Belastbaarheid van beleggingen in teak- en andere houtprojecten

[Regeling vervallen per 29-12-2016.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-07-2008 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 28-12-2016

Belastbaarheid van beleggingen in teak- en andere houtprojecten

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. De belastbaarheid van beleggingen in teak- en andere houtproducten is voor de Wet op de inkomstenbelasting 1964 neergelegd in het besluit van 10 februari 1999, nr. DB98/4748M.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Nederlandse particuliere beleggers participeren in de exploitatie van diverse boomplantages. De fiscale aspecten voor de particuliere participant zijn voor de toepassing van de Wet IB 1964 neergelegd in het Besluit van 10 februari 1999, nr. DB98/4748, BNB 1999/119. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 heb ik de fiscale gevolgen gekwalificeerd.

2. Soorten producten

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Er is een onderscheid te maken tussen een directe en een indirecte participatie in houtprojecten. Onder een indirecte participatie wordt bijvoorbeeld verstaan de deelname via aandelen in een besloten vennootschap of de deelname in de vorm van een kapitaalverzekering. De indirecte participatie wordt in de heffing van inkomstenbelasting betrokken op de wijze die gebruikelijk is voor de desbetreffende participatievorm en blijft hier buiten beschouwing. De gevolgen voor de heffing van de inkomstenbelasting voor de belastingplichtige die een directe participatie heeft, worden hierna beschreven.

3. Beschrijving directe participaties

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Bij de directe participatie stort de participant een bepaald bedrag waarmee hij het recht verkrijgt op (een deel van) de kapopbrengst van de houtopstand van een stuk grond. De wijze waarop dit wordt vormgegeven varieert enigszins. In sommige gevallen bestaat gedurende de looptijd van het project een beperkt genotsrecht op het perceel. Een enkele keer is sprake van tijdelijke eigendom van het perceel. In een groot aantal gevallen is er een vorm van (economische) eigendom van de boomopstand. De betaling ziet veelal mede op de verzorging, het onderhoud, de kap en het vervoer van de bomen, het gebruik van de grond, een vergoeding bij schade aan de bomen en de mogelijkheid om de bomen te verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs. Soms wordt apart afgerekend voor dergelijke faciliteiten.

De plantage is eigendom van een bosbouwer; in het algemeen (gelieerd aan) de projectorganisatie. De deelname door de participant vangt meestal aan op het tijdstip waarop de bomen worden aangeplant of net zijn aangeplant. De verzorging en het onderhoud van de bomen en het perceel worden uitgevoerd door de bosbouwer dan wel een daaraan gelieerde onderneming. In bepaalde gevallen worden het onderhoud en de verzorging voor de gehele duur van het project uitbesteed aan een derde. De projecten lopen veelal circa 20 jaar. Aan het eind vindt de zogenoemde eindkap plaats. Daarnaast zijn er tussenkappen, doorgaans na 8, 12 respectievelijk 16 jaar. De organisatie draagt zorg voor de verkoop van het hout en maakt het gedeelte van de opbrengst dat toekomt aan de participant aan deze over.

4. Beoordeling directe participaties

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

De directe participatie valt in het algemeen onder het inkomen uit sparen en beleggen. Vanwege de aard en de omvang van de participatie valt deze in de regel niet onder het inkomen uit werk en woning.

5. Vrijstelling voor bos

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Bossen zijn vrijgestelde bezittingen (artikel 5.7, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). Met de term ‘bossen’ wordt in deze bepaling de onroerende zaak bedoeld die als bos kan worden betiteld en waarvan men de volle eigendom heeft. Van volle eigendom is sprake als men het volledige gebruiks- en genotsrecht én het gehele belang bij de waardemutatie van de grond en het daarop aanwezige bos heeft. Bij de directe participatie wordt hieraan veelal niet voldaan, in welk geval de vrijstelling niet van toepassing is.

6. Waardering participaties

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

De participatie dient gewaardeerd te worden op de waarde in het economische verkeer. Voor de waardering kan in veel gevallen aangesloten worden bij de aan- en verkoopprijzen van de participaties zoals die op of rond de peildatum worden gehanteerd.

7. Voorkoming van dubbele belasting

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Opgemerkt wordt dat bij de belastingheffing over opbrengsten die in het buitenland zijn behaald, de regels ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing zijn. De inkomsten uit directe participaties worden op grond van de op het OESO-modelverdrag gebaseerde verdragen in dat kader aangemerkt als inkomsten uit onroerende zaken. De belastingheffing over deze inkomsten is meestal toegewezen aan het land waarin de plantage is gelegen. Indien er geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is met het desbetreffende land, wordt er enkel voorkoming van dubbele belasting verleend ingeval de resultaten aldaar zijn onderworpen aan een heffing naar het inkomen.

De participatie is door sommige beleggers gefinancierd met een geldlening. Ter bepaling van het bedrag waarvoor voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, dient (het gedeelte van) de lening waarmee de participatie is gefinancierd, te worden gesaldeerd met de waarde van de participatie. Het bedrag wordt vervolgens bepaald door het forfaitaire rendement (artikel 5.2, Wet IB 2001) toe te passen op het saldo.

Het is mogelijk dat door de aftrek van rente onder de Wet IB 1964 over de jaren voor 2001 sprake was van negatieve buitenlandse inkomsten uit de directe participatie. Hierop is de inhaalregeling van toepassing. Voor deze inhaalregeling geldt een overgangsbepaling, te weten artikel 54 van het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting 2001. Volgens het eerste lid van dit artikel wordt een bedrag dat onder de inhaalregeling valt, aangemerkt als een naar het jaar 2001 over te brengen bedrag aan negatief buitenlands inkomen uit werk en woning. Hierbij blijft de afzonderlijke methode van toepassing; de overgang vindt dus, net als bij de reguliere inhaalregeling, plaats per Mogendheid.

8. Tot slot

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Aanbieders van houtprojecten die duidelijkheid willen hebben over de fiscale aspecten van hun product, kunnen zich desgewenst melden bij de Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen, Postbus 18280, 3501 CG, Utrecht.

Dit besluit geldt met ingang van het belastingjaar 2001.