Dit besluit vervangt het besluit van 3 november 1999, nr. VB1999/2200. Het is opnieuw
uitgebracht in verband met de opheffing van de eenheden van de registratie en successie
en de reorganisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2003. Hiermee
is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Bij de beleidsmededeling van 25 mei 1999, nr. VB 97/2194, heb ik medegedeeld, dat
het mijnerzijds geen bezwaar ontmoet om de vrijstelling van overdrachtsbelasting als
bedoeld in artikel 9a van de Natuurschoonwet 1928 ook toe te passen bij een verkrijging
van een onroerende zaak die ten tijde van de verkrijging nog niet onder de NSW is
gerangschikt.
Gebleken is dat een rangschikkingswaardige onroerende zaak niet altijd door middel
van één enkele verkrijging gerealiseerd kan worden, maar dat meer dan één verkrijging
nodig is.
Het gevolg daarvan kan zijn dat de eerste verkrijging(en) niet kunnen delen in de
vrijstelling, omdat nog niet geheel is voldaan aan de rangschikkingsvereisten, bijvoorbeeld
vanwege de geringe oppervlakte.
Ik heb aanleiding gevonden om de verkrijgingen die nodig zijn om een rangschikkingswaardige
onroerende zaak te vormen – onder bepaalde voorwaarden – te beschouwen als samenhangende
rechtshandelingen. Daarom ben ik bereid om met toepassing van artikel 63 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) een algehele tegemoetkoming in
de overdrachtsbelasting te verlenen voor de voorbereidende verkrijging(en).
De tegemoetkoming kan worden verleend indien zowel de voorbereidende verkrijging(en)
als de verkrijging op het moment waarop een rangschikkingswaardige onroerende zaak
ontstaat, plaatsvinden binnen een periode van zes maanden.
Bij de afrondende verkrijging moet een beroep op de vrijstelling worden gedaan en
moet bij de akte een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW worden overgelegd.
Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging niet rangschikkingswaardig
was of als de rangschikking niet tot stand komt, dan is alsnog overdrachtsbelasting
verschuldigd.
Het beroep op de hardheidsclausule voor de voorbereidende verkrijgingen kan uiteraard
pas worden gedaan op het moment dat de (vrijgestelde) afrondende verkrijging plaatsvindt.
Aan de tegemoetkoming worden overeenkomstige voorwaarden verbonden als die bedoeld
in artikel 9c van de NSW.
De bevoegdheid om ter zake van vorenbedoelde verkrijgingen met toepassing van artikel
63 AWR een tegemoetkoming in de overdrachtsbelasting te verlenen, heb ik bij deze
gemandateerd aan de inspecteur. Deze bevoegdheid is geconcentreerd bij de Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor
’s-Hertogenbosch.
Dit besluit geldt voor verkrijgingen die op of na 1 oktober 1998 plaatsvinden.