Geluidmeetprocedure.
De geluidmeetprocedure vindt plaats overeenkomstig de Lärmschutzforderungen für Ultraleichtflugzeuge
van 1 augustus 1996.
De geluidmeting vindt plaats tijdens de start van een MLA. Het MLA is tijdens de meetvlucht
beladen tot aan de maximale startmassa (MTOM).
De meetopstelling, waar overheen moet worden overvlogen, ligt op 2500 meter van het
startpunt van het MLA in het verlengde van de startrichting.
De vliegsnelheid die wordt gehanteerd komt overeen met de beste stijgsnelheid van
het MLA, terwijl motorvermogen en toerental maximaal zijn.
Voor een goede meting moet bij het overvliegen van de meetopstelling de vlieghoogte
tussen de 75 en 150 meter liggen. Een en ander conform figuur 1.
Achteraf wordt aan de hand van gegevens uit het handboek van het MLA de geluidproductie
berekend bij een normale start en een normale stijgprocedure. De rekenhoogte mag niet
meer bedragen dan 450 meter.
De in figuur 2 aangegeven afwijkingen van de vliegbaan zijn toelaatbaar.
Foto's als bedoeld in bijlage 2 moeten bij de geluidmeting aanwezig zijn.
Toelichting op de voorgeschreven foto's.
De eerste foto is van het gehele (opgebouwde) toestel, het op het MLA aangebrachte
kenmerk moet duidelijk te zien zijn.
De tweede foto is van de propeller; de foto is gemaakt van recht voor of recht achter
(al naar gelang een trek- of duwschroef) het MLA, in het verlengde van de lengteas.
De derde foto is van het inlaatsysteem, waarbij de aanwezige cowlings geheel zijn
verwijderd; hierop moet de carburateur dan wel één van de carburateurs en het eventueel
aanwezige inlaatfilter te zien zijn.
De vierde foto is van het uitlaatsysteem, waarbij de aanwezige cowlings geheel zijn
verwijderd; de uitlaatdemper met eventuele nademper en uitlaatpijp dienen op de foto
duidelijk zichtbaar te zijn.
Op alle foto's worden de datum waarop de foto is gemaakt en het kenmerk mee gefotografeerd.
De foto's worden gemaakt van zo dicht bij het desbetreffende MLA als mogelijk is.
Geluidscriteria
Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de
geluidsproductie of de toegestane geluidsproductie van het luchtvaartuig. Voor de
uitvoering van een dergelijke wijziging moet de minister met het ontwerp hebben ingestemd.
1. Elke wijziging die een verandering van het maximum startmassa van het luchtvaartuig
met zich mee brengt.
2. Elke wijziging die een verandering in de klimprestaties van het luchtvaartuig met
zich mee brengt. De relevante klimprestaties zijn onder andere:
a) de best rate of climb,
b) de best rate of climb speed,
c) de stallspeed,
d) de never exceed speed,
e) de startrollengte en
f) de afstand tot 15 m hoogte.
3. Elke wijziging aan de voortstuwingsinrichting. Deze bestaat uit onder andere:
a) de motor,
b) de propeller,
c) de inlaat,
d) de uitlaat,
e) de geluidsabsorberende bekleding,
f) de overbrenging,
g) de motorregeling en
h) de motorlimitaties.
4. Elke wijziging waardoor de luchtstroming in motor of propeller wijzigt. Dit is
bijvoorbeeld:
a) het plaatsen van probes in de motorinlaat,
b) het veranderen van de motorcowling,
c) het verlengen of verkorten van de propelleras en
d) verandering in flap-settings.
5. Elke wijziging waardoor de eventuele geluidafschermende of -reflecterende werking
van delen van het luchtvaartuig zou kunnen veranderen.
6. Elke wijziging waardoor holtes zouden kunnen ontstaan, die door de luchtstroom
in resonantie worden gebracht. Dit zijn onder andere:
a) veranderingen in/aan de landingslichten;
b) veranderingen in/aan de torque-links,
c) veranderingen in/aan de wielassen,
d) veranderingen in/aan de landingssteldeuren,
e) veranderingen in/aan de luchtinlaten,
f) veranderingen in/aan de overloopvalves en
g) veranderingen in/aan de brandstofvulpunten.
7. Elke wijziging die een verandering van de normale operating procedures met zich
mee brengt.
8. Elke andere wijziging waarvan uit de documentatie blijkt dat die een verandering
van het geluid teweeg brengt.