-
a. de uitoefening van het kiesrecht, indien en voor zover deze niet in vrije tijd kan
geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;
-
b. het voldoen aan een wettelijke verplichting, indien en voor zover dit niet in vrije
tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;
-
c. het afleggen van een van rijkswege afgenomen of erkend examen of tentamen, voor zover
die niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;
-
d. het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of het verrichten van werkzaamheden
voor publiekrechtelijke colleges, waarin de betrokkene is benoemd of gekozen, voor
zover dit niet in vrije tijd kan geschieden;
-
e. het uitoefenen van het lidmaatschap van een van rijkswege ingestelde of erkende examencommissie
of het optreden als rijksgecommitteerde bij een examen, voor in totaal ten hoogste
14 dagen per jaar in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen;
-
f. verhuizing in geval van verandering van standplaats: indien de betrokkene een eigen
huishouding heeft, voor twee, in bijzondere gevallen ten hoogste vier dagen en indien
de betrokkene geen eigen huishouding heeft, voor ten hoogste twee dagen;
-
g. verhuizing anders dan in geval van verandering van standplaats: indien de betrokkene
een eigen huishouding heeft, voor ten hoogste twee dagen per jaar;
-
h. het zoeken van een woning in geval van verandering van standplaats, voor ten hoogste
twee dagen;
-
i. ondertrouw of de aangifte van het voornemen om een geregistreerd partnerschap aan
te gaan, van de betrokkene, voor één dag;
-
j. burgerlijk of kerkelijk huwelijk of registratie van het partnerschap van de betrokkene,
voor in totaal vier dagen, voor zover de huwelijksdag of -dagen of de dag van registratie
van het partnerschap hier binnen vallen;
-
k. huwelijk of registratie van het partnerschap van bloed- of aanverwanten van de eerste
of tweede graad, voor één dag of ten hoogste twee dagen, al naar gelang dit huwelijk
of deze registratie van het partnerschap wordt gesloten in of buiten de woonplaats
van de betrokkene;
-
l. ernstige ziekte van echtgenoot, ouders of kinderen, stief-, schoon- of pleegfamilieleden
daaronder begrepen, voor ten hoogste twee weken, tenzij blijkens een over te leggen
geneeskundige verklaring gedurende een langere termijn de voortdurende aanwezigheid
van de betrokkene bij de zieke, anders dan ter verpleging, noodzakelijk is;
-
m. overlijden van de onder l bedoelde personen, voor vier dagen; van bloed- of aanverwanten
in de tweede graad, voor twee dagen; van bloed- of aanverwanten in de derde of vierde
graad, voor ten hoogste één dag; is de betrokkene in de twee laatstgenoemde gevallen
belast met de regeling van de begrafenis of van de nalatenschap, dan wordt verlof
verleend voor ten hoogste vier dagen;
-
n. bevalling van de echtgenote, voor ten hoogste twee dagen;
-
o. het 25-, 40- en 50-jarig ambts- of huwelijksjubileum dan wel jubileum van de registratie
van het partnerschap van de betrokkene en het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum
dan wel jubileum van de registratie van het partnerschap van zijn ouders, stief-,
schoon- of pleegouders daaronder begrepen, voor één dag;
-
p. kerkelijke bevestiging of eerste communie van de betrokkene, zijn echtgenote en kinderen,
stief-, schoon- of pleegkinderen daaronder begrepen, voor één dag;
-
q. adoptie van een kind, voor ten hoogste vijf dagen; in geval van adoptie van een buitenlands
kind wordt, indien verlof noodzakelijk is om de betrokkene in staat te stellen in
het desbetreffende land het nodige te verrichten, éénmaal per geval van adoptie, verlof
verleend voor de duur van de noodzakelijke reis- en verblijftijd tot ten hoogste zes
weken;
-
r. het voldoen aan een verzoek van een commissie van beroep als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 63, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 181, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, om als getuige of deskundige te worden gehoord, voor zover dit niet in vrije tijd
kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;
-
s. jeugd- en jongerenwerk als bedoeld in de door Onze Minister getroffen regeling, voor
telkens ten hoogste 5 dagen, met dien verstande dat per schooljaar in totaal niet
meer dan 10 dagen verlof worden verleend;
-
t. voor zover het betreft de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1°: het vervullen van een stage in het kader van deelname aan een door Onze Minister
aan te wijzen applicatiecursus basisonderwijs, voor twee dagen per schooljaar;
-
u. een calamiteit, waaronder wordt verstaan een plotseling optredende gebeurtenis die
uit zijn aard niet te voorzien is en waarvoor zonder uitstel maatregelen door betrokkene
moeten worden genomen, voor ten hoogste één werkdag en maximaal 3 calamiteiten per
jaar.