1. het gebied gelegen in de volgende gemeenten of gedeelten daarvan:
alle gemeenten in de provincie Drenthe,
Bellingwedde, Groningen voorzover gelegen ten zuiden van het Eemskanaal, Grootegast,
Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Marum, Menterwolde, Pekela, Reiderland voorzover
gelegen ten westen van de Ulsderweg en C.G. Wiegersweg en ten zuiden van de Hoofdweg
en Goldhoorn te Finsterwolde, Scheemda voorzover gelegen ten zuiden van de Goldhoorn
te Oostwold en ten westen van de Noorderstraat, ten noorden van de Polderweg, ten
westen van de Langeweg, ten zuiden van Hoofdweg-Oost, Hoofdstraat en Hoofdweg-west
te Nieuwolda, ten zuiden van de Hoofdweg 't Waar, ten zuiden van de Rechte Walsterweg,
Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten, Oost-Stellingwerf voorzover
gelegen ten noorden van de gemeentegrens vanaf het driegemeentepunt Diever-Weststellingwerf-Ooststellingwerf
tot Zuid en de Hoofdweg, ten oosten van de weg Zuid en Hoofdweg tot Kloosterneg, ten
zuiden van de wegen Kloosterweg, Terwisscha, Westeres en Bruggelaan tot de Compagnoncvaart,
ten oosten van de wegen Zuideinde Fochteloo, Noordeinde, de Knolle tot kruising met
de weg Weper, en ten zuiden van de wegen Weper, Weperpolder tot provinciegrens, Avereest,
Brederwiede voorzover gelegen ten zuiden en ten oosten van de Kanaalweg, Gramsbergen,
Den Ham, Hardenberg, Hellendoorn, Ommen, Steenwijk, Vriezenveen. Ijsselham voorzover
gelegen ten noorden en ten oosten van de Punterweg (vanaf Kuinderweg), Harnmerdijk,
Kerkbuurt, Blokzijierdijk en Kuinderdijk;
2. het gebied begrensd door de provincie Overijssel ten zuiden van de Overijsselse Vecht
en het Zwarte Water, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland ten zuiden van het Noordzee-kanaal
en het IJ, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
De teelt van aardappelplanten op een perceel, waarop zich in het voorafgaande kalenderjaar
géén en in het tweede voorafgaande kalenderjaar aardappelplanten bevonden en welk
perceel is gelegen in het in de vorige alinea genoemde gebied is toegestaan, mits
de aardappelplanten worden gerooid vóór 1 juli van het jaar waarin zij zijn geteeld
en de ondernemer tijdig vóór deze datum het voornemen tot rooien schriftelijk kenbaar
gemaakt heeft bij de commissie;
3. het gebied begrensd door de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel ten
noorden van de Overijsselse Vecht en het Zwarte Water, Flevoland en Noord-Holland
ten noorden van het Noordzeekanaal en het IJ, uitgezonderd het in sub 1 genoemde gebied.
De teelt van aardappelplanten op een perceel, waarop zich in het voorgaande kalenderjaar
géén en in het tweede voorafgaande kalenderjaar aardappelplanten bevonden en welk
perceel is gelegen in het in de vorige alinea genoemde gebied is toegestaan, mits
de aardappelplanten worden gerooid vóór 10 juli van hetjaar waarin zij zijn geteeld
en de ondernemer tijdig vóór deze datum het voornemen tot rooien schriftelijk kenbaar
gemaakt heeft bij de commissie;