Besluit financiële zekerheid milieubeheer

[Regeling vervallen per 10-11-2009.]
Geraadpleegd op 19-11-2024.
Geldend van 01-06-2008 t/m 09-11-2009

Besluit van 8 februari 2003, houdende regels met betrekking tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van vergunningvoorschriften en voor aansprakelijkheid krachtens de Wet milieubeheer (Besluit financiële zekerheid milieubeheer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 maart 2002, nr. MJZ2002027619, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 8.15, eerste lid, onder a en b, en 8.20, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2002, no. W08.02.0158/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 februari 2003, nr. MJZ2003007843, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Definities en reikwijdte

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

wet: Wet milieubeheer;

vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet;

bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning voor de betrokken inrichting te verlenen;

schade aan de bodem: schade die voortvloeit uit door een inrichting veroorzaakte verontreiniging van de bodem;

bijlage: bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op het stellen van financiële zekerheid voor inrichtingen die worden gedreven door het Rijk.

§ 2. Nakoming van de vergunningverplichtingen

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voor een inrichting in categorieën van gevallen als aangewezen in bijlage 1, voorschriften verbinden, die voor degene die de inrichting drijft, de verplichting inhouden tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van krachtens de vergunning voor hem geldende verplichtingen ten aanzien van het opslaan van in de vergunning aangegeven afvalstoffen of ten aanzien van het beheer van afvalstoffen na het beëindigen van de activiteiten in die inrichting.

  • 2 Het bevoegd gezag betrekt hierbij in ieder geval:

    • a. de specifieke omstandigheden van het betreffende bedrijf, de solvabiliteit en de aanwezigheid van een milieuzorgsysteem,

    • b. de aard en de omvang van de afvalstoffen,

    • c. de frequentie van het afvoeren van de afvalstoffen,

    • d. de verhouding tussen de maximaal te verwachten kosten van beheer van afvalstoffen en de hoogte van de kosten voor het stellen van financiële zekerheid,

    • e. het reeds zodanig vrijwillig gesteld zijn van financiële zekerheid door degene die de inrichting drijft, dat de krachtens de vergunning voor hem geldende verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden nagekomen, en

    • f. de naleving van aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, is het bedrag waarvoor de financiële zekerheid in stand wordt gehouden niet hoger dan redelijkerwijs nodig is ter dekking van de kosten voor nakoming van de in artikel 3 bedoelde verplichtingen voor degene die de inrichting drijft.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, kan het bepalen op welke wijze aan die verplichting uitvoering wordt gegeven.

  • 2 Indien het bevoegd gezag gebruik maakt van deze bevoegdheid, kan het een of meer van de volgende vormen van financiële zekerheid voorschrijven:

    • a. een borgtocht of een bankgarantie;

    • b. een hypotheek- of pandrecht;

    • c. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds dat naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende waarborg biedt dat de kosten van nakoming zijn gedekt;

    • d. het treffen van enige andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijkwaardig is aan een vorm van financiële zekerheid als bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

  • 3 Het bevoegd gezag respecteert zoveel mogelijk de vorm van financiële zekerheid die de voorkeur geniet van degene die de inrichting drijft.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, wordt die zekerheid in stand gehouden tot het moment waarop degene die de inrichting drijft, na het beëindigen van de activiteiten met het oog waarop zij is gesteld, dan wel na het beëindigen van alle activiteiten in de inrichting, op een naar het oordeel van het bevoegd gezag toereikende wijze de afvalstoffen nuttig heeft toegepast of verwijderd.

  • 2 Degene die de inrichting drijft, meldt het bevoegd gezag dat hij de activiteiten heeft beëindigd en de afvalstoffen nuttig heeft toegepast of verwijderd.

§ 3. Aansprakelijkheid voor schade aan de bodem

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voor een inrichting in categorieën van gevallen als aangewezen in bijlage 2, voorschriften verbinden, die voor degene die de inrichting drijft, de verplichting inhouden tot het stellen van financiële zekerheid ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade aan de bodem.

  • 2 Het bevoegd gezag betrekt hierbij in ieder geval:

    • a. de specifieke omstandigheden van het betreffende bedrijf, de solvabiliteit en de aanwezigheid van een milieuzorgsysteem,

    • b. de aard en de omvang van de stoffen, die schade aan de bodem kunnen veroorzaken,

    • c. de maximaal te verwachten bodemherstelkosten,

    • d. de verhouding tussen het risico op milieuschade van een bepaalde omvang en de hoogte van de kosten voor het stellen van financiële zekerheid,

    • e. het reeds zodanig vrijwillig gesteld zijn van financiële zekerheid door degene die de inrichting drijft, dat de krachtens de vergunning voor hem geldende verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden nagekomen, en

    • f. de naleving van aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, is het bedrag waarvoor de financiële zekerheid in stand wordt gehouden niet hoger dan redelijkerwijs nodig is ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem van degene die de inrichting drijft, met als maximum het in bijlage 2 met betrekking tot de betrokken categorie van gevallen aangegeven bedrag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, kan het bepalen op welke wijze aan de verplichting tot het stellen van de financiële zekerheid uitvoering wordt gegeven.

  • 2 Indien het bevoegd gezag gebruik maakt van deze bevoegdheid, kan het een of meer van de volgende vormen van financiële zekerheid voorschrijven:

    • a. het sluiten van een verzekeringsovereenkomst die naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende waarborg biedt dat de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem door de verzekering gedekt wordt;

    • b. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds dat naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende waarborg biedt dat de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem is gedekt;

    • c. het treffen van enige andere voorziening, waarbij de dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijkwaardig is aan de dekking, bedoeld in de onderdelen a en b.

  • 3 Het bevoegd gezag respecteert zoveel mogelijk de vorm van financiële zekerheid die de voorkeur geniet van degene die de inrichting drijft.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, wordt die zekerheid in een geval, behorende tot de categorieën 2 tot en met 6, aangewezen in bijlage 2, in stand gehouden tot het moment waarop de inrichting niet meer in werking is.

  • 2 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt in een geval behorende tot categorie 1, aangewezen in bijlage 2, kan het bevoegd gezag als de inrichting niet meer in werking is, een naar zijn oordeel passend moment bepalen vanaf wanneer die zekerheid niet langer in stand behoeft te worden gehouden.

§ 4. Bewijsvoering, wijziging en overdracht

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, verbindt het het voorschrift aan de vergunning, dat degene die de inrichting drijft, binnen een daarbij aangegeven termijn schriftelijk bewijs overlegt dat overeenkomstig het voorschrift financiële zekerheid is gesteld.

  • 2 Het bevoegd gezag kan in de voorschriften bepalen dat het schriftelijk bewijs aan daarbij aangegeven voorwaarden voldoet.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, verbindt het het voorschrift aan de vergunning dat van iedere wijziging met betrekking tot de uitvoering van de betrokken voorschriften uiterlijk vier weken na die wijziging schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het bevoegd gezag.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

  • 1 Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, geldt de vergunning voor de inrichting slechts voor degene aan wie de vergunning is verleend.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien ten minste vier weken voordat de inrichting aan een ander wordt overgedragen, degene aan wie de inrichting wordt overgedragen, schriftelijk bewijs aan het bevoegd gezag overlegt, dat hij overeenkomstig het voorschrift financiële zekerheid heeft gesteld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit financiële zekerheid milieubeheer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 februari 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de zevenentwintigste februari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage 1. behorende bij artikel 3 van het Besluit financiële zekerheid milieubeheer (artikel 8.15, eerste lid, onder a, van de wet)

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Categorieën van gevallen waarin inrichtingen als aangewezen in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, en ten aanzien waarvan het bevoegd gezag in de vergunning het stellen van financiële zekerheid kan voorschrijven voor het nakomen van krachtens de vergunning voor degene die de inrichting drijft, geldende verplichtingen ten aanzien van het opslaan van in de vergunning aangegeven afvalstoffen en ten aanzien van het beheer van afvalstoffen na het beëindigen van de activiteiten in die inrichting:

  • a. categorie 28,

  • b. de overige categorieën van inrichtingen met een opslag van meer dan 10 m3 gevaarlijke afvalstoffen,

voor zover de kosten van het beheer van de betreffende afvalstoffen meer bedragen dan € 10 000,–

Bijlage 2. behorende bij artikel 7 van het Besluit financiële zekerheid milieubeheer (artikel 8.15, eerste lid, onder b, van de wet)

[Regeling vervallen per 10-11-2009]

Categorieën van gevallen waarin inrichtingen ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken en ten aanzien waarvan het bevoegd gezag in de vergunning het stellen van financiële zekerheid kan voorschrijven ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem, die voortvloeit uit door die inrichting veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu.

Categorieën van gevallen

Maximale bedrag per inrichting1

1. Inrichtingen, aangewezen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer waarbij sprake is van een aanvaardbaar risico dan wel een tijdelijk verhoogd of hoog risico op verontreiniging van de bodem als bedoeld in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (informatiecentrum Milieuvergunningen, uitgave 2001)

€ 225 000,–

   

2. Inrichtingen waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

   

3. Inrichtingen waarin chemicaliën zijn opgeslagen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton, voor zover deze chemicaliën vallen onder de werking van de CPR (Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke stoffen) – richtlijn 15–2, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

   

4. Inrichtingen waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn opgeslagen met een opslagcapaciteit van meer dan 400 kg, voor zover deze gewasbeschermingsmiddelen of biociden vallen onder de werking van de CPR (Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke stoffen) – richtlijn 15–3, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

   

5. Stuwadoorinrichtingen, waar stoffen die bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de wet uit zeeschepen worden op- of overgeslagen, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

   

6. Inrichtingen waarin vloeibare aardolieproducten met een vlampunt kleiner dan 100 °C zijn opgeslagen, met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

1 Indien een inrichting in meer dan één categorie valt, wordt voor ten hoogste een bedrag van € 6 800 000,– zekerheid gesteld.