Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers uitkering bij aftreden en nabestaandenpensioen

[Regeling vervallen per 27-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 30-11-2024.
Geldend van 16-07-2003 t/m 31-12-2012

Wet van 2 juni 2003 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering bij aftreden en het nabestaandenpensioen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen aan te brengen in de regeling in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers van de uitkering bij aftreden, in de regeling van het nabestaandenpensioen en voorts in die wet nog enige andere wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Regeling vervallen per 27-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013]

[Red: Wijzigt de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.]

Artikel II

[Regeling vervallen per 27-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013]

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (maatstaf duur recht op uitkering).]

Artikel III

[Regeling vervallen per 27-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013]

  • 1 Degene die in het tijdvak tussen 31 december 1995 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gewezen politieke ambtsdrager was als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, kan binnen twee maanden na dat tijdstip alsnog een aanmelding doen als bedoeld in artikel 2a van die wet, indien dit op grond van dat artikel, zoals gewijzigd bij deze wet, in het vorenbedoelde tijdvak mogelijk zou zijn geweest. De aanmelding wordt beschouwd als te zijn gedaan op het tijdstip in dat tijdvak waarop dat ook overigens op grond van artikel 2a mogelijk zou zijn geweest.

  • 2 In geval van overlijden tussen 31 december 1995 en twee maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van degene die op grond van het eerste lid alsnog een aanmelding had kunnen doen, wordt aan degene die op grond van het eerste lid aangemeld had kunnen worden, op diens aanvraag nabestandenpensioen toegekend met ingang van de dag van overlijden.

  • 7 De artikelen 22a, 22b, 67a, 67b, 145a en 145b zoals die luidden vóór de wijziging van die artikelen bij deze wet blijven van toepassing op een toeslag op grond van die artikelen die is ingegaan voor die wijziging.

  • 8 De artikelen 23, 68 en 146 zoals die luidden vóór de wijziging van die artikelen bij deze wet, blijven van toepassing op een bijzonder nabestaandenpensioen dat is ingegaan vóór de inwerkingtreding van deze wet alsmede op een bijzonder nabestaandenpensioen dat daarna ingaat, indien het huwelijk of de aanmelding voordien is geëindigd. In afwijking van de vorige volzin wordt een bijzonder nabestandenpensioen als daar laatstbedoeld berekend naar de berekeningsgrondslag over het jaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, indien de pensioengeldige tijd van de overledene mede na dat tijdstip is gelegen.

  • 9 De wijziging van de artikelen 24, 69 en 147 is van toepassing op degene die op na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt aangemerkt als ongehuwd samenwonend als bedoeld in die artikelen.

  • 10 Een nabestaandenpensioen, een bijzonder nabestaandenpensioen en een wezenpensioen, ingegaan op of na 1 januari 1996, dat is verminderd op grond van artikel 27, 72 of 150, zoals die artikelen luidden vóór de wijziging bij deze wet, wordt te rekenen vanaf het tijdstip van ingang opnieuw berekend met toepassing van die artikelen zoals gewijzigd bij deze wet.

  • 11 De artikelen 27a, 73 en 150a zoals die artikelen luidden vóór de wijziging ervan bij deze wet, blijven van toepassing op een nabestaandenpensioen dat is ingegaan vóór de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel IV

[Regeling vervallen per 27-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013]

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat:

    • a. artikel I, de onderdelen B, H met betrekking tot artikel 15, tweede lid, onder a, W met betrekking tot artikel 60, tweede lid onder a, LL met betrekking tot artikel 140, tweede lid, onder a, P, EE en TT, terugwerkt tot en met 1 januari 1996;

    • b. artikel I, de onderdelen G, V, KK, K, L, M, Z, AA, BB, OO, PP, en QQ terugwerkt tot en met 1 juli 1999;

    • c. artikel I, de onderdelen D, S en HH, terugwerkt tot en met 1 januari 2001;

    • d. artikel I, onderdeel Ca, terugwerkt tot en met 1 januari 2003;

    • e. artikel II terugwerkt tot en met 1 januari 1998.

  • 2 [Red: wijzigt deze wet.]

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juni 2003

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner