U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 30-04-2006.]Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2016 en zichtdatum 03-12-2024. Geldend van 24-05-2003 t/m 29-04-2006
Regeling inspectie van het onderwijs
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
Besluit
[Regeling vervallen per 30-04-2006]
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister:
de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
b. secretaris-generaal:
de secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
c. inspecteur-generaal:
de inspecteur-generaal van het onderwijs,
d. inspectie:
de Inspectie van het onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het onderwijstoezicht,
e. ministerie:
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
f. instelling:
school als bedoeld in artikel 1 van de Leerplichtwet 1969, artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra en artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,
exameninstelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
agrarische innovatie- en praktijkcentra als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
g. inspectieproduct:
onderwijsverslag als bedoeld in artikel 23, achtste lid, van de Grondwet, jaarwerkplan als bedoeld in artikel 7 van de Wet op het onderwijstoezicht, jaarverslag en jaarrekening als bedoeld in artikel 17 van deze regeling, of inspectierapport als bedoeld in de artikelen 8 en 20 van de Wet op het onderwijstoezicht,
h. bedrijfsvoering:
geheel van activiteiten dat noodzakelijk is voor en samenhangt met:
de personeelsvoorziening en het personeelsbeleid, daaronder begrepen de toepassing van rechtspositionele regelingen,
de huisvesting,
de dagelijkse huishoudelijke gang van zaken,
het inrichten en functioneren van de organisatie,
de informatievoorziening, daaronder begrepen automatisering, en
het beheer van de voor deze activiteiten beschikbaar gestelde middelen.
1 De inspectie richt haar werkzaamheden in op basis van een jaarwerkplan.
2 In het jaarwerkplan wordt in ieder geval een relatie gelegd met de onderscheiden beleidsgebieden waaraan de inspectie in het onderwijsverslag van het betreffende kalenderjaar specifieke aandacht zal besteden.
3 De minister kan de inspectie opdragen aanvullende werkzaamheden te verrichten. In overleg met de inspectie wordt zo nodig bezien wat de gevolgen daarvan zijn voor de uitvoering van het jaarwerkplan.
4 Over de inhoud van het jaarwerkplan pleegt de inspectie overleg met de secretaris-generaal. Ten behoeve van dit overleg legt de inspectie de minister jaarlijks voor 1 juli een concept-jaarwerkplan voor. De inspectie stelt het jaarwerkplan uiterlijk in de eerste week van augustus vast. Het jaarwerkplan behoeft de goedkeuring van de minister.
5 De minister zendt wijzigingen van het jaarwerkplan aan de Staten-Generaal.
1 De inspectie stelt jaarlijks uiterlijk in de eerste week van mei het verslag over de staat van het onderwijs vast. In dit onderwijsverslag wordt in ieder geval aandacht besteed aan de beleidsgebieden die in het betreffende jaarwerkplan waren opgenomen.
2 Het onderwijsverslag bevat in ieder geval:
a. een nauwkeurige omschrijving van de mate waarin de wettelijke voorschriften door de instellingen wordt nageleefd,
b. de belangrijkste kwalitatieve ontwikkelingen van het Nederlandse onderwijs, en
c. een beoordeling van de onder b bedoelde ontwikkelingen, voorzover mogelijk in relatie tot relevante ontwikkelingen in de ons omringende landen.
3 De ontwikkeling van het onderwijs, in het bijzonder de kwaliteit ervan, wordt in het onderwijsverslag zoveel mogelijk vastgelegd over meerjarige perioden opdat trends zichtbaar worden.
4 De inspectie kan voor de opstelling van het onderwijsverslag organisatieonderdelen van het ministerie raadplegen.
5 De inspectie stelt conceptteksten van het onderwijsverslag dusdanig tijdig aan het ministerie ter beschikking dat op ambtelijk niveau al het nodige kan worden gedaan om een volledige en adequate beleidsreactie van de minister voor te bereiden. Voor 15 februari legt de inspectie het concept-onderwijsverslag aan de minister voor. In het regulier overleg, bedoeld in artikel 19, doch voor 1 april, worden afspraken gemaakt over de beleidsreactie van de minister en de presentatie van het onderwijsverslag. Voor 1 april legt de inspectie het definitieve onderwijsverslag aan de minister voor.
1 Inspectieproducten worden met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur door de inspectie openbaar gemaakt voor zover de aard van het onderzoek zich daartegen niet verzet.
2 De secretaris-generaal wordt ten minste 10 werkdagen voor een voornemen tot publicatie van of tot publiciteit over een inspectieproduct dat niet in opdracht van de minister is opgesteld, daarvan in kennis gesteld. Bij een rapportage over een onderzoek als bedoeld in artikel 11 van de Wet op het onderwijstoezicht, is de eerste volzin slechts van toepassing indien het in de rede ligt dat een rapportage leidt tot publiciteit.
3 De inspectie stelt een inspectieproduct dat is opgesteld in opdracht van de minister, voor publicatie en publiciteit beschikbaar aan de minister. De inspectie reikt de minister een voorstel aan omtrent publicatie en publiciteit. De minister bepaalt wanneer en in welke vorm publicatie en publiciteit plaatsvindt alsmede of publicatie gepaard gaat met een reactie van de minister. Met de inspectie zal overleg worden gepleegd over het moment en de wijze van publiceren.
4 Indien een inspectieproduct als bedoeld in het derde lid, niet binnen een maand nadat het door de inspectie voor publicatie en publiciteit beschikbaar is gesteld, is gepubliceerd, kan de inspectie na overleg met de secretaris-generaal zelf zorgdragen voor publicatie en publiciteit.
5 In gevallen waarbij publiciteit in de rede ligt en waarin deze regeling niet voorziet, vindt publiciteit pas plaats na overleg tussen de secretaris-generaal en de inspectie.
Indien de inspectie ernstig of langdurig tekortschieten van de kwaliteit van het onderwijs of van de externe legitimering als bedoeld in artikel 14 van de Wet op het onderwijstoezicht, signaleert, treedt de inspectie in overleg met de secretaris-generaal.
1 De inspecteur-generaal draagt zorg voor de bedrijfsvoering.
2 De inspecteur-generaal heeft mandaat om besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen die ten aanzien van de bedrijfsvoering of anderszins voortvloeiend uit diens functie noodzakelijk zijn, onverminderd de Organisatie- en mandaatregeling OCenW met dien verstande dat, waar in die regeling bevoegdheden betreffende functies tot en met schaal 12 onderscheidenlijk 13, worden toegekend, voor de inspecteur-generaal die bevoegdheden gelden tot en met schaal 14.
3 De inspectie maakt met de secretaris-generaal nadere afspraken over de activiteiten die noodzakelijk zijn voor en samenhangen met de personeelsvoorziening en het personeelsbeleid, daaronder begrepen de toepassing van rechtspositionele regelingen. Deze afspraken worden vastgelegd in het managementcontract.
Met betrekking tot beslissingen over zaken betreffende de bedrijfsvoering van de inspectie die ingevolge een wettelijke voorschrift zijn voorbehouden aan de Kroon, de minister of de secretaris-generaal, bereidt de inspectie de beslissingen voor en doet voorstellen ter zake.
1 De toepassing van rechtspositionele regelingen jegens de inspecteur-generaal is voorbehouden aan de minister onderscheidenlijk de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2 Het voeren van overleg met vertegenwoordigers van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid, daaronder begrepen de financiële gevolgen van dit beleid, alsmede het voeren van overleg hierover met het decentraal georganiseerd overleg of de Departementale ondernemingsraad, is voorbehouden aan de secretaris-generaal.
3 Voorzover het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid waarover overleg wordt gevoerd, gevolgen heeft voor de inspectie, doet de secretaris-generaal voorstellen daartoe na overleg met de inspectie.
De inspecteur-generaal is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden en voert het overleg met het betreffende medezeggenschapsorgaan.
1 De inspectie organiseert het toezicht op het onderwijs op zodanige wijze, dat dit leidt tot verantwoorde uitoefening van het toezicht.
2 Het uitvoeren van het eerste lid omvat mede de systematische bewaking, beheersing en zonodig verbetering van de kwaliteit van het toezicht.
3 Ter uitvoering van het eerste lid draagt de inspectie zorg voor:
a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van het toezicht, waaronder opvattingen van betrokkenen bij het onderwijs over de toezichtuitoefening door de inspectie,
b. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van de uitvoering van het eerste lid leidt tot verantwoorde toezichtuitoefening, en
c. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder b, voorzover er geen sprake is van verantwoorde toezichtuitoefening, veranderen van de wijze waarop het toezicht is georganiseerd.
4 De toetsing, bedoeld in het derde lid, onder b, geschiedt mede door onafhankelijke deskundigen.
1 De secretaris-generaal en de inspectie sluiten jaarlijks voor 1 december een managementcontract over de bedrijfsvoering in relatie tot de taakuitoefening door de inspectie. De verhouding tussen het managementcontract en het jaarwerkplan is zodanig dat inzicht bestaat in de relatie tussen de afzonderlijke inspectieproducten en de bedrijfsvoering.
2 In het managementcontract worden in ieder geval afspraken gemaakt over:
a. de begroting,
b. het bestedingsplan en het budget,
c. het bedrijfsplan,
d. de kwartaalrapportages, en
d. het jaarverslag en de jaarrekening.
Jaarlijks voor 1 maart van het jaar T-1 meldt de inspectie de onderbouwing van de meerjarige begroting van de jaren T tot en met T + 4 aan de secretaris-generaal. Bij de onderbouwing wordt uitgegaan van de te verwachten werkzaamheden voor het komende jaar en de daarvoor benodigde bedrijfsvoering.
Van de te verwachten nieuwe of geïntensiveerde werkzaamheden zal aangegeven worden in welke mate deze binnen de beoogde omvang van de begroting kunnen worden opgevangen.
1 De werkzaamheden uit het jaarwerkplan, inclusief aanvullende werkzaamheden op verzoek van de minister, dienen binnen de voor de inspectie opgenomen gelden in de rijksbegroting voor het ministerie te worden uitgevoerd, tenzij andere afspraken zijn gemaakt met de secretaris-generaal.
2 De inspectie legt jaarlijks voor 1 augustus het concept- bestedingsplan voor het komende begrotingsjaar voor aan de secretaris-generaal. Het concept-bestedingsplan sluit aan bij de activiteiten die zijn opgenomen in het jaarwerkplan voor het komende kalenderjaar.
3 De secretaris-generaal stelt het bestedingsplan voor het komende jaar voor 1 december vast.
4 De inspectie besteedt de beschikbaar gestelde budgetten naar eigen inzicht, met inachtneming van de Comptabiliteitswet, de voor het ministerie geldende interne regelingen en, indien van toepassing, specifieke afspraken die daarover met de inspectie zijn gemaakt.
5 De secretaris-generaal deelt jaarlijks voor 1 februari het definitieve budget van het afgelopen kalenderjaar mee aan de inspectie.
1 De inspectie richt haar bedrijfsvoering in op basis van een jaarlijks voor 1 december door de inspectie vast te stellen bedrijfsplan.
2 Het bedrijfsplan geeft inzicht in de voor het komende kalenderjaar voorgenomen bedrijfsvoering van de inspectie, de te lopen risico’s en de wijze waarop de inspectie deze risico’s afdekt.
3 Over het bedrijfsplan pleegt de inspectie overleg met de secretaris-generaal overeenkomstig de procedures die door de secretaris-generaal na overleg met de inspectie worden vastgesteld.
4 Ten behoeve van het in het derde lid bedoelde overleg legt de inspectie de secretaris-generaal jaarlijks voor 1 november een concept-bedrijfsplan voor.
1 De inspectie verricht een uitvoeringstoets bij beleidsvoorstellen die gevolgen hebben voor de uitoefening van het toezicht, daaronder begrepen gevolgen voor de capaciteitsinzet van de inspectie. De inspectie kan voorstellen doen voor een effectieve en doelmatige uitvoering van het beleidsvoorstel.
2 De uitvoeringstoets wordt verricht overeenkomstig de daarvoor de secretaris-generaal vastgestelde procedure.
1 De secretaris-generaal en de inspectie sluiten jaarlijks voor 1 december een managementafspraak over de uitvoering van het toezicht door de inspectie.
2 In de managementafspraak worden de hoofdlijnen van de uitoefening van toezicht opgenomen.
3 De managementafspraak vormt de basis voor het regulier overleg tussen de secretaris-generaal en de inspecteur-generaal.
1 De inspectie stelt jaarlijks voor 1 mei een jaarverslag vast. Een financieel jaarverslag maakt deel uit van het jaarverslag. Het jaarverslag bevat gegevens over de uitoefening van het toezicht door de inspectie, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingen in de organisatie in het voorgaande kalenderjaar. De inspectie legt jaarlijks voor 1 april een concept-jaarverslag voor aan de secretaris-generaal.
2 In het financieel jaarverslag legt de inspectie verantwoording af over het financiële beheer van de inspectie over het voorafgaande begrotingsjaar overeenkomstig de daarvoor door de minister vastgestelde specificaties.
3 In het jaarverslag legt de inspectie verantwoording af over het beleid dat zij heeft gevoerd ter uitvoering van artikel 9 en over de kwaliteit van de toezichtuitoefening. In het verslag geeft de inspectie daartoe onder meer aan:
a. op welke wijze zij de onderwijsinstellingen bij haar kwaliteitsbeleid heeft betrokken en het resultaat daarvan,
b. de frequentie waarmee en de wijze waarop binnen de inspectie de toetsing van de kwaliteit plaatsvond en het resultaat daarvan,
c. de aard en omvang van klachten over de kwaliteit van de toezichtuitoefening en welk gevolg zij heeft gegeven deze klachten, en
d. de activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van het toezicht.
4 De minister zendt het jaarverslag aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
De inspectie bericht de secretaris-generaal ten minste vier keer per jaar over de beleidsmatige aspecten van het toezicht in de vorm van kwartaalberichten en ten minste vier keer per jaar over aspecten van de bedrijfsvoering in de vorm van kwartaalrapportages. In de kwartaalberichten wordt tevens aandacht geschonken aan de stand van zaken van de belangrijkste beleidsthema’s en de op korte termijn uit te brengen rapportages.
1 De secretaris-generaal en de inspecteur-generaal voeren ten minste vier keer per jaar overleg over de uitoefening van het toezicht door de inspectie, de uitvoering van het jaarwerkplan, de bedrijfsvoering en de naleving van deze regeling. De inspecteur-generaal legt daarbij verantwoording af over de besteding van de middelen in relatie tot de behaalde resultaten van de uitvoering van de taken en de bedrijfsvoering.
2 De minister en de secretaris-generaal voeren vier keer per jaar, dan wel vaker indien daartoe aanleiding bestaat, vertrouwelijk overleg met de inspecteur-generaal over de hoofdlijnen van de uitoefening van het toezicht door de inspectie. Voor zover onderwerpen zich daartoe lenen, neemt de Staatssecretaris van Onderwijs of de Staatssecretaris van Cultuur deel aan het overleg.
3 De bestuursraad van het ministerie en de inspecteur- generaal en daartoe door hem aangewezen functionarissen voeren ten minste vier keer per jaar overleg over de waarnemingen van de inspectie.
1 De inspecteur-generaal kan desgevraagd in de Tweede of Eerste Kamer der Staten-Generaal een feitelijke toelichting geven op het onderwijsverslag.
2 De minister kan ten behoeve van de behandeling van het departementale jaarverslag in de Tweede Kamer der Staten-Generaal de medewerking van de inspectie inroepen.
De Regeling positie Inspectie van het Onderwijs wordt ingetrokken.
Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW- Regelingen waarin zij is geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Inspectie van het onderwijs
minister
M.J.A. van der Hoeven
Artikel 1.
Begripsbepalingen
Artikel 2.
Jaarwerkplan
Artikel 3.
Onderwijsverslag
Artikel 4.
Publicatie en voorlichting
Artikel 5.
Ernstig of langdurig tekortschieten van kwaliteit
Artikel 6.
Mandaat
Artikel 7.
Voorbereiden beslissingen bedrijfsvoering die zijn voorbehouden aan anderen
Artikel 8.
Voorbehouden met betrekking tot toepassing rechtspositionele regelingen
Artikel 9.
Overleg medezeggenschapsorganen
Artikel 10.
Kwaliteitssysteem uitoefening toezicht
Artikel 11.
Managementcontract
Artikel 12.
Begroting
Artikel 13.
Bestedingsplan en budget
Artikel 14.
Bedrijfsplan
Artikel 15.
Uitvoeringstoets
Artikel 16.
Managementafspraak
Artikel 17.
Jaarverslag inclusief financieel jaarverslag
Artikel 18.
Kwartaalberichten en kwartaalrapportages
Artikel 19.
Regulier overleg
Artikel 20.
Informatie aan Eerste en Tweede Kamer
Artikel 21.
Intrekking Regeling positie Inspectie van het Onderwijs
Artikel 22.
Bekendmaking
Artikel 23
Inwerkingtreding
Artikel 24.
Citeertitel
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling Inspectie van het onderwijs", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.