De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, gelet op artikel 5
van de Wet personenvervoer 2000, artikel 5 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
plaatsvervangend secretaris-generaal en diensthoofden Verkeer en Waterstaat 2001,
en
artikel 2 van het Instellingsbesluit Inspectie Verkeer en Waterstaat, maakt bekend dat bij de uitleg van de term 'permanent en daadwerkelijk leiding geven
aan het vervoer' in het kader van de toetsing van de vakbekwaamheid in het taxivervoer
de volgende regels en uitgangspunten in acht worden genomen.
De taxivervoerder dient te voldoen aan de eis van vakbekwaamheid op grond van artikel
9 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) en artikel 26 eerste lid van het Besluit
personenvervoer 2000 (Bp2000). Artikel 26 tweede lid Bp2000 bepaalt dat dit het geval
is indien degene die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het vervoer aan
de eis van vakbekwaamheid voldoet, of, indien deze leiding bij meer personen berust,
tenminste een van hen. Een dergelijk persoon dient te beschikken over een bewijs van
vakbekwaamheid als bedoeld in art. 28 Bp2000 of op grond van artikel 116 van de Wp2000
vakbekwaam te zijn. Dit houdt in dat deze persoon een erkend getuigschrift kan overleggen
of een EG-verklaring, of op grond van het bezit van een vergunning voor taxivervoer
of groepsvervoer vóór 1 augustus 1978 respectievelijk op 1 januari 1982 vakbekwaam
wordt geacht.
Volgens de Nota van Toelichting bij het Bp 2000 (Stb. 2000, 563) wordt met 'daadwerkelijk'
bedoeld dat slechts een natuurlijk persoon kan worden belast met de leiding en dat
deze persoon inhoudelijk betrokken dient te zijn; met 'permanent' wordt bedoeld dat
de vakbekwame leidinggevende continu moet zijn betrokken bij het vervoer. Deze beleidsregel
geeft een nadere uitleg. Bij de uitleg van wat onder 'permanent en daadwerkelijk leiding
geven aan het vervoer' moet worden verstaan is de omvang van de vervoerder van belang.
De vervoerders worden in het kader van deze beleidsregel daarom in categorieën onderverdeeld.