Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AI-gevoelige vogels dierentuinen 2003

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-01-2013 en zichtdatum 19-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2014

Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AI-gevoelige dieren dierentuinen 2003

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikel 16 van richtlijn nr. 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza, artikel 7 van richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311), artikel 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 30 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. AI: Aviaire Influenza;

  • b. gevoelige vogel: vogelsoort die waarschijnlijk gevoelig is voor aviaire influenza en niet bedoeld is voor de productie van dierlijke producten;

  • c. dierentuin: permanente inrichting waar ten minste tien wilde diersoorten worden gehouden om gedurende ten minste zeven dagen per jaar te worden tentoongesteld aan het publiek, met uitzondering van een inrichting waar geen AI-gevoelige vogels worden gehouden en circussen en dierenwinkels;

  • d. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

§ 2. Vrijstelling ten behoeve van toepassing bij AI-gevoelige dieren

Artikel 2

Ter voorkoming van AI kan een diergeneesmiddel worden toegepast waarvoor bij artikel 3.12 van de Regeling diergeneesmiddelen een vrijstelling is verleend.

Artikel 3

Toepassing van het middel, bedoeld in artikel 2, geschiedt uitsluitend bij gevoelige vogels die worden gehouden in een dierentuin en voor zover aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

Artikel 4

  • 1 De houder van vogels die voornemens is tot vaccinatie van gevoelige vogels over te gaan, geeft van dit voornemen kennis aan de Voedsel en Waren Autoriteit door het overleggen van vaccinatieplan.

  • 2 Tot vaccinatie wordt niet over gegaan dan nadat de Voedsel en Waren Autoriteit het vaccinatieplan, bedoeld in het eerste lid, heeft goedgekeurd.

  • 3 Tot vaccinatie wordt niet overgegaan dan nadat de Voedsel en Waren Autoriteit daartoe op verzoek van de houder van de vogels, bedoeld in het eerste lid, toestemming heeft verleend.

  • 4 Vaccinatie vindt niet plaats dan onder toezicht van een ambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit.

  • 5 Het vaccinatieplan, bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste:

    • a. een plattegrond van de dierentuin met daarop aangeduid de kooien, verblijven of plaatsen waar de gevoelige vogels die worden geënt zich bevinden;

    • b. een lijst van alle afzonderlijk te enten gevoelige vogels met vermelding van de soort en van de individuele identificatiegegevens;

    • c. het voorgenomen tijdstip en de vermoedelijke tijdsduur van de vaccinatie en de locatie waar de vaccinatie plaatsvindt;

    • d. de naam van de aan de dierentuin verbonden dierenarts die voor de vaccinatie en bloedbemonstering zorg draagt;

    • e. de benodigde hoeveelheid vaccin.

  • 6 De houder van de vogels draagt er zorg voor dat:

    • a. van ten minste 10% van de te enten vogels bloedmonsters worden genomen zowel voor de eerste enting als ten minste 30 dagen na de laatste enting;

    • b. deze monsters serologisch worden onderzocht op AI;

    • c. de gegevens met betrekking tot de monstername en de uitkomsten van de onderzoeken 10 jaar worden bewaard.

  • 7 De houder van de vogels zendt onverwijld na afloop van de vaccinatie een verslag aan de Voedsel en Waren Autoriteit welk verslag in ieder geval bevat:

    • a. gegevens over het aantal vogels dat is gevaccineerd en de identificatiekenmerken van die vogels;

    • b. de identificatienummers van de vogels waarvan bloedmonsters zijn genomen.

  • 8 De houder van de vogels zendt onverwijld aan de Voedsel en Waren Autoriteit de uitslagen van de bloedmonsters, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a.

Artikel 5

  • 1 Toepassing van het middel geschiedt in overeenstemming met de op het etiket of de verpakking vermelde voorwaarden.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in artikel 2, voor zover dit betreft het afleveren van het diergeneesmiddel, bedoeld in dat artikel, wordt verleend onder de voorwaarde dat de Voedsel en Waren Autoriteit daartoe toestemming heeft verleend.

  • 3 De toestemming, bedoeld in het tweede lid, betreft toestemming tot het afleveren van het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2, aan een door de Voedsel en Waren Autoriteit aangewezen dierenarts, genoemd in het vaccinatieplan. Bij deze toestemming wordt tevens bepaald de hoeveelheid van het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2, die aan die dierenarts kan worden afgeleverd.

  • 4 Alle te enten vogels worden binnen 96 uur na aanvang de eerste enting geënt.

Artikel 7

De aanwezige voorraad van het middel wordt voor een door de minister nader te bepalen tijdstip teruggezonden naar de producent.

§ 5 . Verbod vervoeren gevaccineerde dieren

Artikel 11

  • 1 Het is verboden geënte vogels en producten van geënte vogels te vervoeren te verhandelen of te verplaatsen.

  • 2 De minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3 Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 Geënte vogels en van geënte vogels verkregen producten worden niet voor consumptie bestemd.

§ 6 . Overige bepalingen

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 april 2003.

Artikel 13

Deze regeling zal worden aangehaald als Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AI-gevoelige vogels dierentuinen 2003.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
overeenkomstig het door de minister genomen besluit,
de

directeur-generaal

,

R.M. Bergkamp

Bijlage I. als bedoeld in artikel 1, onderdeel C

dierentuinen

plaats

1. Stichting Nederlandse Opvang Papegaaien

Veldhoven-Oerle

2. Ecomare

De Koog-Texel

3. Dierenpark Wissel

Epe

4. Zoo Parc Overloon

Overloon

5. Ouwehands Dierenpark

Rhenen

6. Vogelpark Avifauna B.V.

Alphen aan de Rijn

7. Safari Beekse Bergen

Hilvarenbeek

8. Dierenpark Amersfoort

Amersfoort

9. Natura Artis Magistra

Amsterdam

10. Wonderwereld

Ter Apel

11. Vogelpark Jagrie B.V.

Gieterveen

12. Kabouterland

Exloo

13. Otterpark Leeuwarden

Leeuwarden

14. Stichting Kasteelpark Born

Born

15. Diergaarde Blijdorp

Rotterdam

16. Stichting Apenheul

Apeldoorn

17. Noorder Dierenpark

Emmen

18. Dierenpark De Vleut

Best

19. Kasteeltuinen Arcen

Arcen

20. Stichting Dierenpark Reptielenhuis De Oliemeulen

Tilburg

21. Vogelpark Taman Indonesia

Kallenkote

22. Stichting Plaswijckpark

Rotterdam

23. Mondo Verde B.V.

Landgraaf

24. Vogelrevalidatiecentrum Zundert

Zundert

25. Burgers Zoo

Arnhem

26. Fazanterie De Rooie Hoeve

Heeswijk-Dinther

27. Stichting Artisklas

Haarlem