Sociaal plan voor leraren onderwijs in allochtone levende talen (oalt-leraren)

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2006 en zichtdatum 01-08-2006.
Geldend van 02-04-2003 t/m heden

Voorlichtingspublicatie over een sociaal plan voor oalt-leraren in verband met het aanscherpen van de kwalificatievereisten per 1 augustus 2002 voor oaltleraren die taalondersteuning geven

1. Inleiding

Sinds 1 augustus 2002 zijn de kwalificatievereisten voor oalt-leraren die taalondersteuning geven aangescherpt. Zij moeten vanaf het schooljaar 2002 - 2003 voldoen aan de eis van het voldoende beheersen van het Nederlands om taalondersteuning te kunnen (blijven) geven. Oalt-leraren die niet kunnen voldoen aan deze eis, lopen het risico ontslagen te worden. Daarom zijn door OCenW met de betrokken partijen, namelijk de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de werkgeversorganisaties en de vakbonden, afspraken gemaakt over een sociaal plan voor oalt-leraren.

Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat dit sociaal plan geen betrekking heeft op het voorgenomen besluit van het (demissionaire) kabinet om met ingang van 1 augustus 2004 de bekostiging van oalt te beëindigen.

Delen van dit sociaal plan zijn al eerder gepubliceerd in:

  • Uitleg Gele Katern nr. 12 van 22 mei 2002. In dit katern staat een subsidieregeling voor de verbetering van de kwalificaties van OALT-leraren, gericht op de verbetering van de beheersing van het Nederlands, de verbetering van de pedagogisch-didactische kwaliteiten voor het geven van taalondersteuning en de omscholing van oalt-leraren tot volledig bevoegde groepsleraren (kenmerk: PO/PJ-2002/9763);

  • Uitleg Gele Katern nr. 19 van 4 september 2002. Hierin staat een subsidieregeling voor outplacement van oalt-leraren, gericht op oalt-leraren voor wie het niet haalbaar is om het NT2-diploma te halen (kenmerk: PO/PJ2002/24509). Een outplacementtraject moet deze oalt-leraren helpen aan een nieuwe, andersoortige functie binnen of buiten het onderwijs.

In deze publicatie wordt u geïnformeerd over de andere onderdelen van het sociaal plan, te weten het convenant dat is gesloten met de VNG, de werkgeversorganisaties en de vakbonden (opgenomen in een bijlage bij deze voorlichtingspublicatie) en de daaruit voortvloeiende regelingen voor loonsuppletie en afkoop van het bovenwettelijke deel van de uitkering.

2. Convenant sociaal plan oalt

In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van het convenant weergegeven; voor de details wordt verwezen naar de tekst in de bijlage. Dit convenant is 31 maart 2003 ondertekend en daarmee in werking getreden.

Het convenant heeft betrekking op de oalt-leraren die als gevolg van de aanscherping van de kwalificatievereisten voor het geven van taalondersteuning dreigen hun werk te verliezen. Dat neemt niet weg dat ook de andere, wel bevoegde oalt-leraren betrokken kunnen worden in het vinden van een oplossing voor deze groep oalt-leraren. Zo kunnen bepaalde scholingsactiviteiten ervoor zorgen dat de inzet van oalt-leraren voor de diverse activiteiten (cultuureducatie en taalondersteuning) geoptimaliseerd kan worden. De best mogelijk koppeling tussen de kwalificaties van oalt-leraren en de werkzaamheden die zij met name in het kader van oalt verrichten is daarbij het uitgangspunt.

Het convenant neemt verder als uitgangspunt dat oalt-leraren, rekening houdend met de kwalificaties waarover zij al beschikken of welke zij nog kunnen verwerven, zoveel mogelijk in een functie op het lerarenniveau behouden kunnen blijven (zie artikel 1). Instroom in het wachtgeld moet zoveel mogelijk worden vermeden.

Hoofdonderdeel van het convenant vormen de inspanningsverplichtingen van de bij het convenant betrokken partijen (zie artikel 2). De rol van OCenW bestaat vooral hierin dat het ministerie faciliterend optreedt zowel wat betreft de financiën als wat betreft het treffen van voorzieningen in de regelgeving. De VNG, de werkgeversorganisaties en de vakbonden spelen vooral een stimulerende en voorlichtende rol voor hun respectievelijke achterbannen, waarbij de nadruk ligt op het in kaart brengen van de kwalificaties (bestaande en nog te verwerven) van oalt-leraren, het laten bekleden door de oalt-leraren van die functie waarvoor zij gezien hun kwalificaties het best geschikt zijn, het bieden van ondersteuning bij het vinden van andere functies eventueel ook buiten het onderwijs, het geven van de nodige ruimte aan het verbeteren van de kwalificaties en het maken van goede afspraken over de perspectieven als oalt-leraren een bepaald scholingstraject ingaan.

Bij het zoeken naar andere functies komen in voorkomende gevallen ook functies in beeld die lager betaald worden dan de lerarenfunctie; in dat geval bestaat er voor de betrokken oalt-leraar recht op loonsuppletie. Binnen het onderwijs zal het om functies gaan die niet lager liggen dan het niveau van onderwijsassistent (schaal 4) en buiten het onderwijs om functies van een vergelijkbaar niveau (zie artikel 4).

In de bijlage bij het convenant zijn criteria en een stappenplan opgenomen die gehanteerd dienen te worden bij het zoeken naar passende arbeid voor de betrokken oalt-leraren. Het Participatiefonds zal, in het geval zich een ontslag voordoet van een oalt-leraar, bij de instroomtoets gebruik maken van de afspraken over de inspanningsverplichtin-gen zoals die in het convenant (inclusief de bijlage) zijn opgenomen.

Het convenant bevat verder afspraken over loonsuppletie, afkoop van het bovenwettelijk deel van de uitkering en de verhuiskosten (zie artikel 5, 6 en 7). Op loonsuppletie en afkoop wordt in de volgende paragrafen afzonderlijk ingegaan.

Voor schoolbesturen en gemeenten is nog van belang wat er mag gebeuren met de middelen die vrijvallen als een oalt-leraar, voor wie als gevolg van het aanscherpen van de kwalificaties voor het geven van taalondersteuning een traject is gevolgd in het kader van het sociaal plan, niet meer binnen oalt werkzaam is. Deze middelen zijn niet bestemd voor het opnieuw aanstellen van oalt-leraren (zie artikel 2 bij de VNG, het voorlaatste bolletje), maar kunnen worden aangewend voor het bekostigen van de gewenste scholings-en/of outplacementtrajecten voor oalt-leraren. Als een schoolbestuur er in overleg met de gemeente toch toe overgaat op deze vrijgevallen middelen nieuw personeel aan te stellen, komen eventueel daaruit voortvloeiende kosten voor wachtgeld niet voor rekening van het Rijk (zie artikel 3).

Tenslotte nog een opmerking bij het feit dat de afspraken uit het convenant niet in rechte afdwingbaar zijn (zie artikel 10). Dit betekent niet dat de afspraken niet bindend zouden zijn. De partijen, betrokken bij dit convenant, zijn met andere woorden gehouden de afspraken uit het convenant na te komen. Het gaat hier om een zogenoemd herenakkoord, waarbij de partijen hebben afgesproken dat zij geschillen voortvloeiend uit het convenant niet aan rechterlijke toetsing zullen onderwerpen.

Op twee manieren is wel een versterking aangebracht in de bindendheid van de afspraken. In de eerste plaats betreft dit de afspraken over loonsuppletie en afkoop van het bovenwettelijke deel van de uitkering. Deze zullen worden neergelegd in regelgeving die wel in rechte afdwingbaar is. En in de tweede plaats zullen door het incorporeren van de afspraken uit het convenant in het reglement van het Participatiefonds de inspanningsverplichtingen van de schoolbesturen een dwingend karakter krijgen en eventueel leiden tot financiële consequenties voor het betrokken schoolbestuur.

3. Regeling loonsuppletie

Niet in alle gevallen zal het lukken voor een oalt-leraar die als gevolg van de aanscherping van de kwalificaties voor taalondersteuning met ontslag wordt bedreigd, een nieuwe functie te vinden op het niveau van het hoger onderwijs. In deze gevallen kan een beroep worden gedaan op de regeling voor loonsuppletie. Deze regeling zal opgenomen worden in hoofdstuk 6 van het BBWO (”Reïntegratiebevorderende regelingen”).

In hoofdlijnen komt deze regeling op het volgende neer. Een oalt-leraar die als gevolg van de aanscherping van de kwalificaties voor taalondersteuning dreigt werkloos te worden of feitelijk werkloos is geworden, en die een betrekking aanvaardt (binnen of buiten het onderwijs) met een lager maximumsalaris dan waar hij in de oude betrekking recht op had, heeft recht op loonsuppletie. In de eerste vijf jaar na het aanvaarden van de nieuwe betrekking wordt het salaris volledig aangevuld tot aan het oude salarisniveau; in de jaren daarna en doorlopend tot aan het pensioen vindt aanvulling plaats tot 90% van het oude salarisniveau. Bij de berekening van de loonsuppletie wordt verder de gebruikelijke systematiek gevolgd van het BBWO.

Als in de periode van het recht op loonsuppletie een betrokkene een baan op het oude lerarenniveau krijgt, vervalt vanzelfsprekend de loonsuppletie. Het recht daarop kan echter herleven als de persoon in kwestie uit deze baan ontslagen wordt en weer een baan op een lager niveau aanvaardt. Daarbij moet wel aan de overige voorwaarden van loonsuppletie worden voldaan. Het moet dus opnieuw gaan om het aanvaarden van een lager betaalde baan, omdat de betrokkene dreigt werkloos te worden of feitelijk werkloos geworden is en de betrokkene moet het recht op een bovenwettelijke uitkering niet blijvend geheel zijn geweigerd.

Het loon in de nieuwe betrekking wordt geacht niet lager te zijn dan het maximum van schaal 4, het niveau van de onderwijsassistent. Als het om een lager betaalde functie gaat buiten de onderwijssector, wordt gekeken naar een met deze onderwijsschaal vergelijkbaar functieniveau. Uitgangspunt bij het vinden van een nieuwe betrekking is dat de betrekkingsomvang tenminste gelijk is aan de omvang van de oude betrekking. Verder wordt een reisduur voor de nieuwe betrekking van twee uur per dag op basis van het openbaar vervoer redelijk geacht, tenzij in de oude betrekking langere reistijden voor de betrokkene al gebruikelijk waren. Er wordt eerst gezocht naar passende functies binnen het onderwijs, met een voorkeur voor de sector primair onderwijs; daarna wordt gekeken naar passende functies die dicht tegen het onderwijs aan liggen, waardoor optimaal van de binnen het onderwijs opgebouwde expertise van de betrokkene gebruik wordt gemaakt. Vervolgens komen ook overige passende functies in beeld.

Tenslotte wordt eerst gezocht naar een nieuwe betrekking bij de oude werkgever, daarna naar een nieuwe betrekking binnen het grondgebied van de gemeente en tenslotte ook buiten het grondgebied van de gemeente waar de betrokkene (hoofdzakelijk) werkzaam is.

4. Regeling afkoop bovenwettelijk deel

Op basis van het BBWO is er een ministeriële regeling gemaakt ”Regels inzake afkoop van het recht op bovenwettelijke uitkering”, gepubliceerd in Uitleg Gele Katern nr. 9 van 28 maart 2001 (kenmerk AB/PSW/2001/5688). Daarin is geregeld dat iemand die werkzaamheden gaat verrichten als zelfstandig ondernemer (of deze werkzaamheden uitbreidt) en dus niet meer in loondienst werkzaam is, zijn recht op alle bovenwettelijke uitkeringen (dus niet de WW-uitkering, waaronder ook begrepen de WW-vervolg-uitkering) kan afkopen. De hoogte van de afkoopsom bedraagt 50% van waar de betrokkene recht op zou hebben gehad als hij niet tot afkoop was overgegaan.

Voor het sociaal plan oalt wordt deze regeling aangevuld met de mogelijkheid tot afkoop voor een oalt-leraar die op 1 augustus 2002 50 jaar of ouder was en die zich gaat vestigen in een ander land; in dit geval is het niet noodzakelijk dat de betrokken oalt-leraar zich vestigt als zelfstandige. Ook in dit geval bedraagt de hoogte van de afkoopsom 50% van waar de betrokkene recht op zou hebben gehad als hij niet tot afkoop was overgegaan. Voor het overige gelden de bepalingen uit de eerder genoemde ministeriële regeling.

6. Projectleider

Aan het convenant zitten nogal wat activiteiten vast voor gemeenten en schoolbesturen. Ten behoeve van een goede begeleiding, ondersteuning en coördinatie van deze activiteiten zal voor de duur van twee jaar een externe projectleider worden aangesteld (zie artikel 8). Op dit moment is nog niet bekend wie deze projectleider is en vanuit welke organisatie deze de werkzaamheden zal verrichten. Zodra in overleg met de betrokken partijen over de projectleider, het takenpakket en de positionering een besluit is genomen, zal hierover bericht worden.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
namens deze,

mr. J.P. van Ham

directeur primair onderwijs

Bijlage bij PO/PJ-2003/12226

Convenant ten behoeve van een sociaal plan oalt-leraren in verband met het aanscherpen van de kwalificatievereisten per 1 augustus 2002 voor oalt-leraren die taalondersteuning geven

De onderstaande partijen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, hierna te noemen de minister van OCenW, Maria J.A. van der Hoeven

  • 2. De Vereniging Samenwerkende Werkgeversorganisaties, gevestigd te Voorburg, hierna te noemen: VSWO, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    • Vereniging voor Openbare en algemeen toegankelijke scholen (VOS/ABB)

      mr. N.Ph. Geelkerken

      Besturenraad

      C.C. Hulscher-Slot

    • Vereniging van Besturenorganisaties van Katholieke Onderwijsinstellingen (VBKO)

      drs. N.W.M. Dullemans

    • Verenigde Bijzondere Scholen (VBS)

      mr. S.J. Steen

  • 3. De Algemene Centrale van Overheidspersoneel, gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen: ACOP, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    E.M. Verheggen

  • 4. De Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel, gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen: CCOOP, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    E.W. de Jong

  • 5. De Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen, gevestigd te Zeist, hierna te noemen: CMHF, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    M.B. Machiels

  • 6. Het Ambtenarencentrum, gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: AC, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    R. Willemstein

  • 7. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: VNG, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door:

    dr.W. Kuiper

Partijen genoemd onder 3 tot en met 6, hierna te noemen:

de centrales

Partijen genoemd onder 2 tot en met 6, hierna te noemen:

de decentrale overlegpartners

Overwegende:

  • dat door een aanscherping van de kwalificatievereisten ten aanzien van taalondersteuning partijen het wenselijk achten te komen tot het maken van afspraken over een sociaal plan voor die oalt-leraren die direct getroffen worden door deze aanscherping;

  • dat het wenselijk is vanwege de tekorten aan hogeropgeleiden op de arbeidsmarkt in het algemeen en meer specifiek de tekorten in het onderwijs oalt-leraren zoveel mogelijk te behouden voor de (onderwijs)arbeidsmarkt, in het bijzonder die van het primair onderwijs;

  • dat partijen het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid zien dit te realiseren.

Komen overeen:

Artikel 1. Uitgangspunten

Partijen onderschrijven de volgende uitgangspunten:

  • het convenant heeft betrekking op oalt-leraren die door de aanscherping van de kwalificatievereisten voor taalondersteuning (i.c. een voldoende beheersing van het Nederlands) het risico lopen hun werk te verliezen. In dit convenant wordt deze groep met het begrip ”oalt-leraren” aangeduid; met het begrip ”alle oalt-leraren” wordt deze groep samen met de overige oalt-leraren aangeduid;

  • voor het sociaal plan voor oalt-leraren wordt aansluiting gezocht bij bestaande regelingen op het gebied van (dreigende) werkloosheid;

  • het is van groot belang dat oalt-leraren, rekening houdend met de aanwezige of nog te verwerven kwalificaties, zoveel mogelijk in de functie van leraar behouden blijven voor het primair onderwijs.

Artikel 2. Inspanningsverplichtingen

  • I Partijen verplichten zich binnen hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden in te spannen om te komen tot een succesvolle uitvoering van het sociaal plan.

  • II De inspanningsverplichtingen zien er voor de diverse partijen als volgt uit:

    OCenW

    • budget beschikbaar stellen voor een financiële bijdrage aan flankerend beleid (scholing en outplacement);

    • aanvullende voorzieningen te treffen in verband met loonsuppletie en afkoop van bovenwettelijke uitkeringen;

    • budget beschikbaar stellen dat nodig is voor wachtgelden die voortvloeien uit de aanscherping van de kwalificaties voor taalondersteuning zoals die vanaf 1 augustus 2002 gelden;

    • bestuurlijk overleg voeren met uitvoeringsorganisaties die betrokken zijn bij het sociaal plan voor oalt-leraren, zoals het Participatiefonds en UWV.

    VNG

    • bevorderen dat gemeenten in overleg met schoolbesturen inventariseren welke kwalificaties alle oalt-leraren al bezitten en welke er daadwerkelijk verworven kunnen worden;

    • bevorderen dat gemeenten samen met betrokken schoolbesturen en (vertegenwoordigers van) alle oalt-leraren, en met inachtneming van al bestaande afspraken over het voeren van decentraal georganiseerd overleg, komen tot de opstelling van een scholingsplan dan wel een outplacementtrajectplan waarvoor conform de ”Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002 - 2004” respectievelijk de ”Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002 - 2004” subsidie kan worden aangevraagd bij OCenW;

    • bevorderen dat gemeenten nagaan of, indien dit aan de orde is, voor één of meer oalt-leraren voor wie binnen het onderwijs geen geschikte functie (eventueel lagerbetaald) voorhanden is binnen het grondgebied van de gemeente mogelijk een functie gevonden kan worden;

    • bevorderen dat gemeenten op oalt-middelen die vrijvallen als gevolg van maatregelen betreffende de oalt-leraren, geen nieuwe oalt-leraren aanstellen of doen aanstellen of benoemen, maar deze middelen aanwenden ten behoeve van gewenste scholings- en/of outplacementtrajecten voor oalt-leraren;

    • voorbeelden van ”good practice” opsporen en actief verspreiden onder gemeenten.

    Werkgeversorganisaties

    • bevorderen dat schoolbesturen in overleg met de gemeente inventariseren welke kwalificaties alle oalt-leraren al bezitten en welke er daadwerkelijk verworven kunnen worden;

    • bevorderen dat schoolbesturen samen met de gemeente en (vertegenwoordigers van) alle oalt-leraren, en met inachtneming van al bestaande afspraken over het voeren van decentraal georganiseerd overleg, komen tot de opstelling van een scholingsplan dan wel een outplacementtrajectplan waarvoor conform de ”Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002 - 2004” respectievelijk de ”Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002 - 2004” subsidie kan worden aangevraagd bij OCenW;

    • bevorderen dat schoolbesturen, rekening houdend met al verworven en nog te verwerven kwalificaties, een plan maken voor een optimale toedeling van taken (alle oalt-leraren die functie laten bekleden waarvoor zij gezien hun kwalificaties het best geschikt zijn);

    • bevorderen dat schoolbesturen optimaal gebruik maken van ruimte voor de bevordering van de deskundigheid binnen de normjaartaak en voor zover van toepassing ook van de ruimte die binnen de betrekkingsomvang is ontstaan als gevolg van de aanscherping van de kwalificatievereisten per 1 augustus 2002 of anderszins is ontstaan;

    • bevorderen dat schoolbesturen met alle oalt-leraren die een scholingstraject ingaan goede afspraken maken over hun perspectief na succesvolle afronding van dat scholingstraject;

    • bevorderen dat schoolbesturen heldere afspraken maken over de faciliteiten die alle oalt-leraren ten behoeve van het volgen van een scholingstraject vanuit het schoolbestuur en/of de gemeente beschikbaar worden gesteld;

    • bevorderen dat schoolbesturen zoeken naar mogelijkheden voor andere dan onderwijsgevende functies binnen het onderwijs, indien er geen perspectief meer is voor de inzet van een oalt-leraar in een onderwijsgevende functie. Bij een functie die een lager salarisniveau kent dan de oude onderwijsfunctie is de loonsuppletieregeling van toepassing;

    • bevorderen dat schoolbesturen in samenspraak met de gemeente actief op zoek gaan naar mogelijkheden voor een functie buiten het onderwijs, indien er geen perspectief meer is voor de inzet van een oalt-leraar binnen het onderwijs. Bij een functie die een lager salarisniveau kent dan de oude onderwijsfunctie is de loonsuppletieregeling van toepassing;

    • in samenspraak met de centrales ervoor zorgen dat zo spoedig mogelijk het reglement van het Participatiefonds wordt aangepast in verband met de wetswijziging over de kwalificatievereisten voor leraren die taalondersteuning geven die per 1 augustus 2002 is ingegaan;

    • voorbeelden van ”good practice” opsporen en actief verspreiden onder scholen en schoolbesturen.

    Centrales

    • voor zover nodig ondersteuning verlenen aan gemeenten en/of schoolbesturen bij resp. actief meewerken aan het maken van een inventarisatie inzake de kwalificaties die alle oalt-leraren al bezitten en de kwalificaties die alle oalt-leraren nog daadwerkelijk kunnen verwerven;

    • samen met de gemeente en betrokken schoolbesturen, en met inachtneming van al bestaande afspraken over het voeren van decentraal georganiseerd overleg, komen tot de opstelling van een scholingsplan dan wel een outplacementtrajectplan waarvoor conform de ”Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002 - 2004” respectievelijk de ”Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002 - 2004” subsidie kan worden aangevraagd bij OCenW;

    • stimuleren van deelname door alle oalt-leraren aan geschikte scholingstrajecten;

    • bevorderen dat oalt-leraren bereid zijn in het (onderwijs)arbeidsproces te blijven, eventueel ook in een lager betaalde functie (die gezien kan worden als passende arbeid zoals bedoeld in artikel 3) met loonsuppletie;

    • in samenspraak met de werkgeversorganisaties ervoor zorgen dat zo spoedig mogelijk het reglement van het Participatiefonds wordt aangepast in verband met de wetswijziging over de kwalificatievereisten voor leraren die taalondersteuning geven;

    • voorbeelden van ”good practice” opsporen en actief verspreiden.

Artikel 3. Aanstelling of benoeming nieuw personeel op vrijvallende oalt-middelen

Indien schoolbesturen in overleg met de gemeente ertoe overgaan op oalt-middelen die vrijvallen als gevolg van maatregelen betreffende de oalt-leraren, nieuw personeel aan te stellen of te benoemen, leidt dit niet tot verplichtingen voor de rijksoverheid, zoals bedoeld in artikel 171, zevende lid WPO, artikel 157, zevende lid WEC en artikel 272, zevende lid WVO.

Artikel 4. Passende arbeid

  • I De werkgeversorganisaties, de centrales en de VNG zullen bevorderen dat gemeenten, scholen en oalt-leraren op zoek gaan naar passende arbeid voor oalt-leraren in het geval dat werkloosheid dreigt.

  • II Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de oalt-leraar is berekend en die ten minste op het niveau ligt van of, voor zover het arbeid betreft buiten de onderwijssector, vergelijkbaar is met schaal 4 van het Rpbo, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de oalt-leraar kan worden gevergd. Het een en ander in goed overleg tussen de werkgever en de oalt-leraar.

  • III Bij het zoeken naar passende arbeid wordt te werk gegaan volgens de criteria en het stappenplan zoals die in bijlage 1 bij dit convenant zijn opgenomen.

Artikel 5. Loonsuppletie

  • I Een oalt-leraar die niet kan voldoen aan de per 1-8-2002 verscherpte kwalificaties voor het verzorgen van taalondersteuning en die ook niet (meer) ingezet kan worden voor het verzorgen van cultuureducatie, kan in aanmerking komen voor loonsuppletie.

  • II Partijen zijn het eens over de volgende elementen van een regeling voor loonsuppletie:

    • a. Een oalt-leraar die, om te voorkomen dat hij werkloos wordt, een betrekking aanvaardt met een lager maximumsalaris dan waar hij in zijn oude dienstbetrekking recht op had, komt in aanmerking voor loonsuppletie.

    • b. Bij de nieuwe dienstbetrekking wordt ernaar gestreefd een oalt-leraar een betrekkingsomvang te geven die ten minste gelijk is aan die in de oude dienstbetrekking.

    • c. Loonsuppletie is steeds gerelateerd aan het aantal uren dat iemand in de nieuwe dienstbetrekking is aangesteld.

    • d. Bij een nieuwe dienstbetrekking kan het gaan om een baan binnen of buiten het onderwijs.

    • e. Loonsuppletie is gelijk aan het verschil tussen enerzijds het loon in de nieuwe dienstbetrekking en anderzijds:

      • in de eerste vijf jaar na het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking: de ongemaximeerde berekeningsgrondslag zoals bedoeld in het BBWO;

      • na die eerste vijf jaar en doorlopend tot het moment van pensionering: 90% van de ongemaximeerde berekeningsgrondslag zoals bedoeld in het BBWO.

    • f. Loon in een nieuwe dienstbetrekking wordt geacht niet lager te zijn dan het maximum van schaal 4.

  • III De minister van OCenW bevordert de totstandkoming van een (wijziging van een) algemene maatregel van bestuur waarin de onder lid II genoemde elementen nader worden uitgewerkt en voert daarover het gebruikelijke overleg met de werkgeversorganisaties en de centrales.

Artikel 6. Afkoop bovenwettelijke deel uitkering

  • I Voor de mogelijkheid tot afkoop van het bovenwettelijk deel van de uitkering gelden de daarover bestaande regelingen in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (BBWO) en de daarop gebaseerde ministeriële regeling ”Regels inzake afkoop van het recht op bovenwettelijke uitkering”, gepubliceerd in het Gele Katern nr.9 van 28 maart 2001.

  • II In aanvulling op de onder lid I genoemde regelingen is het tevens mogelijk op verzoek van een oalt-leraar over te gaan tot afkoop indien de oalt-leraar zich vestigt in een ander land. Deze mogelijkheid staat open voor oalt-leraren die op 1 augustus 2002 50 jaar of ouder zijn.

  • III De minister van OCenW bevordert de totstandkoming van een (wijziging van een) ministeriële regeling waarin het bepaalde in lid II nader wordt uitgewerkt en voert daarover het gebruikelijke overleg met de werkgeversorganisaties en de centrales.

Artikel 7. Verhuiskosten

Voor een regeling voor de vergoeding van de verhuiskosten wordt verwezen naar de bepalingen daarover in het BBWO.

Artikel 8. Projectleider

Ter bevordering van een goede begeleiding, ondersteuning en coördinatie van activiteiten van gemeenten en schoolbesturen in het kader van dit convenant wordt op kosten van OCenW voor de duur van twee jaar en in een betrekkingsomvang van 0,4 fte een projectleider aangesteld. Over de precieze invulling van het takenpakket en de organisatie waarbinnen deze projectleider de werkzaamheden zal verrichten wordt nog nader overleg gevoerd.

Artikel 9. Uitvoeringstoets

Alle hierboven genoemde afspraken of uitwerkingen ervan, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de minister van OCenW, die uitvoeringstechnische consequenties hebben, worden onderworpen aan een uitvoeringstoets.

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • I Dit convenant treedt in werking op de datum waarop het door alle partijen is ondertekend en werkt terug tot en met 1 augustus 2002.

  • II Het convenant zal aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gezonden.

  • III De afspraken uit dit convenant zijn niet in rechte afdwingbaar. De afspraken uit dit convenant zullen niet worden herzien of aangevuld dan nadat daarover tussen de minister van OCenW en een meerderheid van centrales en samenwerkende werkgeversorganisaties en de VNG overeenstemming is bereikt.

31 maart 2003,
De Staat der Nederlanden,
namens deze
, De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Maria J.A. van der Hoeven

De Vereniging Samenwerkende Werkgeversorganisaties,
namens deze
,

mr. N.Ph. Geelkerken,

C.C. Hulscher-Slot,

drs. N.W.M. Dullemans,

mr. S.J. Steen,

De centrales van overheidspersoneel,
namens deze
,

E.M. Verheggen,

E.W. de Jong,

M.B. Machiels,

R. Willemstein,

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
namens deze
,

dr.W. Kuiper,

Bijlage 1. bij ”Convenant ten behoeve van een sociaal plan oalt-leraren i.v.m. het aanscherpen van de kwalificatievereisten per 1 augustus 2002”

Criteria en stappenplan bij passende arbeid

Bij het zoeken naar passende arbeid voor oalt-leraren die dreigen werkloos te worden wordt gewerkt volgens de volgende criteria en stappen:

  • eerst wordt gekeken of een onderwijsgevende functie (op niveau van schaal LA of LB) past bij de krachten en bekwaamheden van de oalt-leraar. Mogelijk noodzakelijke scholing kan mede gefinancierd worden op basis van de ”Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002 - 2004”, gepubliceerd in het Gele Katern nr. 12 van 22 mei 2002;

  • behoort een onderwijsgevende functie niet meer tot de mogelijkheden, dan wordt gekeken naar een andere passende functie op het niveau van hoger onderwijs. De financiering van een mogelijk noodzakelijk outplacementtraject kan mede worden gebaseerd op de ”Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002-2004”, gepubliceerd in het Gele Katern nr. 19 van 4 september 2002;

  • behoort ook een functie op het niveau van hoger onderwijs niet tot de mogelijkheden, dan wordt gekeken naar een passende functie op een lager niveau. Financiering van een mogelijk noodzakelijk outplacementtraject kan mede worden gebaseerd op de ”Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002 - 2004”;

  • in alle gevallen wordt uitgegaan van een betrekkingsomvang die tenminste gelijk is aan de omvang van de ”oude” betrekking;

  • in alle gevallen wordt een reisduur ten behoeve van de nieuwe betrekking van twee uur per dag op basis van openbaar vervoer redelijk geacht, tenzij in de ”oude” betrekking langere reistijden voor de betrokkene gebruikelijk waren;

  • in alle gevallen wordt eerst gezocht naar een nieuwe betrekking bij de ”oude” werkgever. Daarna wordt gekeken naar een nieuwe betrekking binnen het grondgebied van de gemeente en tenslotte naar een nieuwe betrekking buiten het grondgebied van de gemeente waar de oalt-leraar (hoofdzakelijk) werkzaam is;

  • in alle gevallen wordt eerst gezocht naar passende functies binnen het onderwijs, waarbij functies binnen het primair onderwijs de voorkeur hebben boven die in andere onderwijssectoren. Daarna wordt gekeken naar passende functies die dicht tegen het onderwijs aanliggen, waardoor optimaal gebruik gemaakt kan worden van de expertise die de oalt-leraar binnen het onderwijs heeft opgedaan. Tenslotte wordt gekeken naar overige passende functies;

  • noodzakelijke scholing en overige activiteiten in het kader van een outplacementtraject mogen plaatsvinden binnen de betrekkingsomvang voor zover hiervoor ruimte is vrijgekomen door het wegvallen van reguliere werkzaamheden.