In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van het convenant weergegeven; voor de details
wordt verwezen naar de tekst in de bijlage. Dit convenant is 31 maart 2003 ondertekend en daarmee in werking getreden.
Het convenant heeft betrekking op de oalt-leraren die als gevolg van de aanscherping
van de kwalificatievereisten voor het geven van taalondersteuning dreigen hun werk
te verliezen. Dat neemt niet weg dat ook de andere, wel bevoegde oalt-leraren betrokken
kunnen worden in het vinden van een oplossing voor deze groep oalt-leraren. Zo kunnen
bepaalde scholingsactiviteiten ervoor zorgen dat de inzet van oalt-leraren voor de
diverse activiteiten (cultuureducatie en taalondersteuning) geoptimaliseerd kan worden.
De best mogelijk koppeling tussen de kwalificaties van oalt-leraren en de werkzaamheden
die zij met name in het kader van oalt verrichten is daarbij het uitgangspunt.
Het convenant neemt verder als uitgangspunt dat oalt-leraren, rekening houdend met
de kwalificaties waarover zij al beschikken of welke zij nog kunnen verwerven, zoveel
mogelijk in een functie op het lerarenniveau behouden kunnen blijven (zie artikel 1). Instroom in het wachtgeld moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Hoofdonderdeel van het convenant vormen de inspanningsverplichtingen van de bij het
convenant betrokken partijen (zie artikel 2). De rol van OCenW bestaat vooral hierin dat het ministerie faciliterend optreedt
zowel wat betreft de financiën als wat betreft het treffen van voorzieningen in de
regelgeving. De VNG, de werkgeversorganisaties en de vakbonden spelen vooral een stimulerende
en voorlichtende rol voor hun respectievelijke achterbannen, waarbij de nadruk ligt
op het in kaart brengen van de kwalificaties (bestaande en nog te verwerven) van oalt-leraren,
het laten bekleden door de oalt-leraren van die functie waarvoor zij gezien hun kwalificaties
het best geschikt zijn, het bieden van ondersteuning bij het vinden van andere functies
eventueel ook buiten het onderwijs, het geven van de nodige ruimte aan het verbeteren
van de kwalificaties en het maken van goede afspraken over de perspectieven als oalt-leraren
een bepaald scholingstraject ingaan.
Bij het zoeken naar andere functies komen in voorkomende gevallen ook functies in
beeld die lager betaald worden dan de lerarenfunctie; in dat geval bestaat er voor
de betrokken oalt-leraar recht op loonsuppletie. Binnen het onderwijs zal het om functies
gaan die niet lager liggen dan het niveau van onderwijsassistent (schaal 4) en buiten
het onderwijs om functies van een vergelijkbaar niveau (zie artikel 4).
In de bijlage bij het convenant zijn criteria en een stappenplan opgenomen die gehanteerd dienen
te worden bij het zoeken naar passende arbeid voor de betrokken oalt-leraren. Het
Participatiefonds zal, in het geval zich een ontslag voordoet van een oalt-leraar,
bij de instroomtoets gebruik maken van de afspraken over de inspanningsverplichtin-gen
zoals die in het convenant (inclusief de bijlage) zijn opgenomen.
Het convenant bevat verder afspraken over loonsuppletie, afkoop van het bovenwettelijk
deel van de uitkering en de verhuiskosten (zie artikel 5, 6 en 7). Op loonsuppletie en afkoop wordt in de volgende paragrafen afzonderlijk ingegaan.
Voor schoolbesturen en gemeenten is nog van belang wat er mag gebeuren met de middelen
die vrijvallen als een oalt-leraar, voor wie als gevolg van het aanscherpen van de
kwalificaties voor het geven van taalondersteuning een traject is gevolgd in het kader
van het sociaal plan, niet meer binnen oalt werkzaam is. Deze middelen zijn niet bestemd
voor het opnieuw aanstellen van oalt-leraren (zie artikel 2 bij de VNG, het voorlaatste bolletje), maar kunnen worden aangewend voor het bekostigen van de gewenste scholings-en/of
outplacementtrajecten voor oalt-leraren. Als een schoolbestuur er in overleg met de
gemeente toch toe overgaat op deze vrijgevallen middelen nieuw personeel aan te stellen,
komen eventueel daaruit voortvloeiende kosten voor wachtgeld niet voor rekening van
het Rijk (zie artikel 3).
Tenslotte nog een opmerking bij het feit dat de afspraken uit het convenant niet in
rechte afdwingbaar zijn (zie artikel 10). Dit betekent niet dat de afspraken niet bindend zouden zijn. De partijen, betrokken
bij dit convenant, zijn met andere woorden gehouden de afspraken uit het convenant
na te komen. Het gaat hier om een zogenoemd herenakkoord, waarbij de partijen hebben
afgesproken dat zij geschillen voortvloeiend uit het convenant niet aan rechterlijke
toetsing zullen onderwerpen.
Op twee manieren is wel een versterking aangebracht in de bindendheid van de afspraken.
In de eerste plaats betreft dit de afspraken over loonsuppletie en afkoop van het
bovenwettelijke deel van de uitkering. Deze zullen worden neergelegd in regelgeving
die wel in rechte afdwingbaar is. En in de tweede plaats zullen door het incorporeren
van de afspraken uit het convenant in het reglement van het Participatiefonds de inspanningsverplichtingen
van de schoolbesturen een dwingend karakter krijgen en eventueel leiden tot financiële
consequenties voor het betrokken schoolbestuur.