgereikt, wordt
de naheffingsaanslag opgelegd op grond van het eerder geconstateerde gebruik van de
weg met dit voertuig.