Regeling identificatie en registratie van dieren

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2006.
Geldend van 01-02-2006 t/m 07-12-2006

Regeling identificatie en registratie van dieren

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op titel I en III, van verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2000 (PbEG L 204) tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad; op verordening (EG) nr. 2629/97 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 december 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad inzake oormerken, bedrijfsregisters en paspoorten overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor runderen (PbEG L 354); op verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft (PbEG L 060); op richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121); op richtlijn nr. 92/102/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (PbEG L 355); op beschikking nr. 2000/678/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 oktober 2000 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van bedrijven in nationale gegevensbanken voor varkens, zoals bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (PbEG L 281);

Gelet op de artikelen 105 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en op artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. verordening 911/2004: verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters (PbEU L 163);

  • b. verordening 494/98: verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft (PbEG L 060);

  • c. verordening 21/2004: verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);

  • d. richtlijn 64/432/EEG: richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

  • e. beschikking 2000/678/EG: beschikking nr. 2000/678/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 oktober 2000 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van bedrijven in nationale gegevensbanken voor varkens, zoals bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (PbEG L 281);

  • f. besluit: Besluit identificatie en registratie van dieren;

  • g. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • h. ministerie: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • i. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

  • j. [Red: vervallen;]

  • k. rund: dier dat behoort tot de familie der Bovidae en het geslacht Bos, met inbegrip van de soorten Bison bison en Bubalus bubalus;

  • l. varken: dier behorende tot de familie der Suidae;

  • m. slachtvarken: varken als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 64/432/EEG;

  • n. schaap: dier dat behoort tot de familie der Bovidae en het geslacht Ovis;

  • o. geit: dier dat behoort tot de familie der Bovidae en het geslacht Capra;

  • p. dieren: runderen, varkens, slachtvarkens, schapen en geiten;

  • q. inscharen van schapen en geiten: het op een bedrijf uitsluitend ter beweiding voor een beperkte periode aanwezig hebben van schapen of geiten die zijn afgevoerd van een bedrijf, terwijl de verantwoordelijkheid voor het voeden en verzorgen van deze dieren bij de houder die deze dieren heeft afgevoerd blijft berusten, en de betrokken dieren na afloop van deze periode weer afgevoerd worden;

  • r. uitscharen van schapen en geiten: het afvoeren van schapen en geiten van een bedrijf voor een beperkte periode naar een bedrijf dat uitsluitend deze schapen en geiten inschaart;

  • s. bedrijf: op één locatie op het Nederlands grondgebied gelegen:

    • -

      bedrijf als bedoeld in artikel 2, tweede gedachtestreepje, van verordening 1760/2000, voor zover dit begrip betrekking heeft op runderen, of

    • -

      bedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 92/102/EEG, voor zover dit begrip betrekking heeft op varkens, schapen of geiten;

  • t. merk: merkteken dat dient ter identificatie van een dier en dat voor betrokken diersoort voldoet aan de in artikel 8 bedoelde eisen en in voorkomend geval overeenkomt met het in artikel 8 bedoelde model;

  • u. merken: het identificeren van een dier met een merk;

  • v. hermerken: een dier dat het oorspronkelijke merk verloren heeft, opnieuw voorzien van een merk;

  • w. gezondheidscertificaat: een geldig, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend certificaat als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 64/432/EEG, als bedoeld in artikel 9 van richtlijn nr. 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 046), ofwel als bedoeld in artikel 11 van richtlijn nr. 72/462/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinaire vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of van vleesproducten uit derde landen (PbEG L 302);

  • x. bestemmingsadres: het in het gezondheidscertificaat vermelde adres van bestemming;

  • y. registratienummer: het op het bewijsstuk, bedoeld in artikel 9 van het Besluit dierenvervoer 1994, vermelde nummer;

  • z. lidstaat: lidstaat van de Europese Unie, niet zijnde Nederland;

  • aa. derde land: land, niet zijnde Nederland en niet zijnde een lidstaat;

  • bb. UBN: door de minister toegewezen uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • cc. verwerkingsbedrijf voor hoog-risicomateriaal of gespecificeerd hoog-risicomateriaal: verwerkingsbedrijf voor hoog-risicomateriaal, respectievelijk voor gespecificeerd hoog-risicomateriaal als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, respectievelijk onderdeel j, van de Destructiewet;

  • dd. verhandelen: het voorhanden of in voorraad hebben, afleveren, te koop aanbieden, kopen, vervreemden, afvoeren en aanvoeren.

§ 2. Registratie van houders van dieren

Artikel 2

  • 1 De houder van dieren meldt zich terstond aan bij de minister.

  • 2 De aanmelding, bedoeld in het eerste lid, geschiedt telefonisch of via het internet bij de Dienst regelingen van het ministerie.

  • 3 Bij de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de houder de volgende gegevens:

    • a. naam, adres en woonplaats van de houder;

    • b. voor zover de houder een natuurlijke persoon is, de geboortedatum en het geslacht van de houder;

    • c. voor zover de houder een rechtspersoon betreft, de datum van oprichting en het inschrijfnummer van de houder bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • d. adres van het bedrijf waar de dieren worden gehouden;

    • e. de gehouden diersoorten;

    • f. voor zover de houder varkens houdt, de gegevens, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a en d, van beschikking 2000/678/EG.

  • 4 Na de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens die de houder op grond van het derde lid heeft gemeld geregistreerd in een gecomputeriseerd gegevensbestand.

  • 5 Voor zover op een bedrijf één of meer varkens worden gehouden, zijn van het bedrijf in het computeriseerde gegevensbestand, bedoeld in het vierde lid, tevens de gegevens, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van beschikking 2000/678/EG en gegevens over de oormerkafgifte opgenomen.

  • 6 Voor zover op een bedrijf één of meer schapen of geiten worden gehouden, zijn van het bedrijf in het gecomputeriseerde gegevensbestand, bedoeld in het vierde lid, tevens de gegevens, bedoeld in de bijlage, deel D, onderdeel 1, derde en vijfde tot en met zevende gedachtestreepje van verordening 21/2004 opgenomen.

Artikel 3

  • 1 De minister bevestigt de aanmelding, bedoeld in artikel 2, onder vermelding van het ter identificatie van het bedrijf toegekende UBN en de gegevens die de houder op grond van artikel 2, derde lid, heeft gemeld.

  • 2 Binnen een termijn van 15 werkdagen, gerekend vanaf de dagtekening vermeld op de bevestiging, bedoeld in het eerste lid, verstuurt de houder deze bevestiging retour aan de minister, voorzien van zijn handtekening of in het geval de houder een rechtspersoon betreft de handtekening van de bevoegde persoon.

Artikel 4

Van iedere wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, doet de houder binnen drie weken nadat deze wijziging zich heeft voorgedaan opgave onder vermelding van het UBN van het betrokken bedrijf.

Artikel 5

De gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden in het gecomputeriseerd gegevensbestand bewaard tot drie jaar nadat de houder ingevolge artikel 4 opgave heeft gedaan dat hij de betrokken diersoort niet meer houdt.

Artikel 6

De houder bewaart bij het bedrijfsregister een kopie van de bevestiging, bedoeld in artikel 3, tot 3 jaar nadat het laatste dier van het bedrijf is afgevoerd.

Artikel 7

Artikel 2, eerste lid, en artikel 4 zijn niet van toepassing op de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitsluitend één of meer schapen of geiten inschaart.

§ 3. Merken

Artikel 8

  • 4 De identificatiemiddelen waarmee schapen en geiten die zijn geboren na 9 juli 2005 ingevolge artikel 4 van verordening 21/2004 worden gemerkt, zijn identificatiemiddelen die voldoen aan deel A, onderdelen 3 en 4, van de bijlage van verordening 21/2004 en, voor zover het in Nederland geboren schapen en geiten betreft, aan de eisen van bijlage I, deel D, of, indien het een merk betreft dat is bestemd ter identificatie van geiten, aan bijlage I, deel E.

  • 5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op schapen en geiten die zijn geboren voor of op 9 juli 2005.

  • 6 Indien een schaap of een geit is voorzien van twee merken, is het toegestaan dat één van deze twee merken een van de in bijlage I, deel D, onderdeel 8, afwijkende afmeting heeft.

  • 7 Indien een geit die is geboren na 9 juli 2005 is voorzien van een tatoeage, is het andere identificatiemiddel een merk als bedoeld in bijlage I, deel D.

  • 8 Het merk waarmee schapen en geiten worden gemerkt op een schapenverzamelcentrum, onderscheidenlijk een geitenverzamelcentrum, is het door de minister toegelaten slachtmerk, bedoeld in bijlage I, onder D, dat voldoet aan de eisen van bijlage I, onder A en D.

Artikel 9

  • 1 De merken worden uitsluitend op bestelling aan de houder verstrekt door de minister of door een leverancier waarmee de minister een overeenkomst tot levering van merken, slachtmerken of apparatuur aan houders heeft afgesloten.

  • 2 De bestelling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op een daartoe door de minister verstrekt bestelformulier, met dien verstande dat indien het merken voor runderen betreft de bestelling tevens telefonisch kan geschieden via het voice response systeem, bedoeld in artikel 21, eerste lid.

  • 3 De leverancier, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de leverancier houdt een inzichtelijke administratie bij, waaruit per UBN, per besteldatum, de hoeveelheid bestelde en de hoeveelheid geleverde merken, de hoeveelheid geleverde slachtmerken blijkt alsmede voor zover het merken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, betreft, de op de geleverde merken vermelde ID-code, bedoeld in artikel 14, onderdeel b;

    • b. de leverancier levert de merken uitsluitend aan de houder indien deze de merken heeft besteld overeenkomstig het tweede lid;

    • c. de leverancier levert aan een houder geen merken voor varkens, schapen en geiten die niet zijn voorzien van het UBN van het betrokken bedrijf, en

    • d. de leverancier verstrekt maandelijks aan de minister per UBN een overzicht van het aantal bestelde en het aantal geleverde merken, onder vermelding van de op de geleverde merken vermelde gegevens.

  • 4 Het derde lid, onderdeel c, is niet van toepassing indien het merken betreft ten behoeve van het hermerken van schapen of geiten die zijn geboren na 9 juli 2005 of ten behoeve van het bijmerken van schapen en geiten geboren op of voor 9 juli 2005.

Artikel 10

  • 1 Het is een ieder, met uitzondering van door de minister aangewezen personen, verboden zonder toestemming van de minister te merken of hermerken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, merkt de houder de door hem gehouden dieren overeenkomstig artikel 11.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, hermerkt de houder, niet zijnde de houder van runderen die een vervoerder of een eigenaar of exploitant van een verzamelcentrum of een slachthuis is, de door hem gehouden dieren indien merkverlies is opgetreden, met dien verstande dat indien het een rund betreft dat twee merken heeft verloren, het hermerken gebeurt onder toezicht van door de minister aangewezen personen.

  • 4 Het vervangen van een merk waarop niet de letters `NL' staan vermeld, door een merk als bedoeld in artikel 8, eerste lid, gebeurt onder toezicht van door de minister aangewezen personen.

  • 5 De minister kan een houder de bevoegdheid tot het merken of het hermerken ontzeggen indien de houder naar het oordeel van de minister niet langer handelt in overeenstemming met deze regeling. Indien de houder de bevoegdheid is ontzegd, levert hij alle nog niet aangebrachte merken terstond in bij het ministerie.

Artikel 11

  • 1 Het merk wordt met behulp van een bevestigingstang, die voldoet aan de eisen van bijlage I, onder F, in één oor van een varken, schaap of geit en in elk oor van een rund aangebracht op zodanige wijze dat de stift van het ene deel de oorschelp doorboort en in de kamer van het andere deel wordt vergrendeld, dan wel indien het een slachtmerk betreft, op zodanige wijze dat het slachtmerk de oorschelp doorboort.

  • 2 De houder draagt er zorg voor dat de merken aan de dieren die hij houdt, bevestigd blijven.

  • 4 Het is verboden een merk te hergebruiken

Artikel 12

  • 1 Het is verboden zonder toestemming van de minister merken aan derden te verstrekken of merken van derden aan te nemen of voor handen te hebben.

  • 2 Het is de houder verboden:

    • a. andere dieren dan die hij houdt te merken;

    • b. dieren die hij houdt te merken met merken die blijkens de op het merk vermelde gegevens door de minister aan derden ter beschikking zijn gesteld of met merken die niet door de minister of een leverancier als bedoeld in artikel 9, eerste lid, ter beschikking zijn gesteld, en

    • c. runderen die hij houdt te merken met merken die niet zijn voorzien van de bij het betrokken rund behorende ID-code, bedoeld in artikel 14, onderdeel b.

§ 4. Identificatie en registratie: algemeen

Artikel 13

  • 2 In zoverre in afwijking van het eerste lid, zijn uit lidstaten afkomstige varkens, alsmede uit lidstaten afkomstige schapen en geiten die geboren zijn op of voor 9 juli 2005 geïdentificeerd overeenkomstig richtlijn 92/102/EEG door middel van het in betrokken lidstaat aangebrachte identificatiemerkteken als bedoeld in artikel 5, derde lid, van richtlijn 92/102/EEG.

§ 5. Identificatie en registratie van runderen

Artikel 14

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. I&R-systeem rund: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van verordening 1760/2000;

  • b. ID-code: op het voor een rund bestemd merk vermelde identificatiecode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening 1760/2000, bestaande uit de in artikel 1, tweede lid, van verordening 911/2004 bedoelde landcode gevolgd door een negencijferig nummer, die, blijkens de in het I&R-systeem rund opgenomen gegevens bij het betrokken rund behoort en aan de hand waarvan elk individueel dier kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan op welk bedrijf het is geboren;

  • c. mutatieoverzicht: overzicht van alle aangevoerde en afgevoerde runderen betreffende een UBN, zoals geregistreerd in het I&R-systeem rund;

  • d. stallijst: overzicht van alle op een bepaald moment onder een UBN in het I&R-systeem rund geregistreerde runderen en van de oormerken die op dat moment op dat UBN in voorraad zijn;

  • e. overzicht rundverblijfplaatsen: overzicht van ten aanzien van een bepaald rund in het I&R-systeem rund geregistreerde gegevens;

  • f. paspoort: paspoort als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

  • g. bedrijfsregister: het door de houder op zijn bedrijf bij te houden register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, eerste gedachtestreepje, van verordening 1760/2000.

Artikel 15

  • 1 De termijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening 1760/2000, waarbinnen de merken worden aangebracht, bedraagt 3 werkdagen vanaf de dag van geboorte.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 4, derde lid, van verordening 1760/2000, waarbinnen een uit een derde land ingevoerd rund op het bestemmingsadres, niet zijnde een slachthuis, wordt geïdentificeerd, bedraagt 3 werkdagen vanaf de dag van aanvoer op het bestemmingsadres.

Artikel 16

Indien een rund één merk heeft verloren, bestelt de houder terstond een vervangend merk met dezelfde ID-code en hermerkt het rund zodra het merk in zijn bezit is.

Artikel 17

  • 1 Het I&R-systeem rund wordt beheerd door de minister.

  • 2 Het I&R-systeem rund bevat tenminste de in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, 2 en 3, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde informatie alsmede de ID-codes van de aan het bedrijf geleverde, maar nog niet bij runderen aangebrachte merken.

  • 3 De minister kan aan de houder van runderen op verzoek van de houder een mutatieoverzicht, een stallijst en een overzicht rundverblijfplaatsen betreffende een aan de houder toegekend UBN verstrekken.

  • 4 De minister kan aan een ander dan de houder van een rund kenbaar maken of er op het desbetreffende rund een verbod als bedoeld in de artikelen 39 en 40 van toepassing is.

Artikel 18

  • 1 De in artikel 6 van verordening 1760/2000 bedoelde paspoorten worden alleen afgegeven voor runderen die bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer.

  • 2 Een paspoort als bedoeld in het eerste lid wordt afgegeven door de minister.

  • 3 Een paspoort kan worden aangevraagd door de houder van het rund waarvoor het paspoort wordt aangevraagd of degene die het rund gaat exporteren. De aanvraag geschiedt schriftelijk en bevat tenminste de ID-code van het desbetreffende rund en het UBN van de aanvrager.

  • 4 Ten aanzien van een rund wordt geen paspoort afgegeven indien op dat rund een verbod als bedoeld in de artikelen 39 en 40 van toepassing is.

Artikel 19

  • 1 De houder tekent in het bedrijfsregister terstond aan de gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening 1760/2000 en bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van verordening 911/2004 en indien een rund op het bedrijf van de houder is geboren de ID-code van de moeder van dat rund.

  • 2 Het bedrijfsregister wordt schriftelijk of elektronisch bijgehouden.

  • 3 Indien het bedrijfsregister schriftelijk wordt bijgehouden, tekent de houder de in het eerste lid bedoelde gegevens op de daarbij aangegeven wijze aan in het door de minister verstrekte bedrijfsregister dat overeenkomt met het in bijlage II, onder A, vastgestelde model.

  • 4 Indien het bedrijfsregister elektronisch wordt bijgehouden, draagt de houder er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde gegevens per rund overzichtelijk in beeld kunnen worden gebracht en ter plekke kunnen worden uitgeprint.

  • 5 De periode, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van verordening 1760/2000, dat het bedrijfsregister wordt bewaard, bedraagt drie jaar.

Artikel 20

  • 1 De termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening 1760/2000, waarbinnen de houder de minister in kennis stelt van de in dat onderdeel bedoelde gegevens, bedraagt 3 werkdagen.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving doet de houder opgave van het UBN van het betrokken bedrijf en van de identificatiecode van het betrokken rund, alsmede in voorkomend geval van het feit dat en de datum waarop merkverlies is opgetreden.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde kennisgeving betrekking heeft op de geboorte van een rund wordt tevens opgave gedaan van de in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde gegevens.

  • 4 Indien de in het eerste lid bedoelde kennisgeving betrekking heeft op de aanvoer van een uit een derde land ingevoerd rund op een bedrijf dat het bestemmingsadres is, wordt tevens opgave gedaan van de in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde gegevens en van de in artikel 4, derde lid, van verordening 1760/2000, bedoelde oorspronkelijke identificatie door het derde land.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, behoeft de houder, indien het bedrijf een slachthuis is, bij de kennisgeving geen opgave te doen van de aanvoer op dat bedrijf, mits het rund binnen 24 uur na aanvoer op dat bedrijf wordt geslacht.

Artikel 21

  • 1 De kennisgeving, bedoeld in artikel 20, geschiedt per telefoon via het daartoe ingerichte voice response systeem of wordt op elektronische wijze toegezonden overeenkomstig de door de minister aangegeven wijze.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan, indien de houder niet beschikt over een telefoonaansluiting, de kennisgeving schriftelijk geschieden, overeenkomstig de door de minister aangegeven wijze.

  • 3 Indien de kennisgeving betrekking heeft op de aanvoer van een uit een lidstaat ingevoerd rund op een bedrijf dat het bestemmingsadres is, geschiedt de kennisgeving, in zoverre in afwijking van het eerste lid, door inzending van het paspoort aan het ministerie.

  • 4 Indien de kennisgeving betrekking heeft op de aanvoer van een uit een derde land ingevoerd rund op een bedrijf dat het bestemmingsadres is, geschiedt de kennisgeving, in zoverre in afwijking van het eerste lid, schriftelijk.

Artikel 22

  • 1 Indien een kennisgeving niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 20, eerste lid, is gedaan, geschiedt de kennisgeving schriftelijk.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde kennisgeving betrekking heeft op de geboorte van een rund en deze kennisgeving 4 maanden of later na de geboorte van het betreffende rund wordt gedaan, gaat de kennisgeving gepaard met het verslag van een DNA-onderzoek waaruit blijkt dat de ID-code van de moeder van dat rund overeenstemt met de opgave van het in artikel 14, derde lid, onder C. punt 1, vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde gegeven.

  • 3 Indien de houder de kennisgeving, bedoeld in artikel 21, heeft nagelaten of bij deze kennisgeving onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, kan hierin op kosten van de nalatige houder door de minister worden voorzien.

Artikel 23

  • 1 De houder kan een kennisgeving herstellen.

  • 2 Het verzoek tot het herstel van een kennisgeving wordt schriftelijk aan het ministerie gedaan.

  • 3 Indien het verzoek, bedoeld in het tweede lid, het herstel betreft van de aan- of afvoerdatum van een rund of van de geboortedatum van een rund, waarbij de geboortedatum in het verzoek tot herstel meer dan 15 dagen afwijkt van de geboortedatum in de oorspronkelijke kennisgeving, geschiedt het verzoek door inzending van een daartoe verstrekt formulier.

  • 4 De geboortedatum van een rund, waarbij de geboortedatum in het verzoek tot herstel meer dan 15 dagen afwijkt van de geboortedatum in de oorspronkelijke kennisgeving, wordt slechts hersteld indien door middel van een controle ter plaatse de juistheid van het herstel is vastgesteld.

  • 5 De minister kan nadere voorwaarden stellen waaronder het herstel, bedoeld in het eerste lid, wordt geaccepteerd.

Artikel 25

Indien het bedrijf een slachthuis is, zorgt de houder ervoor dat de karkassen van de runderen zijn geïdentificeerd tot en met het tijdstip van de weging na slachting.

Artikel 26

  • 1 Indien runderen worden aangevoerd op een slachthuis, controleert de houder, overeenkomstig een door de minister goedgekeurd protocol, terstond na aanvoer of de runderen overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a, zijn geïdentificeerd en geregistreerd.

  • 2 Indien bij de in het eerste lid bedoelde controle blijkt dat runderen niet volledig zijn geïdentificeerd en geregistreerd, wordt hiervan terstond melding gedaan aan de VWA.

  • 3 De runderen, bedoeld in het tweede lid, worden terstond afgezonderd van de overige runderen in het slachthuis. De ambtenaar van de VWA kan ter zake aanwijzingen geven.

  • 4 Runderen worden slechts geslacht indien bij de in het eerste lid bedoelde controle is gebleken dat de runderen overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a, zijn geïdentificeerd en geregistreerd.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, is het toegestaan de in het tweede lid bedoelde runderen te slachten indien:

    • a. voorzover het runderen betreft die zijn geïdentificeerd met één merk, is gebleken dat dit oormerk bij het rund behoort en dat van deze runderen de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, onderdeel 1, van richtlijn 64/432/EEG, juist en volledig in het I&R-systeem rund zijn vermeld;

    • b. voorzover het runderen betreft die zijn geïdentificeerd met één of twee merken en waarvan uitsluitend de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, onderdeel 1, derde en vierde gedachtestreepje van richtlijn 64/432/EEG, niet, niet juist of niet volledig in het I&R-systeem rund zijn vermeld, is gebleken dat dit onderscheidenlijk deze merken bij het rund behoren en nadat deze gegevens alsnog in het I&R-systeem rund zijn vermeld;

    • c. voorzover het na 1 januari 1998 geboren runderen betreft die zijn geïdentificeerd met één of twee merken en waarvan uitsluitend de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, onderdeel 1, vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, niet, niet juist of niet volledig in het I&R-systeem rund zijn vermeld, is gebleken dat dit onderscheidenlijk deze merken bij het rund behoren en ten aanzien van deze runderen, indien deze 12 maanden of ouder zijn, een onderzoek als bedoeld in artikel 10 van het Onderzoekingsregulatief 2002 heeft plaatsgevonden;

    • d. voorzover het runderen betreft die zijn geïdentificeerd met één of twee merken en waarvan uitsluitend de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, onderdeel 1, zevende gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, niet juist of niet volledig in het I&R-systeem rund zijn vermeld, is gebleken dat dit onderscheidenlijk deze oormerken bij het rund behoren, tenzij als gevolg van de ontbrekende gegevens de ambtenaar, bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de wet niet in staat is de herkomst van het rund vast te stellen in welk geval plaatsvindt, afhankelijk van de aard van de onjuistheid of onvolledigheid, een onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002, naar het gebruik van stoffen met hormonale, dan wel antihormonale werking of naar de aanwezigheid van [bèta]-agonisten, daaronder begrepen bestanddelen daarvan en eventuele omzettingsproducten, een onderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002, of een onderzoek als bedoeld in artikel 10 van het Onderzoekingsregulatief 2002.

§ 6. Identificatie en registratie van varkens

Artikel 28

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 29

  • 1 Op een bedrijf geboren varkens worden gemerkt binnen één week nadat zij zijn gespeend, of uiterlijk binnen 3 maanden na de geboorte, of zoveel eerder als zij van het bedrijf worden afgevoerd.

  • 2 Uit een derde land ingevoerde varkens worden op het bestemmingsadres gemerkt binnen 3 werkdagen vanaf de dag van aanvoer op het bestemmingsadres.

  • 3 Het tweede lid geldt niet indien het bestemmingsadres een slachthuis is, mits betrokken varkens op dit slachthuis binnen 3 werkdagen na aanvoer worden geslacht.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, worden slachtvarkens voordat ze van een bedrijf worden afgevoerd naar een slachthuis, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, gemerkt met een slachtmerk als bedoeld in artikel 8, derde lid.

  • 5 Varkens, waarbij merkverlies is opgetreden, worden terstond hermerkt.

Artikel 30

  • 1 Varkens gaan bij afvoer van een bedrijf, tijdens het vervoer en bij aanvoer op een bedrijf vergezeld van een vervoersdocument.

  • 2 Het vervoersdocument wordt in drievoud opgemaakt, waarbij een exemplaar bestemd is voor de houder die de varkens van zijn bedrijf afvoert, een exemplaar bestemd is voor de vervoerder en een exemplaar bestemd is voor de houder die de varkens op zijn bedrijf aanvoert.

  • 3 Het vervoersdocument wordt door de betrokken houders ondertekend en bevat tenminste de volgende gegevens:

    • a. datum en tijdstip van de aanvoer en van de afvoer;

    • b. UBN en naam, adres en woonplaats van het bedrijf van herkomst en van het bedrijf van bestemming daarbij aangegeven het bedrijfstype zoals opgenomen in artikel 1, onderdelen f tot en met i, van de Regeling varkensleveringen;

    • c. de UBN's van het oormerk, indien deze afwijken van het in onderdeel b bedoelde UBN van het bedrijf van herkomst en het serienummer van het oormerk;

    • d. het aantal en het soort varkens;

    • e. het certificeringnummer van het transportmiddel.

  • 4 Als vervoersdocument kan voor varkens, niet zijnde slachtvarkens, de bevestigde melding levering varkens gebruikt worden.

Artikel 31

  • 1 De houder houdt schriftelijk of elektronisch op een overzichtelijke wijze op het bedrijf een bedrijfsregister bij waarin hij terstond opneemt:

    • a. opgetreden merkverlies, onder vermelding van het oormerknummer en de datum;

    • b. aan- en afvoer van varkens op onderscheidenlijk van zijn bedrijf, onder vermelding van:

      • -

        het UBN van het bedrijf van herkomst of van het bedrijf van bestemming, of bij invoer of uitvoer naam, adres en woonplaats van deze bedrijven;

      • -

        oormerknummers;

      • -

        het aantal en het soort varkens;

      • -

        de datum;

      • -

        indien het de invoer van varkens betreft, het nummer van het gezondheidscertificaat;

      • -

        indien het uit een derde land ingevoerde varkens betreft en het betrokken bedrijf het bestemmingsadres is, het door het derde land toegekende identificatienummer en het oormerknummer van het op het bedrijf aangebrachte merk, en

      • -

        het certificeringnummer van het transportmiddel.

  • 2 Bij dit register worden de voor de houder bestemde exemplaren van het vervoersdocument dan wel in voorkomend geval een kopie van bevestigde melding levering varkens bewaard.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens worden drie jaar op het bedrijf bewaard.

Artikel 32

  • 1 De houder meldt de aan- en afvoer van varkens op, onderscheidenlijk van zijn bedrijf en de afvoer van dode varkens van zijn bedrijf binnen twee werkdagen aan de minister.

  • 2 De melding bevat de volgende gegevens:

    • a. het UBN van het betrokken bedrijf;

    • b. het UBN van het bedrijf van herkomst of van het bedrijf van bestemming van de varkens;

    • c. in voorkomend geval land van herkomst of land van bestemming;

    • d. het aantal en het soort varkens;

    • e. de datum, en

    • f. het certificeringnummer van het transportmiddel.

  • 3 De melding geschiedt per telefoon via het daartoe ingerichte voice response systeem of wordt op elektronische wijze toegezonden overeenkomstig de door de minister aangegeven wijze.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, kan het melden van de afvoer van dode varkens naar een verwerkingsbedrijf voor hoog-risicomateriaal of gespecificeerd hoog-risicomateriaal geschieden door tussenkomst van dit verwerkingsbedrijf, indien de houder het verwerkingsbedrijf hiertoe schriftelijk heeft gemachtigd.

Artikel 33

  • 1 Indien het bedrijf een slachthuis is, controleert de houder, overeenkomstig een door de minister goedgekeurd protocol, terstond na aanvoer of de varkens ingevolge artikel 13, eerste lid, onderdeel b, zijn geïdentificeerd en geregistreerd.

  • 2 Indien bij de in het eerste lid bedoelde controle blijkt dat varkens niet volledig zijn geïdentificeerd en geregistreerd, doet de houder hiervan terstond melding aan de VWA.

§ 7. Identificatie en registratie van schapen en geiten

Artikel 34

  • 1 Alle schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 zijn geboren, zijn tenminste met één merk gemerkt.

  • 2 In zoverre in afwijking van het eerste lid, worden schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 op een bedrijf zijn geboren gemerkt binnen één maand na de geboorte of zoveel eerder als zij van het bedrijf worden afgevoerd.

  • 3 De termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening 21/2004, waarbinnen een schaap of geit moet zijn gemerkt, bedraagt voor het aanbrengen van het eerste merk één maand na de geboorte en voor het aanbrengen van het tweede merk zes maanden na de geboorte of zoveel eerder als het schaap of de geit wordt afgevoerd of over de openbare weg wordt verplaatst.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan een schaap die de leeftijd van één week nog niet heeft bereikt en dat nog niet is gemerkt, worden verplaatst over de openbare weg ten behoeve van een verplaatsing binnen het bedrijf, indien het desbetreffende schaap wordt verplaatst in gezelschap van het moederdier.

  • 5 De termijn, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van verordening 21/2004, waarbinnen de merken bij een uit een derde land ingevoerd schaap of geit worden aangebracht, bedraagt drie werkdagen vanaf de dag van aanvoer op het bedrijf.

  • 6 Indien het bedrijf een schapenverzamelcentrum of een geitenverzamelcentrum is, merkt de houder de op zijn bedrijf aangevoerde schapen, onderscheidenlijk geiten terstond na aanvoer met een slachtmerk als bedoeld in artikel 8, achtste lid.

Artikel 34a

  • 1 Indien een schaap dat, of een geit die door één merk is geïdentificeerd het merk heeft verloren, hermerkt de houder het schaap of de geit terstond met een vervangend merk.

  • 2 Indien een schaap of geit, geboren na 9 juli 2005, dat of die door middel van twee merken is geïdentificeerd, één merk heeft verloren, bestelt de houder terstond een vervangend merk met dezelfde UBN- en volgnummercombinatie en hermerkt het schaap of de geit zodra het merk in zijn bezit is.

  • 3 Een houder kan bij een schaap of geit, geboren op of voor 9 juli 2005, een tweede merk met dezelfde UBN- en volgnummercombinatie aanbrengen.

Artikel 35

  • 1 Als verplaatsingsdocument, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 21/2004, wordt het model vervoersdocument gebruikt, zoals opgenomen in bijlage III.

  • 2 Het vervoersdocument wordt in drievoud opgemaakt, waarbij een exemplaar bestemd is voor de houder die de schapen of geiten van zijn bedrijf afvoert, een exemplaar bestemd is voor de vervoerder en een exemplaar bestemd is voor de houder die de schapen of geiten op zijn bedrijf aanvoert.

  • 3 Het vervoersdocument wordt overeenkomstig de op het document vermelde instructies door betrokken houders ondertekend.

Artikel 36

  • 1 De houder tekent binnen drie dagen nadat het schaap of de geit overeenkomstig verordening 21/2004 en artikel 34 is geïdentificeerd de gegevens, bedoeld in deel B, onderdeel I, van de bijlage van verordening 21/2004 aan in het register, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 21/2004, alsmede:

    • a. het jaar van geboorte en de identificatiedatum van de op het bedrijf geboren schapen en geiten;

    • b. de maand en het jaar waarin een schaap of geit op het bedrijf is gestorven;

    • c. het land van herkomst en het nummer van het gezondheidscertificaat, indien de op het bedrijf aangevoerde schapen en geiten zijn aangevoerd uit een derde land;

    • d. het aantal op het bedrijf aanwezige schapen of geiten die overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van verordening 2004/21 en artikel 34 zijn geïdentificeerd, en

    • e. het uitscharen van schapen of geiten, onder vermelding van het aantal betrokken dieren, het UBN van de vestiging van het inscharende bedrijf, dan wel de naam, het adres en de woonplaats, alsmede het UBN op het merk, de geboorte en sterfte met datum en de datum waarop het uitscharen is aangevangen en is beëindigd.

  • 2 Indien het bedrijfsregister schriftelijk wordt bijgehouden, tekent de houder de in het eerste lid bedoelde gegevens aan in het door de minister verstrekte bedrijfsregister dat overeenkomt met het in bijlage II, onder B, vastgestelde model.

  • 3 Bij het bedrijfsregister worden de voor de houder bestemde exemplaren van het vervoersdocument bewaard.

  • 4 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden gedurende drie jaar op het bedrijf bewaard.

Artikel 37

  • 1 De houder van schapen of geiten verricht de telling zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening 21/2004 jaarlijks op 1 november.

  • 2 De houder verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk op het daartoe ter beschikking gestelde formulier, binnen de termijn, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van verordening 21/2004.

  • 3 Op het formulier worden tevens de gegevens, bedoeld in deel D, onderdeel 1, derde en vijfde gedachtestreepje, van de bijlage van verordening 21/2004 verstrekt, tenzij deze gegevens reeds op het formulier zijn vermeld.

  • 4 Het eerste lid geldt niet voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitsluitend één of meer schapen inschaart.

Artikel 38

  • 1 Indien het bedrijf een slachthuis is, controleert de houder, overeenkomstig een door de minister goedgekeurd protocol, terstond na aanvoer of de schapen of geiten overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel c, zijn geïdentificeerd.

  • 2 Indien bij de in het eerste lid bedoelde controle blijkt dat schapen of geiten niet volledig zijn geïdentificeerd, doet de houder hiervan terstond melding aan de VWA.

  • 3 De schapen of geiten, bedoeld in het tweede lid, worden terstond afgezonderd van de overige schapen en geiten in het slachthuis. De ambtenaar van de VWA kan ter zake aanwijzingen geven.

  • 4 Schapen en geiten worden slechts geslacht indien bij de in het eerste lid bedoelde controle is gebleken dat de schapen en geiten overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel c, zijn geïdentificeerd.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, is het toegestaan de in het tweede lid bedoelde schapen of geiten te slachten indien een onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002 heeft plaatsgevonden.

§ 8. Overige bepalingen

Artikel 39

Het is verboden dieren die niet overeenkomstig deze regeling zijn geïdentificeerd of zijn geregistreerd, te houden, te verhandelen, te vervoeren, aan te voeren of af te voeren.

Artikel 40

  • 1 Het is in de situaties, bedoeld in artikel 1, eerste lid, artikel 3 en artikel 4, van verordening 494/98, verboden runderen op een bedrijf aan te voeren of van een bedrijf af te voeren, dan wel van deze bedrijven afkomstige runderen te vervoeren of te verhandelen.

  • 2 Het is in de situatie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening 494/98, verboden runderen van een bedrijf af te voeren, dan wel van deze bedrijven afkomstige runderen te vervoeren of te verhandelen.

Artikel 41

  • 1 In afwijking van de artikelen 39 en 40 kan de minister uit het oogpunt van de gezondheid en het welzijn van de dieren op het bedrijf toestemming geven voor het rechtstreekse vervoer naar het slachthuis, dat plaatsvindt onder toezicht van ambtenaren als bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet.

  • 2 Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3 De artikelen 39 en 40 gelden niet met betrekking tot de afvoer van kadavers van runderen van een bedrijf en bij vervoer van kadavers van runderen, mits de kadavers rechtstreeks worden vervoerd naar een verwerkingsbedrijf voor hoog- of gespecificeerd hoog-risicomateriaal en de kadavers ten minste in één oor zijn gemerkt.

Artikel 42

In zoverre in afwijking van de artikelen 39 en 40, tweede lid, behoeft bij rechtstreeks vervoer van runderen naar een slachthuis en bij aanvoer van runderen op een slachthuis niet te zijn voldaan aan artikel 13, eerste lid, onderdeel a, indien slechts één van de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde, vierde, vijfde en zevende gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG ontbreekt.

Artikel 43

  • 1 Degene die ingevolge deze regeling gegevens moet melden, bijhouden of vermelden op daartoe bestemde bescheiden, doet dit volledig, juist en naar waarheid.

  • 2 Het bijhouden of vermelden van de in het eerste lid bedoelde gegevens geschiedt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij degene die zij ingevolge deze regeling moet bijhouden of vermelden.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, gedurende drie jaar bewaard.

§ 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 44

  • 1 Indien een houder van dieren op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling overeenkomstig artikel 2 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 is geregistreerd, geldt deze registratie als een registratie overeenkomstig artikel 2 van deze regeling.

  • 3 Ontheffingen van het bij of krachtens artikel 3 van de Verordening identificatie en registratie varkens 1998 bepaalde die zijn verleend aan een houder van fokvarkens en op grond waarvan het die houder is toegestaan fokvarkens te merken met een tatoeage, gelden tot 1 januari 2004 als een ontheffing van artikel 8 van deze regeling.

  • 4 In afwijking van de artikelen 29, eerste en derde lid, en 34, eerste en vierde lid, hoeven varkens, schapen en geiten die vóór 1 februari 2003 vanuit een derde land worden ingevoerd waarbij het bestemmingsadres een slachthuis is, niet te worden gemerkt overeenkomstig deze regeling mits de dieren op dit slachthuis binnen 30 dagen na aanvoer worden geslacht.

  • 5 De houder neemt de schapen en geiten die ingevolge artikel 34, eerste lid, alsnog worden gemerkt uiterlijk 1 mei 2003 op in het bedrijfsregister, bedoeld in artikel 36, en vermeldt daarbij het oormerknummer van het aangebrachte merk en, voor zover bekend, de geboortedatum van het desbetreffende schaap of de desbetreffende geit.

  • 6 Tot 1 februari 2003 kan de houder van schapen of geiten gebruik maken van het bedrijfsregister, respectievelijk het vervoersdocument dat overeenkomt met het model dat is opgenomen in Bijlage II, onderdeel B, respectievelijk Bijlage III, van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002.

Artikel 45

  • 1 De Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft de regeling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing voor zover dat voor de strafrechtelijke handhaving van de daarin opgenomen bepalingen noodzakelijk is.

Artikel 46

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003, met uitzondering van artikel 34, eerste lid, dat op 1 mei 2003 in werking treedt.

Artikel 47

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling identificatie en registratie van dieren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B.J. Odink

Bijlage I. behorende bij artikel 8

A. Algemene eisen aan oormerken en slachtmerken

1. Het oormerk is vervaardigd van geel thermoplastisch kunststof en bestaat uit twee delen, te weten een mannelijk deel met een verbindingspen en een vrouwelijk deel met een kamer waarin de stift van het mannelijk deel kan worden vergrendeld.

2. In zoverre in afwijking van punt 1, zijn het oormerk, bedoeld onder D, punt 2, van deze bijlage, en het slachtmerk beugelmerken. Het slachtmerk is vervaardigd van metaal.

3. De delen van een oormerk als bedoeld in punt 1 kunnen slechts op één manier gesloten worden. Indien de delen van het oormerk op een andere manier gesloten worden of op een andere wijze aan elkaar bevestigd worden of worden verwijderd na het aanbrengen van het merk, treedt duidelijk zichtbaar zodanige vormverandering van het merk op, dat het niet opnieuw kan worden gebruikt.

4. Het materiaal waarvan het oormerk en het slachtmerk zijn vervaardigd:

a. trekt geen vuil aan;

b. heeft een glad oppervlak;

c. is goed reinigbaar, en

d. wekt na het aanbrengen geen allergische reactie bij het dier op.

5. Het oormerk en het slachtmerk zijn dusdanig vormgegeven dat:

a. de kans op het uitscheuren van het oor van het dier minimaal is;

b. geen blijvende irritatie aan het oor van het dier kan optreden;

c. het merk geen scherpe hoeken en randen bevat, en

d. bij het aanbrengen van het merk geen ruwe of rafelige wond ontstaat, die een vertraagde genezing van de wond of het optreden van infecties tot gevolg kan hebben.

6. De verbindingspen van het oormerk, bedoeld in punt 1:

a. is rond en glad afgewerkt, en

b. heeft een lengte waardoor - rekening houdend met de groei van het oor van het dier - geen irritatie en onnodige overlast wordt veroorzaakt aan het oor van het dier waaraan het oormerk is aangebracht.

7. De duurzaamheid van het oormerk en het slachtmerk is afgestemd op de gebruiksduur. Het merk voldoet gedurende de totale gebruiksduur aan de volgende eisen:

a. het merk vervormt niet blijvend of wordt niet breekbaar bij temperaturen tussen 10 oC beneden het vriespunt en 40 oC boven het vriespunt, onder invloed van het klimaat dat heerst in stallen of onder invloed van ultraviolet licht, zoals dat voorkomt in daglicht;

b. de eigenschappen van het merk zijn zodanig, dat het aangebrachte merk aan het dier bevestigd blijft, en

c. de informatie op het merk is aangebracht in zwart schrift en is onder normale bedrijfsomstandigheden te allen tijde goed leesbaar.

B. Eisen aan oormerken runderen

1. De voor runderen toegelaten oormerken zijn grote en kleine merken van de hieronder vermelde afmetingen die zijn geleverd door de volgende ondernemingen:

a. Allflex

groot merk: hoogte van 71 mm en breedte van 63 mm, en

klein merk: hoogte van 58 mm en breedte van 63 mm.

b. Chevillot

groot merk: hoogte van 71 mm en breedte van 63 mm, en

klein merk: hoogte van 56 mm en breedte van 57 mm.

c. Daploma

groot merk: hoogte van 74 mm en breedte van 62 mm, en

klein merk: hoogte van 48 mm en breedte van 61 mm.

d. Y-tex

groot merk: hoogte van 99 mm en breedte van 64 mm, en

klein merk: hoogte van 83 mm en breedte van 50 mm.

2. De merkdelen zijn gewaarmerkt door middel van een ingeperst logo, bestaande uit de letters NL en LNV in een cirkel.

3. Op ten minste een van de merkdelen van een van de twee aan te brengen oormerken staat een streepjescode die de ID-code representeert vermeld en op beide merkdelen van elk oormerk staat vermeld:

a. een ID-code, bestaande uit de landcode NL en 9 cijfers, en

b. indien het een vervangend merk als bedoeld in artikel 16 betreft, het versienummer weergegeven in Romeinse cijfers van het vervangend merk in een rechthoekig kader.

4. De gegevens, bedoeld in punt 3, onder a en b, zijn op de twee bij een rund aan te brengen merken gelijkluidend.

C. Eisen aan oormerken en slachtmerken varkens

1. De voor varkens toegelaten oormerken zijn de merken die zijn geleverd door de volgende ondernemingen:

a. SMW Handel en Engineering B.V.;

b. Splitthoff Gmbh;

c. Metagam N.V.;

d. Merko B.V.;

e. Metal and Plastics Supplies Hut B.V.;

f. Schippers Bladel B.V.

g. Harbers Handelsonderneming;

h. Bio Enterprise B.V.;

i. Record B.V.;

j. Nutrifarm AB B.V., en

k. Dalton Continental B.V..

2. De voor varkens toegelaten slachtmerken zijn de merken die zijn geleverd door de volgende ondernemingen:

a. Metal and Plastics Supplies Hut B.V.;

b. Record B.V., en

c. Merko B.V..

3. Op het merkdeel van het oormerk dat na aanbrengen van het merk direct zichtbaar is, staat uitsluitend vermeld:

a. de letters `NL', gevolgd door het UBN van het bedrijf waar het varken geboren is, dat een minimale hoogte van 7 millimeter en maximale hoogte van 10 millimeter heeft, en

b. de letter `I&R' of het onderstaande logo:

Bijlage 55372.png

4. Op het merkdeel, niet zijnde het merkdeel, bedoeld in punt 3, kunnen aanvullende gegevens worden aangebracht.

5. In één zijde van het slachtmerk zijn in de afmeting van 6,5 bij 3,5 millimeter, de volgende gegevens gestanst:

a. het UBN van het bedrijf waarvan het varken voor de slacht wordt afgevoerd, en

b. het logo, zoals afgebeeld in punt 3, onder b.

6. Een rond oormerk heeft een diameter van maximaal 30 millimeter. Bij oormerken met een andere vorm bedraagt de afstand vanaf het hart van de bevestiging tot de buitenrand maximaal 25 millimeter.

7. Een slachtmerk heeft een lengte van maximaal 55 millimeter.

8. Het gewicht van een oormerk dat wordt aangebracht bij een varken dat ouder dan 6 maanden is, bedraagt maximaal 10 gram. Het gewicht van de overige oormerken en de slachtmerken bedraagt maximaal 4 gram.

D. Eisen aan oormerken en slachtmerken schapen en geiten

1. De voor schapen en geiten toegelaten oormerken zijn de volgende merken die zijn geleverd door de volgende ondernemingen:

a. Snaptag van Dalton Continental B.V.;

b. K12 van Metaalwarenfabriek Hut B.V.;

c. Splitthoff Ready-Mini van Beljaars Schapenpraktijk (Advies en Producten), en

d. Combi Mini van SWM Handel en Engineering B.V..

2. Het voor schapen van de rassen Ouessant, Skudde, Soay, Clun Forest en Kerry Hill en voor dwerggeiten toegelaten oormerk is het type merk `TB Tag' dat geleverd wordt door SWM Handel en Engineering B.V.. Onder dwerggeit wordt voor de toepassing van punt 2 verstaan: een geit die op de leeftijd van 30 dagen een schofthoogte heeft van maximaal 25 centimeter en indien deze volwassen is een schofthoogte heeft van maximaal 55 centimeter indien de geit van het vrouwelijk geslacht is, en van maximaal 60 centimeter indien de geit van het mannelijk geslacht is.

3. De voor schapen toegelaten slachtmerken zijn de merken die zijn geleverd door de volgende ondernemingen:

a. Metal and Plastics Supplies Hut B.V., en

b. Record B.V..

4. Op het mannelijk merkdeel van het oormerk, bedoeld in punt 1, dat na aanbrengen van het merk direct zichtbaar is, staat vermeld, met een hoogte van minimaal 7 millimeter en maximaal 10 millimeter:

a. de letters `LNV';

b. daaronder de letters `NL' gevolgd door het UBN, en

c. daaronder het uniek volgnummer.

5. Op het oormerk, bedoeld in punt 2, staat achtereenvolgens vermeld de letters `NL', het UBN, het uniek volgnummer en de letters `LNV'.

6. Op het merkdeel, niet zijnde het merkdeel waarop de gegevens, bedoeld in punt 4, zijn aangebracht, kunnen aanvullende gegevens worden aangebracht.

7. In het slachtmerk is gestanst het UBN van het verzamelcentrum, het uniek volgnummer en een deel van het slachtmerk, niet zijnde het deel waarop de gegevens zijn vermeld, is oranje gekleurd.

8. Het oormerk, bedoeld in punt 1, heeft een afmeting van maximaal 48 bij 45 millimeter, het oormerk, bedoeld in punt 2, heeft een afmeting van 38 bij 8 millimeter en een slachtmerk heeft een afmeting van 43 bij 10 millimeter.

9. Het gewicht van het oormerk of het slachtmerk bedraagt maximaal 7,5 gram.

E. Eisen aan tatoeage geiten

1. De tatoeage bestaat uit de letters `NL' gevolgd door het UBN van het bedrijf waar de geit is geboren en een uniek volgnummer.

2. De tatoeage wordt aangebracht in de kleuren zwart of groen.

3. De tatoeage wordt aangebracht met een daarvoor geschikte tang op een zodanige wijze dat de tekens goed leesbaar blijven.

F. Eisen aan bevestigingstang

1. De bevestigingstang, waarmee het merk wordt aangebracht, is een voor het aan te brengen merk geschikte tang.

2. De bevestigingstang voldoet aan de volgende eisen:

a. de vorm van de bevestigingstang is dusdanig dat het merk er slechts op één manier in geplaatst kan worden;

b. de bevestigingstang opent automatisch met het aanbrengen van het merk en schuift gemakkelijk van het merk af, nadat dit is aangebracht;

c. bij gebruik van de bevestigingstang is voldoende zicht op het oor van het dier mogelijk;

d. het aanbrengen van het merk is met behulp van de bevestigingstang duidelijk waarneembaar, en

e. de bevestigingstang kan onder alle omstandigheden met een normale krachtsinspanning met één hand bediend worden.