Overdrachtsbelasting, gefaseerde verkrijging van een landgoed

[Regeling vervallen per 20-10-2007.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2007.
Geldend van 01-01-2003 t/m 19-10-2007

Overdrachtsbelasting, gefaseerde verkrijging van een landgoed

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit vervangt het besluit van 3 november 1999, nr. VB1999/2200. Het is opnieuw uitgebracht in verband met de opheffing van de eenheden van de registratie en successie en de reorganisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2003. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Bij de beleidsmededeling van 25 mei 1999, nr. VB 97/2194, heb ik medegedeeld, dat het mijnerzijds geen bezwaar ontmoet om de vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 9a van de Natuurschoonwet 1928 ook toe te passen bij een verkrijging van een onroerende zaak die ten tijde van de verkrijging nog niet onder de NSW is gerangschikt.

Gebleken is dat een rangschikkingswaardige onroerende zaak niet altijd door middel van één enkele verkrijging gerealiseerd kan worden, maar dat meer dan één verkrijging nodig is.

Het gevolg daarvan kan zijn dat de eerste verkrijging(en) niet kunnen delen in de vrijstelling, omdat nog niet geheel is voldaan aan de rangschikkingsvereisten, bijvoorbeeld vanwege de geringe oppervlakte.

Ik heb aanleiding gevonden om de verkrijgingen die nodig zijn om een rangschikkingswaardige onroerende zaak te vormen – onder bepaalde voorwaarden – te beschouwen als samenhangende rechtshandelingen. Daarom ben ik bereid om met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) een algehele tegemoetkoming in de overdrachtsbelasting te verlenen voor de voorbereidende verkrijging(en).

De tegemoetkoming kan worden verleend indien zowel de voorbereidende verkrijging(en) als de verkrijging op het moment waarop een rangschikkingswaardige onroerende zaak ontstaat, plaatsvinden binnen een periode van zes maanden.

Bij de afrondende verkrijging moet een beroep op de vrijstelling worden gedaan en moet bij de akte een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW worden overgelegd. Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging niet rangschikkingswaardig was of als de rangschikking niet tot stand komt, dan is alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd.

Het beroep op de hardheidsclausule voor de voorbereidende verkrijgingen kan uiteraard pas worden gedaan op het moment dat de (vrijgestelde) afrondende verkrijging plaatsvindt.

Aan de tegemoetkoming worden overeenkomstige voorwaarden verbonden als die bedoeld in artikel 9c van de NSW.

De bevoegdheid om ter zake van vorenbedoelde verkrijgingen met toepassing van artikel 63 AWR een tegemoetkoming in de overdrachtsbelasting te verlenen, heb ik bij deze gemandateerd aan de inspecteur. Deze bevoegdheid is geconcentreerd bij de Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor ’s-Hertogenbosch.

Dit besluit geldt voor verkrijgingen die op of na 1 oktober 1998 plaatsvinden.