Dit besluit vervangt het besluit van 4 november 2000, nr. RTB2000/969M.
In dit besluit worden uniform toepasbare beschikbare-premiestaffels voor verschillende
pensioensoorten gepubliceerd. Deze staffels voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen,
al of niet in combinatie met een nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van dat
ouderdomspensioen, een tijdelijk overbruggingspensioen en een prepensioen.
Sinds de publicatie van het besluit van 4 november 2000 hebben zich de hierna beschreven
ontwikkelingen voorgedaan die het wenselijk maken dat het besluit wordt aangepast.
In het besluit van 4 november 2000 waren de in de tweede kolom van bijlage 1 vermelde
premiepercentages (staffels) gebaseerd op de combinatie van een diensttijdevenredig
opgebouwd ouderdomspensioen en een direct na het overlijden van de werknemer ingaand,
opgebouwd nabestaandenpensioen. Uit de praktijk bereiken mij verzoeken om ook uniform
toepasbare staffels te publiceren waarin verlaagde premiepercentages zijn opgenomen
voor een ouderdomspensioen en een uitsluitend bij overlijden op of na de pensioendatum
ingaand, tijdsevenredig opgebouwd nabestaandenpensioen. Het bereikbare nabestaandenpensioen
dat ingaat bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum kan alsdan afzonderlijk
op risicobasis worden verzekerd en gefinancierd.
Ook heeft de praktijk verzocht om publicatie van uniform toepasbare verhoogde premiestaffels
voor de combinatie van een ouderdomspensioen en een direct na het overlijden van de
werknemer ingaand nabestaandenpensioen, waarbij voor het nabestaandenpensioen bij
overlijden vóór de pensioendatum (vooroverlijden) wordt uitgegaan van het bereikbare
pensioenbedrag. In dat geval is het nabestaandenpensioen een combinatie van een op
risicobasis verzekerd nabestaandenpensioen voor de periode tot de pensioendatum en
een tijdsevenredig opgebouwd nabestaandenpensioen voor de periode vanaf de pensioendatum.
Voorts is uit de praktijk de vraag naar voren gekomen om uniform toepasbare staffels
te publiceren voor het tijdelijk overbruggingspensioen. In onderdeel 3.3 zal ik hier
nader op ingaan.
Ten slotte is de vraag opgekomen om aan de bestaande gepubliceerde staffels een leeftijdsklasse
jonger dan 20 jaar toe te voegen. Hierop wordt in onderdeel 3.2 ingegaan.
Hierna zal ik eerst de wettelijke uitgangspunten nader toelichten. Vervolgens is een
methode uitgewerkt waarmee de pensioenruimte in collectieve regelingen optimaal kan
worden benut met behulp van uniform toepasbare staffels. Deze staffels zijn in de
bijlagen bij dit besluit opgenomen. Ze geven premiepercentages weer die voor alle
deelnemers aan een collectieve pensioenregeling binnen de grenzen van Hoofdstuk IIB
en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) blijven. Dit laat onverlet
dat individuele deelnemers, uitgaande van hun eigen situatie, aannemelijk kunnen maken
dat voor hen een afwijkende staffel geldt die buiten de grenzen van de bijlagen valt.
In bijlage 1 is een aantal uniform toepasbare staffels opgenomen voor ouderdomspensioen,
al of niet in combinatie met voornoemde varianten van nabestaandenpensioen. Hierbij
is uitgegaan van pensioenleeftijden van 60 tot en met 65 jaar.
In bijlage 2 zijn uniform toepasbare staffels opgenomen voor prepensioen, waarbij
opbouwperioden zijn gekozen van 15 tot 50 jaar.
Omdat de staffels voor de collectiviteit zijn ontwikkeld, zijn zij niet in alle gevallen
toepasbaar in situaties waarbij geheel of gedeeltelijk een lichaam als bedoeld in
artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB als verzekeraar optreedt. In de
eigen-beheersituatie dient immers te worden voldaan aan de in artikel 10c van het
Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 (UBLB) gestelde voorwaarden. Zo kan bijvoorbeeld
in een pensioenregeling die in eigen beheer wordt gehouden alleen een nabestaandenpensioen
worden opgebouwd indien de werknemer daadwerkelijk een nabestaande heeft.
De staffels in de bijlagen zijn gebaseerd op de thans geldende wettelijke maxima.
Indien lagere percentages van kracht worden, zullen nieuwe staffels worden gepubliceerd.
De inhoud van dit besluit is afgestemd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Gelet op artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering geldt dit
besluit ook voor de premieheffing werknemersverzekeringen.