Gevolgen voor de uitvoering
[Regeling vervallen per 09-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]
De Hoge Raad moet nog uitspraak doen naar aanleiding van het arrest van het Hof van
Justitie. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad zal het Besluit voorkoming
dubbele belasting 2001 worden aangepast. Daarnaast zal een beleidsbesluit worden uitgevaardigd
over de gevolgen voor de voorkomingsmethode onder de belastingverdragen die een zelfstandige
regeling van de vrijstellingsmethode bevatten met de landen waarop het arrest van
toepassing is. Bij deze nadere uitwerking van het arrest doen zich echter enige beslispunten
voor die nadere studie vergen, zoals de vraag op welke aftrekposten het arrest betrekking
heeft en in hoeverre, ook om praktische redenen, in elk individueel geval rekening
moet worden gehouden met de behandeling van de aftrekposten in het werkland. Een en
ander neemt niet weg dat in een aantal gevallen, vooruitlopend op de aanpassing van
de regelgeving, door de Belastingdienst thans al uitvoering kan worden gegeven aan
het arrest De Groot. Dit is mogelijk indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
1. de berekening van de vermindering van de belasting heeft betrekking op buitenlands
inkomen waarop de vrijstellingsmethode van toepassing is;
-
2. het buitenlandse inkomen is uitsluitend afkomstig uit landen
-
a. die deel uitmaken van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of waarmee
een associatieverdrag is gesloten op grond waarvan het bovenstaande arrest van het
Hof van Justitie van overeenkomstige toepassing is, en
-
b. waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten waarin een non-discriminatiebepaling
is opgenomen op grond waarvan de belastingplichtige (pro rata) in het andere land
recht heeft op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen
uit hoofde van burgerlijk staat of samenstelling van het gezin als inwoners van dat
land;
-
3. de belastingplichtige kan aannemelijk maken dat in het betreffende land geen recht
bestaat op aftrek van de desbetreffende uitgaven, en
-
4. er is geen sprake van een situatie waarbij de belastingplichtige zijn gehele of vrijwel
gehele inkomen vanuit zijn werkstaat verwerft zoals bedoeld in het arrest van het
Hof van Justitie van 14 februari 1995, C279/93, V-N 1995/1129 (Schumacker).
Indien aan deze vereisten wordt voldaan, kan het noemerinkomen bij de onder punt 1
bedoelde berekening vooruitlopend op de aanpassing van de regelgeving reeds worden
verminderd met de volgende aftrekposten:
Bij openstaande aanslagen over jaren vóór 1 januari 2001,
-
– persoonlijke verplichtingen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdelen c, e
en h van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (alimentatie e.d.);
-
– buitengewone lasten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, b en c, van
de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aftrekbare uitgaven voor levensonderhoud van
(pleeg-) kinderen en aftrekbare uitgaven wegens ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie,
of overlijden of voor een opleiding of studie);
-
– de belastingvrije som als bedoeld in artikel 53 van de Wet op de inkomstenbelasting
1964, met uitzondering van de jonggehandicaptenaftrek en de (aanvullende) ouderenaftrek.
Bij openstaande aanslagen over jaren vanaf 1 januari 2001: persoonsgebonden aftrekposten
als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onderdelen c tot en met f (uitgaven voor levensonderhoud
kinderen, buitengewone uitgaven, weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen, scholingsuitgaven)
alsmede artikel 6.3, eerste lid, onderdelen a tot en met d van de Wet inkomstenbelasting
2001 (alimentatie e.d.).
Het noemerinkomen wordt bij openstaande aanslagen over jaren vóór 1 januari 2001 vermeerderd
met het bedrag van de negatieve persoonlijke verplichtingen voorzover dit bedrag in
voorgaande jaren in mindering is gebracht op het noemerinkomen.
Indien de buitenlandse inkomsten groter zijn dan het op de bovenstaande wijze vastgestelde
noemerinkomen, kan het voorgaande tot gevolg hebben dat het naar een volgend jaar
door te schuiven bedrag aan buitenlandse inkomsten wordt verhoogd.
Met de bovenstaande aanpassing van het noemerinkomen wordt in lijn met het arrest
van het Hof van Justitie bereikt dat een belastingplichtige die eveneens in een andere
lidstaat inkomsten verwerft, het fiscale voordeel van de bovenstaande aftrekposten
behoudt indien zijn persoonlijke en gezinssituatie niet in die andere lidstaat aanmerking
wordt genomen.
De bovenstaande lijst van aftrekposten komt overeen met de aftrekposten die zijn vermeld
in het besluit van 21 februari 2002, nr. CPP 2001/2745M(V-N 2002/12.15) waarin onder
meer een uitwerking is gegeven van de non-discriminatiebepalingen in het belastingverdrag
tussen Nederland en Suriname, de Belastingregeling voor het Koninkrijk en het belastingverdrag
met België van 1970. Deze bepalingen komen er op neer dat inwoners van de betreffende
landen recht op dezelfde persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen
uit hoofde van burgerlijk staat of samenstelling van het gezin als inwoners van Nederland.
Aangiften, aanvullende aangiften en bezwaarschriften waarin een situatie aan de orde
is waarin dit besluit niet voorziet of waarin op grond van het arrest de Groot ten
opzichte van het bovenstaande een verdergaande tegemoetkoming wordt gevraagd, dienen
te worden aangehouden tot de publicatie van de nadere regelgeving.
Inspecteurs die over het bovenstaande nog nadere vragen hebben, kunnen contact opnemen
met de Kennisgroep IBR/niet-winst, Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland in
Heerlen, 045-5779436.