Inkomstenbelasting, fiscale behandeling van verplichte bijdragen voor beroepspensioenregelingen

[Regeling vervallen per 18-11-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2019 en zichtdatum 29-06-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 31-12-2014

Inkomstenbelasting, fiscale behandeling van verplichte bijdragen voor beroepspensioenregelingen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-11-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2015]

Bepaalde beoefenaren van een zelfstandig beroep, zoals fysiotherapeuten, apothekers en notarissen, nemen verplicht deel aan de in hun branche geldende beroepspensioenregeling. Dergelijke regelingen worden in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de wet) aangemerkt als pensioenregeling in de zin van de wet. Enerzijds heeft deze kwalificatie tot gevolg dat aanspraken op grond van deze pensioenregelingen niet tot de winst behoren (artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, van de wet) en dat de verplichte bijdragen van de deelnemer als bedrijfskosten in aftrek komen (BNB 1967/220). Anderzijds worden de uitkeringen op grond van verplicht gestelde deelnemingen aan de beroepspensioenregelingen aangemerkt als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (artikel 3.100, eerste lid, onderdeel d, van de wet).

De verplichte deelname aan de bovenbedoelde pensioenregelingen geldt ook voor beroepsbeoefenaren die in dienstbetrekking werkzaam zijn. De pensioenuitkeringen van deze deelnemers worden op grond van artikel 3.100, eerste lid, onderdeel d, van de wet op dezelfde wijze belast als bij de beoefenaren van een zelfstandig beroep. De Belastingherziening 2001 heeft geen wijziging gebracht in deze belastbaarheid. Voor die werknemers is wel een verandering opgetreden in de behandeling van de bijdragen (premies) in de beroepspensioenregeling. Over de jaren tot en met 2000 kunnen de in loondienst werkzame beroepsbeoefenaren de verplichte premie als beroepskosten in aanmerking nemen. Vanaf 1 januari 2001 is een einde gekomen aan de beroepskostenaftrek. Met de Belastingherziening 2001 is echter niet beoogd een wijziging aan te brengen in de behandeling van de beroepspensioenen. In onderdeel 2 keur ik daarom goed dat belanghebbenden de verplichte bijdrage als negatief loon in aanmerking kunnen nemen.

2. Goedkeuring

[Regeling vervallen per 18-11-2015 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2015]

Gelet op het voorgaande keur ik goed dat de beroepsbeoefenaren in loondienst de verplichte bijdrage voor de beroepspensioenregeling als negatief loon opnemen in de aangifte inkomstenbelasting. Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

  • de pensioenregeling blijft binnen de grenzen die zijn opgenomen in hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • de belanghebbende overlegt bij de aangifte een verklaring van de inhoudingsplichtige waaruit blijkt dat de (door de belanghebbende) betaalde premie bij de berekening van de loonheffing niet heeft geleid tot een verlaging van het loon. Uit de verklaring blijkt tevens in hoeverre de inhoudingsplichtige met betrekking tot de verplichte premie een betaling aan de belanghebbende of aan anderen heeft gedaan en in hoeverre die betaling bij de berekening van de loonheffing heeft geleid tot een verhoging van het loon. Als de inhoudingsplichtige een dergelijke betaling heeft gedaan, geldt de goedkeuring voor dat gedeelte slechts voor zover de betaling bij de berekening van de loonheffing heeft geleid tot een verhoging van het loon.