Wet dualisering provinciebestuur

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2006 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 12-03-2003 t/m 30-09-2012

Wet van 16 januari 2003 tot wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur te dualiseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

Artikel VII

  • 1 De in artikel I, onderdelen BBBB en CCCC, bedoelde verordeningen worden vastgesteld vóór de vaststelling van de begroting over het jaar 2004, doch uiterlijk op 15 november 2003.

  • 3 Provinciale staten kunnen besluiten de termijn, bedoeld in het tweede lid, voor de vaststelling van de in artikel I, onderdeel DDDD, bedoelde verordening en de in artikel I, onderdelen F, R en EE, bedoelde gedragscodes met ten hoogste een jaar te verlengen.

Artikel VIII

De in artikel I, onderdeel JJ, bedoelde rekenkamer wordt ingesteld, onderscheidenlijk regels betreffende uitoefening van de rekenkamerfunctie worden vastgesteld, vóór 1 januari 2005.

Artikel IX

  • 2 Tot de datum waarop de griffier wordt benoemd, staat de secretaris provinciale staten en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde en blijft de door provinciale staten vastgestelde instructie op de secretaris van toepassing.

Artikel X

  • 1 De in artikel I, onderdeel CCCC, bedoelde accountantsverklaring en het in dit onderdeel bedoelde verslag van bevindingen voldoen met ingang van het jaar 2004 aan de in of krachtens dit onderdeel gestelde eisen.

Artikel XI

  • 1 De ambtenaar die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet werkzaam is op basis van een aanstelling door provinciale staten, wordt met ingang van deze datum geacht te zijn aangesteld door gedeputeerde staten.

  • 2 De door provinciale staten op grond van de artikelen 125, 125c en 134 van de Ambtenarenwet vastgestelde voorschriften die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet gelden worden met ingang van deze datum geacht te zijn vastgesteld door gedeputeerde staten.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die door provinciale staten voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet is benoemd om hen met ingang van deze datum als griffier te ondersteunen dan wel om met ingang van deze datum op de griffie werkzaam te zijn.

Artikel XII

Commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 80 van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkintreding van artikel I van deze wet en waaraan voor deze datum bevoegdheden zijn overgedragen, kunnen deze bevoegdheden tot uiterlijk twee jaar na deze datum blijven uitoefenen of, bij eerdere opheffing van de commissie, tot de datum van opheffing, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding.

Artikel XIII

Commissies als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet, zoals dat luidt met ingang van de inwerkingtreding van artikel I van deze wet, voldoen uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van artikel I van deze wet aan de in artikel 82 van de Provinciewet gestelde eisen.

Artikel XIV

Artikel 89 van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet blijft van toepassing op vaste commissies van advies aan gedeputeerde staten of aan de commissaris van de Koning die zijn ingesteld voor deze datum, tot de dag van eerste samenkomst van de bij de periodieke verkiezing van 2003 gekozen leden van provinciale staten.

Artikel XV

Artikel XVI

Op besluiten van provinciale staten die zijn genomen op grond van artikel 151 van de Provinciewet, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 26 van de Tijdelijke referendumwet, zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, van toepassing.

Artikel XVII

Onze Minister zendt voor 1 januari 2006 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel XIX

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2 Indien het Staatsblad waarin het koninklijk besluit tot inwerkingtreding wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 november 2002, wordt in dit koninklijk besluit bepaald dat artikel III in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het koninklijk besluit wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 december 2002.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 januari 2003

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de zeventiende januari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner