Deel I. Voorschriften met betrekking tot detectieapparatuur, de wijze van meten en
de omstandigheden waaronder de metingen worden verricht
1.Apparatuur
-
1. Indien een lading schroot (per auto of per trein) binnen de inrichting wordt gebracht,
wordt deze lading gemeten:
-
a. met een poortdetector of
-
b. met een handdetector, indien binnen de inrichting:
-
1°. meer dan 100 ton, maar minder dan 500 ton roestvrij-staal schroot,
-
2°. minder dan 1000 ton aluminium schroot, en
-
3°. minder dan 20.000 ton ferro schroot,
per jaar wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen.
-
2. Indien een lading schroot per schip in bulk wordt aangevoerd, wordt deze lading gemeten:
-
a. met een handdetector,
-
b. met een kraandetector of
-
c. met een poortdetector, nadat de lading schroot is overgeladen in een of meer containers.
Voorschriften met betrekking tot poortdetectors
Poortdetector
Een poortdetector voldoet aan de volgende voorschriften:
-
1. de horizontale afstand tussen de detectors van een poortdetector bedraagt niet meer
dan 4,5 meter;
-
2. een poortdetector moet in ieder geval gammastraling kunnen meten;
-
3. de detectielimiet van een poortdetector wordt berekend met toepassing van ISO-11929;
-
4. de poortdetector is zodanig ingericht en ingesteld, dat het meten van een verhoogd
stralingsniveau wordt aangegeven door een akoestisch of visueel signaal;
-
5. degene die de inrichting drijft, laat minimaal eenmaal per jaar de aanwezige poortdetectors
testen door een deskundig bedrijf op het voldoen aan het onder 4 gestelde voorschrift;
daarbij dient een toename van het omgevingsdosisequivalenttempo ter plaatse van een
detector met 20 nSv.h-1, veroorzaakt door een stilstaande onafgeschermde Co-60 bron, ertoe te leiden dat
het akoestisch of visueel signaal wordt gegeven;
-
6. indien een afwijking wordt geconstateerd bij de testmeting, laat degene die de inrichting
drijft, een kalibratie van de instellingen van de desbetreffende poortdetector uitvoeren
door de leverancier van de poortdetector of door een ander deskundig bedrijf;
-
7. indien bij de jaarlijkse testmeting geen afwijkingen geconstateerd worden, laat degene
die de inrichting drijft, met een minimale frequentie van eenmaal per drie jaar een
kalibratie van de instellingen van de aanwezige poortdetectors uitvoeren door de leverancier
of door een ander deskundig bedrijf;
-
8. van de berekening van de detectielimiet, van de testmetingen en van de kalibraties
worden rapportages opgesteld.
Meten met een poortdetector
Meten met een poortdetector geschiedt op de volgende wijze:
A. Meten van het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau
-
1. het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau wordt minimaal eenmaal
per dag gemeten aan een lading schroot zonder verhoogd stralingsniveau;
-
2. de te bemeten lading schroot verplaatst zich tijdens het meten met een snelheid van
niet hoger dan 10 km/uur tussen de detectoren;
-
3. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan 1 seconde.
B. Meten van een lading schroot
-
1. de te bemeten lading schroot verplaatst zich tijdens het meten met een snelheid van
niet hoger dan 10 km/uur tussen de detectoren;
-
2. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan 1 seconde.
Voorschriften met betrekking tot handdetectors
Handdetector
Met betrekking tot een handdetector wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
-
1. een handdetector moet in ieder geval gammastraling kunnen meten;
-
2. de detectielimiet van een handdetector wordt berekend met toepassing van ISO-11929;
-
3. een handdetector moet een verandering van het omgevingsdosisequivalenttempo van 10
nSv.h-1 kunnen waarnemen;
-
4. degene die de inrichting drijft, laat minimaal eenmaal per jaar van de aanwezige
handdetectors een testmeting uitvoeren door een deskundig bedrijf op het voldoen aan
het onder 3 gestelde voorschrift;
-
5. indien een afwijking wordt geconstateerd bij de testmeting, laat degene die de inrichting
drijft, een kalibratie van de instellingen van de betreffende handdetector uitvoeren
door de leverancier van de desbetreffende handdetector of door een ander deskundig
bedrijf;
-
6. indien bij de jaarlijkse testmeting geen afwijkingen geconstateerd worden, laat degene
die de inrichting drijft, met een minimale frequentie van eenmaal per drie jaar een
kalibratie van de instellingen van de aanwezige handdetectors uitvoeren door de leverancier
of door een ander deskundig bedrijf;
-
7. van de berekening van de detectielimiet, van de testmetingen en van de kalibraties
worden rapportages opgesteld.
Meten van schroot aangevoerd per as met een handdetector
Meten met een handdetector van ladingen schroot aangevoerd per auto of trein geschiedt
op de volgende wijze:
A. Meten van het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau
-
1. het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau wordt minimaal eenmaal
per dag gemeten aan een lading schroot zonder verhoogd stralingsniveau;
-
2. tijdens het meten wordt een handdetector op een afstand van 10 centimeter van de
lading schroot gehouden, of indien het schroot zich in een container bevindt, op 10
centimeter van de buitenkant van de container;
-
3. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken.
B. Meten van een lading schroot
-
1. tijdens het meten wordt de handdetector op een afstand van 10 centimeter van de lading
schroot gehouden, of indien het schroot zich in een container bevindt, op 10 centimeter
van de buitenkant van de container;
-
2. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken;
-
3. het bereikbare oppervlak van de lading schroot wordt gemeten op de aanwezigheid van
een verhoogd stralingsniveau;
-
4. in het geval van een lading schroot in een container wordt het bereikbare oppervlak
van de buitenkant van de container gemeten op de aanwezigheid van een verhoogd stralingsniveau;
-
5. een lading schroot heeft een verhoogd stralingsniveau, indien een zodanig niveau wordt
gemeten op enig punt van het oppervlak van een lading schroot of -in het geval van
een container met een lading schroot- op enig punt van het bereikbaar oppervlak van
de buitenkant van de container.
Meten van schroot, aangevoerd per schip in bulk met een handdetector
Meten met een handdetector van ladingen schroot aangevoerd per schip in bulk geschiedt
op de volgend wijze:
A. Meten van het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau
-
1. het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau wordt minimaal eenmaal
per dag gemeten aan een lading schroot zonder verhoogd stralingsniveau;
-
2. tijdens het meten wordt een handdetector op een afstand van 10 centimeter van de
lading schroot gehouden;
-
3. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken.
B. Meten van een lading schroot
-
1. tijdens het meten wordt de handmeetapparatuur op een afstand van 10 centimeter van
een lading schroot gehouden;
-
2. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken;
-
3. het bereikbare oppervlak van een lading schroot wordt gemeten op de aanwezigheid van
een verhoogd stralingsniveau;
-
4. na het lossen van een laag van de lading schroot uit het schip, wordt het oppervlak
van de volgende laag op dezelfde wijze als bovenstaand gemeten;
-
5. een lading schroot heeft een verhoogd stralingsniveau, indien een zodanig niveau
wordt gemeten op enig punt van het oppervlak van een lading schroot.
Voorschriften met betrekking tot kraandetectors
Kraandetector
Een kraandetector voldoet aan de volgende voorschriften:
-
1. een kraandetector moet in ieder geval gammastraling kunnen meten;
-
2. de detectielimiet van een kraandetector wordt berekend met toepassing van ISO-11929;
-
3. het alarmniveau van een kraandetector wordt ten hoogste 20 nSv.h-1 ingesteld boven de detectielimiet;
-
4. de kraandetector is zodanig ingericht en ingesteld, dat het meten van een verhoogd
stralingsniveau wordt aangegeven door een akoestisch of visueel signaal;
-
5. degene die de inrichting drijft, laat minimaal eenmaal per jaar de aanwezige kraandetectors
testen door een deskundig bedrijf op het voldoen aan het onder 4 gestelde voorschrift;
daarbij dient een toename van het omgevingsdosisequivalenttempo ter plaatse van een
detector met 20 nSv.h-1, veroorzaakt door een stilstaande onafgeschermde Co-60 bron, ertoe te leiden dat
het akoestisch of visueel signaal wordt gegeven;
-
6. indien een afwijking wordt geconstateerd bij de testmeting, laat degene die de inrichting
drijft, een kalibratie van de instellingen van de betreffende kraandetector uitvoeren
door de leverancier van de betreffende kraandetector of door een ander deskundig bedrijf;
-
7. indien bij jaarlijkse testmeting geen afwijkingen geconstateerd worden, laat degene
die de inrichting drijft, minimaal eenmaal per drie jaar een kalibratie van de instellingen
van de aanwezige kraandetectors uitvoeren door de leverancier of door een ander deskundig
bedrijf;
-
8. van de berekening van de detectielimiet, van de testmetingen en van de kalibraties
worden rapportages opgesteld.
Meten met een kraandetector
Meten met een kraandetector geschiedt op de volgende wijze:
A. Meten van het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau
-
1. het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau wordt minimaal eenmaal
per dag gemeten aan een greep schroot zonder verhoogd stralingsniveau;
-
2. het stralingsniveau wordt gemeten door iedere greep schroot van een kraan te bemeten;
daarbij mogen geen delen schroot ver uit de grijper steken of hangen, waardoor het
stralingsniveau daarvan niet meer gemeten wordt;
-
3. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken.
B. Meten van een lading schroot
-
1. het stralingsniveau wordt gemeten door iedere greep schroot van een kraan te bemeten;
daarbij mogen geen delen schroot ver uit de grijper steken of hangen, waardoor het
stralingsniveau daarvan niet meer gemeten wordt;
-
2. voor een meting wordt voldoende tijd genomen om een correct meetresultaat te bereiken.
Deel II. Voorschriften met betrekking tot de registratie van meetgegevens
Registratie van de metingen
Gegevens per meting
-
1. Een register , als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit, bevat van iedere
meting, naast de in het besluit genoemde, tevens de volgende gegevens:
-
a. tijd van de meting;
-
b. soort meetapparatuur waarmee de meting is uitgevoerd met vermelding van de gegevens
betreffende merk en type van die apparatuur;
-
c. naam en adres van de afzender van de gemeten lading schroot;
-
d. naam en adres van de vervoerder van de gemeten lading schroot;
-
e. plaats en land van herkomst van de gemeten lading schroot.
-
2. Indien is gemeten met een poortdetector of met een kraandetector, wordt het al dan
niet afgaan van het alarm geregistreerd.
-
3. Indien is gemeten met een handdetector, wordt het al dan niet overschrijden van een
toename van 20 nSv.h-1 of meer ten opzichte van het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau
geregistreerd.
-
4. Bij het meten van schroot dat wordt aangevoerd per schip in bulk met een handdetector
wordt het meten van één laag in de bulkhoeveelheid schroot beschouwd als één meting;
-
5. Bij het meten van schroot met een kraandetector wordt het meten van één greep schroot
met een kraan beschouwd als één meting.
-
6. De registratie is zo ingericht dat de met betrekking tot een meting geregistreerde
gegevens in samenhang kunnen worden bezien.
Periode voor het bewaren van de gegevens
De in de registratie opgenomen gegevens worden gedurende tenminste tien jaren bewaard.
Rapportages uit deel I
De rapportages genoemd in deel I van deze bijlage worden in het register opgenomen.
Deel III. Vaardigheden en bekwaamheden
Een persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit beschikt over de
volgende vaardigheden en bekwaamheden:
Als opleiding, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt aangewezen:
de Praktijkstudiedag Ioniserende Straling voor de metaal & Schroothandel, ontwikkeld
door de Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding
en advies.