Wet van 23 april 2003, houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer,
de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen
(Spoorwegwet)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op richtlijnen 91/440/EEG, 95/18/EG, 96/48/EG, 2001/12/EG, 2001/13/EG, 2001/14/EG en 2001/16/EG en mede gelet op het belang van de bescherming van het milieu noodzakelijk is wettelijke
bepalingen vast te stellen inzake de aanleg, het beheer en het gebruik van spoorwegen
en dat het ter bevordering van een maatschappelijk gewenste benutting van spoorwegen
wenselijk is, de verantwoordelijkheid van de overheid voor de aanleg van spoorweginfrastructuur
vast te leggen, de verantwoordelijkheid voor vervoer en spoorweginfrastructuur te
scheiden en de publieke belangen die gemoeid zijn met het beheer van spoorweginfrastructuur
te verzekeren door de invoering van een concessiestelsel voor het beheer, het gebruik
van spoorwegen te bevorderen door het stellen van transparante en niet-discriminerende
voorschriften en dat het voorts wenselijk is de wetgeving inzake de spoorwegen overigens
te moderniseren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: