2.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 16-01-2015]
Paragraaf 1.2, onderdeel h, van dit besluit definieert een entiteit als een onderneming
al dan niet tezamen met een of meer daarmee direct of indirect in bestuurlijk, financieel,
administratief of maatschappelijk opzicht verbonden belastingplichtigen. Hierna zal
worden aangegeven op welke wijze entiteiten dienen te worden gevormd.
Vorming van entiteiten houdt in, dat de tot een entiteit behorende belastingplichtigen
worden opgenomen in een gezamenlijk dossier om, indien daartoe aanleiding bestaat,
een gezamenlijke behandeling mogelijk te maken.
Stap 1: het structuurschema
Voordat een entiteit kan worden gevormd, moet duidelijk worden welke verbanden tussen
belastingplichtigen onderling bestaan. Het overzicht van deze onderlinge – fiscaal
relevante – relaties wordt een structuurschema genoemd. In het structuurschema worden
ook opgenomen de belastingplichtigen die buiten Nederland wonen of zijn gevestigd.
De opbouw van het structuurschema geschiedt als volgt. Allereerst wordt vanuit iedere
onderneming die hierna genoemd is, bepaald welke belastingplichtigen hiermee verbonden
zijn.
De ondernemingen van waaruit het structuurschema wordt gebouwd, zijn:
-
1. een eenmanszaak (paragraaf 2.2),
-
2. een vennootschap (paragraaf 2.3),
-
3. een maatschap (paragraaf 2.4),
-
4. een commanditaire vennootschap (paragraaf 2.5).
In de genoemde paragrafen wordt per onderneming aangegeven welke belastingplichtigen
in het structuurschema bij deze onderneming gevoegd dienen te worden. Er is hierbij
gekozen voor een opbouw van beneden naar boven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat vanuit
de maatschap wordt gekeken naar de maten, vanuit de vennootschap naar de aandeelhouders
en vanuit de commanditaire vennootschap naar de (beherende en commanditaire) vennoten.
Vanuit iedere onderneming die men tijdens de opbouw tegenkomt, wordt weer verder opgebouwd
volgens de in de paragrafen omschreven regels.
Indien een belastingplichtige gevoegd dient te worden bij meer ondernemingen, dienen
deze alle in een structuurschema opgenomen te worden.
Stap 2: ‘Knippen’
Bij de uitvoering van stap 1 ontstaat een structuurschema. Vanuit het structuurschema
wordt een entiteit gebouwd. Hierbij bestaan de volgende mogelijkheden:
-
1. Het structuurschema vormt de entiteit; bijvoorbeeld de BV met de 100%-aandeelhouder.
-
2. In het structuurschema moet ‘geknipt’ worden. In paragraaf 2.6 wordt aangegeven waar
in het structuurschema de ‘knip(pen)’ moet(en) worden gelegd.
Is ingevolge paragraaf 2.6 geen ‘knip’-bepaling van toepassing, dan vormt het structuurschema
de entiteit.
Bijzondere bepalingen
In paragraaf 2.7 komen enkele bijzondere situaties aan de orde. Het gaat om gevallen
waarvoor geen structuurschema in de regeling wordt beschreven, of waarvoor niet geknipt,
maar bijgevoegd moet worden. In paragraaf 2.8 wordt aangegeven hoe de entiteitvorming
plaats dient te vinden bij grensoverschrijdende situaties.