Wet internationale misdrijven

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2014.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2016

Wet van 19 juni 2003, houdende regels met betrekking tot ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (Wet internationale misdrijven)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is om, mede gelet op het Statuut van het Internationaal Strafhof, regels te stellen met betrekking tot ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    • a. Verdragen van Genève:

      • 1°. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag (I) voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde (Trb. 1951, 72);

      • 2°. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag (II) voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee (Trb. 1951, 73);

      • 3°. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag (III) betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Trb. 1951, 74); en

      • 4°. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag (IV) betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Trb. 1951, 75);

    • b. meerdere:

      • 1°. de militaire commandant, of degene die feitelijk als zodanig optreedt, die daadwerkelijk het bevel of gezag uitoefent over of daadwerkelijk leiding geeft aan een of meer ondergeschikten;

      • 2°. degene die in een burgerlijke hoedanigheid daadwerkelijk gezag uitoefent over of daadwerkelijk leiding geeft aan een of meer ondergeschikten.

    • c. deportatie of onder dwang overbrengen van bevolking: het onder dwang verplaatsen van personen door verdrijving of andere dwangmaatregelen uit het gebied waarin zij zich rechtmatig bevinden zonder dat daarvoor gronden bestaan die naar internationaal recht zijn toegelaten;

    • d. marteling: het opzettelijk veroorzaken van ernstige pijn of ernstig lijden, hetzij lichamelijk, hetzij geestelijk, bij een persoon die zich in gevangenschap of in de macht bevindt van degene die beschuldigd wordt, met dien verstande dat onder marteling niet wordt verstaan pijn of lijden dat louter het gevolg is van, inherent is aan of samenhangt met rechtmatige sancties;

    • e. foltering: marteling van een persoon met het oogmerk om van hem of van een derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht, of hem of een derde vrees aan te jagen of te dwingen iets te doen of te dulden, dan wel om enigerlei reden gebaseerd op discriminatie uit welke grond dan ook, van overheidswege gepleegd;

    • f. gedwongen zwangerschap: de onrechtmatige gevangenschap van een vrouw die onder dwang zwanger is gemaakt, met de opzet de etnische samenstelling van een bevolking te beïnvloeden of andere ernstige schendingen van internationaal recht te plegen;

    • g. apartheid: onmenselijke handelingen van een vergelijkbare aard als de in artikel 4, eerste lid, bedoelde handelingen, gepleegd in het kader van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door een groep van een bepaald ras van een of meer groepen van een ander ras en begaan met de opzet dat regime in stand te houden.

  • 2 De uitdrukking ambtenaar heeft in deze wet dezelfde betekenis als in het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat voor de toepassing van de Nederlandse strafwet onder ambtenaar mede wordt begrepen degene die ten dienste van een vreemde staat een openbaar ambt bekleedt.

  • 3 De uitdrukkingen samenspanning en zwaar lichamelijk letsel hebben in deze wet dezelfde betekenis als in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2

  • 1 Onverminderd het te dien aanzien in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Militair Strafrecht bepaalde is de Nederlandse strafwet toepasselijk:

    • a. op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de in deze wet omschreven misdrijven, wanneer de verdachte zich in Nederland of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

    • b. op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de in deze wet omschreven misdrijven, wanneer het feit is begaan tegen een Nederlander;

    • c. op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de in deze wet omschreven misdrijven.

  • 2 De vervolging op grond van het eerste lid, onder c, kan ook plaatshebben, indien de verdachte eerst na het begaan van het misdrijf Nederlander wordt.

§ 2. Strafbepalingen

Artikel 3

  • 1 Hij die met het oogmerk om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep behorend tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk, als zodanig te vernietigen:

    • a. leden van de groep doodt;

    • b. leden van de groep zwaar lichamelijk of geestelijk letsel toebrengt;

    • c. opzettelijk aan de groep levensomstandigheden oplegt die op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging zijn gericht;

    • d. maatregelen neemt, welke tot doel hebben geboorten binnen de groep te voorkomen; of

    • e. kinderen van de groep onder dwang overbrengt naar een andere groep,

    wordt als schuldig aan genocide gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 2 De samenspanning en de opruiing tot genocide die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, plaatsvindt, worden gestraft gelijk de poging.

Artikel 4

  • 1 Als schuldig aan een misdrijf tegen de menselijkheid wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie, hij die een van de volgende handelingen begaat, indien gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking, met kennis van de aanval:

    • a. opzettelijk doden;

    • b. uitroeiing;

    • c. slavernij;

    • d. deportatie of onder dwang overbrengen van bevolking;

    • e. gevangenneming of andere ernstige beroving van de lichamelijke vrijheid in strijd met fundamentele regels van internationaal recht;

    • f. marteling;

    • g. verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie, of enige andere vorm van seksueel geweld van vergelijkbare ernst;

    • h. vervolging van een identificeerbare groep of collectiviteit op politieke gronden, omdat deze tot een bepaald ras of een bepaalde nationaliteit behoort, op etnische, culturele of godsdienstige gronden, op grond van geslacht of op andere gronden die universeel zijn erkend als ontoelaatbaar krachtens internationaal recht, in verband met een in dit lid bedoelde handeling of enig ander misdrijf omschreven in deze wet;

    • i. gedwongen verdwijning van een persoon;

    • j. apartheid;

    • k. andere onmenselijke handelingen van vergelijkbare aard waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt.

  • 2 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. aanval gericht tegen een burgerbevolking: een wijze van optreden die met zich brengt het meermalen plegen van in het eerste lid bedoelde handelingen tegen een burgerbevolking ter uitvoering of voortzetting van het beleid van een staat of organisatie, dat het plegen van een dergelijke aanval tot doel heeft;

    • b. slavernij: de uitoefening op een persoon van een of alle bevoegdheden verbonden aan het recht van eigendom, met inbegrip van de uitoefening van dergelijke bevoegdheid bij mensenhandel, in het bijzonder handel in vrouwen en kinderen;

    • c. vervolging: het opzettelijk en in ernstige mate ontnemen van fundamentele rechten in strijd met het internationaal recht op grond van de identiteit van de groep of collectiviteit;

    • d. gedwongen verdwijning van een persoon: het arresteren, gevangen houden, afvoeren of elke andere vorm van vrijheidsontneming van een persoon door of met de machtiging, ondersteuning of bewilliging van een staat of politieke organisatie, gevolgd door een weigering een dergelijke vrijheidsontneming te erkennen of informatie te verstrekken over het lot of de verblijfplaats van die persoon of door verhulling van dat lot of die verblijfplaats, waardoor deze buiten de bescherming van de wet wordt geplaatst.

  • 3 Onder «uitroeiing» wordt in dit artikel mede verstaan: het opzettelijk opleggen van levensomstandigheden, onder andere de onthouding van toegang tot voedsel en geneesmiddelen, gericht op de vernietiging van een deel van een bevolking.

Artikel 5

  • 1 Hij die zich in geval van een internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de ernstige inbreuken op de Verdragen van Genève, te weten de volgende feiten indien begaan tegen door genoemde verdragen beschermde personen:

    • a. opzettelijk doden;

    • b. marteling of onmenselijke behandeling, met inbegrip van biologische experimenten;

    • c. opzettelijk veroorzaken van ernstig lijden, zwaar lichamelijk letsel of ernstige schade aan de gezondheid;

    • d. grootschalige opzettelijke en wederrechtelijke vernietiging en toe-eigening van goederen zonder militaire noodzaak;

    • e. een krijgsgevangene of andere beschermde persoon dwingen dienst te nemen bij de strijdkrachten van een vijandige mogendheid;

    • f. een krijgsgevangene of andere beschermde persoon opzettelijk het recht op een eerlijke en rechtmatige berechting onthouden;

    • g. wederrechtelijke deportatie of verplaatsing of wederrechtelijke opsluiting; of

    • h. het nemen van gijzelaars,

    wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie .

  • 2 Hij die zich in geval van een internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de ernstige inbreuken op het op 12 december 1977 te Bern tot stand gekomen Aanvullende Protocol (I) bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten, (Trb. 1980, 87), te weten:

    • a. de in het eerste lid bedoelde feiten, indien begaan tegen een door het Aanvullende Protocol (I) beschermde persoon;

    • b. ieder opzettelijk handelen of nalaten dat de gezondheid in gevaar brengt van enige persoon die zich in de macht bevindt van een andere partij dan de partij waartoe hij behoort, en dat:

      • 1°. een medische behandeling inhoudt die niet noodzakelijk is als gevolg van de gezondheidstoestand van de betrokken persoon en die niet in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde medische normen welke onder gelijke medische omstandigheden zouden worden toegepast ten aanzien van personen die onderdaan zijn van de voor de handelingen verantwoordelijke partij en op geen enkele wijze van hun vrijheid zijn beroofd;

      • 2°. het uitvoeren op de betrokken persoon inhoudt, zelfs met diens toestemming, van lichamelijke verminkingen;

      • 3°. het uitvoeren op de betrokken persoon inhoudt, zelfs met diens toestemming, van medische of wetenschappelijke experimenten; of

      • 4°. het uitvoeren op de betrokken persoon inhoudt, zelfs met diens toestemming, van verwijdering van weefsel of organen voor transplantatie;

    • c. de volgende feiten, wanneer zij opzettelijk en in strijd met de desbetreffende bepalingen van het Aanvullende Protocol (I) worden begaan en de dood of ernstig lichamelijk letsel met zich brengen dan wel de gezondheid in ernstige mate benadelen:

      • 1°. het doen van aanvallen op de burgerbevolking of individuele burgers;

      • 2°. het uitvoeren van een niet-onderscheidende aanval waardoor de burgerbevolking of burgerobjecten worden getroffen, in de wetenschap dat een zodanige aanval buitensporig verlies van mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan burgerobjecten zal veroorzaken;

      • 3°. het uitvoeren van een aanval tegen werken of installaties die gevaarlijke krachten bevatten, in de wetenschap dat een zodanige aanval buitensporig verlies van mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan burgerobjecten zal veroorzaken;

      • 4°. het doen van aanvallen op onverdedigde plaatsen of gedemilitariseerde zones;

      • 5°. het doen van aanvallen op een persoon in de wetenschap dat hij buiten gevecht verkeert; of

      • 6°. het perfide gebruik, in strijd met artikel 37 van het Aanvullende Protocol (I), van het embleem van het rode kruis, de rode halve maan of van andere door de Verdragen van Genève of het Aanvullende Protocol (I) erkende beschermende tekens; of

    • d. de volgende feiten, wanneer zij opzettelijk en in strijd met de Verdragen van Genève en het Aanvullende Protocol (I) worden begaan:

      • 1°. het overbrengen door de bezettende mogendheid van gedeelten van haar eigen burgerbevolking naar het door haar bezette gebied of de overbrenging van de gehele bevolking van het bezette gebied of van een deel daarvan binnen of buiten dat gebied in strijd met artikel 49 van het Vierde Verdrag van Genève;

      • 2°. ongerechtvaardigde vertraging bij de repatriëring van krijgsgevangenen of burgers;

      • 3°. praktijken van apartheid of andere onmenselijke en onterende praktijken die een aanslag op de menselijke waardigheid vormen en zijn gebaseerd op rassendiscriminatie;

      • 4°. het doen van aanvallen op duidelijk als zodanig herkenbare historische monumenten, kunstwerken of plaatsen van godsdienstige verering die het culturele of geestelijke erfdeel van de volkeren vormen en waaraan bijzondere bescherming is verleend door een speciale regeling, bijvoorbeeld in het kader van een bevoegde internationale organisatie, wanneer daarvan verwoesting op grote schaal het gevolg is, er geen bewijs bestaat van schending door de tegenpartij van artikel 53, letter b, van het Aanvullende Protocol (I) en wanneer zodanige historische monumenten, kunstwerken of plaatsen waar godsdienstoefeningen worden gehouden niet in de onmiddellijke nabijheid van militaire doelen zijn gelegen; of

      • 5°. het ontnemen van het recht van een persoon die door de Verdragen van Genève of artikel 85, tweede lid, van het Aanvullende Protocol (I) wordt beschermd om eerlijk en volgens de toepasselijke regels te worden berecht,

    wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 3 Hij die zich in geval van een internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de volgende feiten:

    • a. verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen sterilisatie of elke andere vorm van seksueel geweld die even ernstig kan worden geacht als een ernstige inbreuk op de Verdragen van Genève;

    • b. gedwongen zwangerschap;

    • c. personen die zich in de macht van een tegenpartij bevinden onderwerpen aan lichamelijke verminking of medische of wetenschappelijke experimenten, van welke aard ook, die niet worden gerechtvaardigd door de geneeskundige of tandheelkundige behandeling van de betrokken persoon of door diens behandeling in het ziekenhuis, noch in zijn belang worden uitgevoerd, en die de dood ten gevolge hebben of de gezondheid van die persoon of personen ernstig in gevaar kan brengen;

    • d. op verraderlijke wijze doden of verwonden van personen die behoren tot de vijandige natie of het vijandige leger;

    • e. een combattant doden of verwonden die in de macht van de tegenpartij is, duidelijk aangeeft zich te willen overgeven, of buiten bewustzijn is of op andere wijze door verwondingen of ziekte is uitgeschakeld en daarom niet in staat is zich te verdedigen, mits hij zich in alle genoemde gevallen onthoudt van iedere vijandelijke handeling en niet tracht te ontvluchten; of

    • f. op zodanig ongepaste wijze gebruik maken van een witte vlag, van de vlag of militaire onderscheidingstekens en uniform van de vijand of van de Verenigde Naties, of van emblemen van de Verdragen van Genève, dat dit de dood of ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft,

    wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 4 Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die zich in geval van een internationaal gewapend conflict opzettelijk en wederrechtelijk schuldig maakt aan een van de volgende feiten:

    • a. een cultureel goed onder versterkte bescherming als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van het op 26 maart 1999 te Den Haag tot stand gekomen Tweede Protocol bij het Haagse Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in het geval van een gewapend conflict (Trb. 1999, 107) het voorwerp van een aanval maken;

    • b. een cultureel goed onder versterkte bescherming als bedoeld in onderdeel a of de onmiddellijke omgeving daarvan gebruiken ter ondersteuning van militair optreden;

    • c. culturele goederen onder bescherming van het op 14 mei 1954 te Den Haag tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in het geval van een gewapend conflict (Trb. 1955, 47) of het bij dat Verdrag behorende Tweede Protocol op grote schaal vernietigen of zich toe-eigenen;

    • d. een cultureel goed onder bescherming als bedoeld in onderdeel c het voorwerp van een aanval maken; of

    • e. diefstal, plundering of ontvreemding van, of daden van vandalisme gericht tegen culturele goederen onder bescherming van het in onderdeel c genoemde verdrag.

  • 5 Hij die zich in geval van een internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de volgende feiten:

    • a. opzettelijk aanvallen richten op burgerobjecten, dat wil zeggen objecten die geen militair doel zijn;

    • b. opzettelijk een aanval inzetten in de wetenschap dat een dergelijke aanval bijkomstige verliezen aan levens of letsel onder burgers zal veroorzaken of schade aan burgerobjecten of omvangrijke, langdurige en ernstige schade aan het milieu zal aanrichten, die duidelijk buitensporig zou zijn in verhouding tot het te verwachten concrete en directe algehele militaire voordeel;

    • c. aanvallen of bombarderen, met wat voor middelen ook, van steden, dorpen, woningen of gebouwen die niet worden verdedigd en geen militair doelwit zijn;

    • d. rechtstreekse of indirecte verplaatsingen door de bezettende mogendheid van delen van haar eigen burgerbevolking naar het bezette grondgebied of de deportatie of het verplaatsen van de gehele of een deel van de bevolking van het bezette grondgebied binnen dat grondgebied of daarbuiten;

    • e. verklaren dat de rechten en handelingen van onderdanen van de vijandelijke partij vervallen, geschorst of in rechte niet-ontvankelijk zijn;

    • f. onderdanen van de vijandige partij dwingen deel te nemen aan oorlogshandelingen gericht tegen hun eigen land, ook als zij voor de aanvang van de oorlog in dienst van de oorlogvoerende partij waren;

    • g. gebruik van gif of giftige wapens;

    • h. gebruik van verstikkende, giftige of andere gassen en overige soortgelijke vloeistoffen, materialen of apparaten;

    • i. gebruik van kogels die in het menselijk lichaam gemakkelijk in omvang toenemen of platter en breder worden, zoals kogels met een harde mantel die de kern gedeeltelijk onbedekt laat of voorzien is van inkepingen;

    • j. wandaden begaan tegen de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;

    • k. gebruikmaken van de aanwezigheid van een burger of een andere beschermde persoon teneinde bepaalde punten, gebieden of strijdkrachten te vrijwaren van militaire operaties;

    • l. opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hun voorwerpen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, waaronder het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen zoals voorzien in de Verdragen van Genève;

    • m. opzettelijk aanvallen richten op de burgerbevolking als zodanig of op individuele burgers die niet rechtstreeks aan vijandelijkheden deelnemen;

    • n. opzettelijk aanvallen richten op gebouwen, materieel, medische eenheden en transport, alsmede personeel dat overeenkomstig internationaal recht gebruik maakt van de emblemen van de Verdragen van Genève;

    • o. opzettelijk aanvallen richten op personeel, installaties, materieel, eenheden of voertuigen, betrokken bij humanitaire hulpverlening of vredesmissies overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, zolang deze recht hebben op de bescherming die aan burgers of burgerobjecten wordt verleend krachtens het internationale recht inzake gewapende conflicten;

    • p. opzettelijk aanvallen richten op gebouwen, bestemd voor godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of charitatieve doeleinden, historische monumenten, ziekenhuizen en plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, mits deze geen militair doelwit zijn;

    • q. een stad of plaats plunderen, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen;

    • r. kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar bij de nationale strijdkrachten of groepen onder de wapenen roepen of in militaire dienst nemen dan wel hen gebruiken voor actieve deelname aan vijandelijkheden;

    • s. verklaren dat geen kwartier zal worden verleend; of

    • t. vernietiging of inbeslagneming van goederen van de tegenpartij tenzij deze vernietiging of inbeslagneming dringend vereist is als gevolg van dwingende omstandigheden van het conflict,

    wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 6 Indien een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid:

    • a. de dood of zwaar lichamelijk letsel van een ander ten gevolge heeft dan wel verkrachting inhoudt;

    • b. geweldpleging in vereniging tegen een of meer personen dan wel geweldpleging tegen een dode, zieke of gewonde inhoudt;

    • c. het in vereniging vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort inhoudt;

    • d. het in vereniging een ander dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden inhoudt;

    • e. het in vereniging een stad of plaats plunderen inhoudt, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen;

    • f. een schending van een gegeven belofte of een schending van een met de tegenpartij als zodanig gesloten overeenkomst inhoudt; of

    • g. misbruik van een door de wetten en gebruiken beschermde vlag of teken dan wel van de militaire onderscheidingstekenen of het uniform van de tegenpartij inhoudt,

    wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 7 Het tweede lid, onderdeel b, onder 4°, is niet van toepassing indien de daarin beschreven handeling:

    • a. in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde medische normen welke onder gelijke medische omstandigheden zouden worden toegepast ten aanzien van personen die onderdaan zijn van de voor de handelingen verantwoordelijke partij en op geen enkele wijze van hun vrijheid zijn beroofd; of

    • b. betreft het geval dat bloed wordt afgestaan voor transfusie of huid voor transplantatie, mits dit vrijwillig en zonder enige dwang of aandrang geschiedt, en dan nog slechts voor therapeutische doeleinden, onder omstandigheden die beantwoorden aan de algemeen aanvaarde medische normen en maatregelen van toezicht, die zowel het belang van de donor als van de ontvanger beogen.

Artikel 6

  • 1 Hij die zich in geval van een niet-internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan schending van het gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève, te weten het begaan jegens personen die niet rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen, met inbegrip van personeel van strijdkrachten dat de wapens heeft neergelegd, of jegens personen die buiten gevecht zijn gesteld door ziekte, verwonding, gevangenschap of enig andere oorzaak, van een van de volgende feiten:

    • a. aanslagen op het leven of lichamelijke geweldpleging, in het bijzonder het doden op welke wijze ook, verminking, wrede behandeling of marteling;

    • b. het nemen van gijzelaars;

    • c. aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling; of

    • d. het uitspreken of ten uitvoer leggen van vonnissen zonder voorafgaande berechting door een op regelmatige wijze samengesteld gerecht dat alle gerechtelijke waarborgen biedt, naar algemeen aanvaarde normen als onmisbaar erkend,

    wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 2 Hij die zich in geval van een niet-internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de volgende feiten:

    • a. verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen sterilisatie of elke andere vorm van seksueel geweld die even ernstig kan worden geacht als een ernstige inbreuk op de Verdragen van Genève;

    • b. gedwongen zwangerschap;

    • c. personen die zich in de macht van een tegenpartij bevinden onderwerpen aan lichamelijke verminking of medische of wetenschappelijke experimenten, van welke aard ook, die niet worden gerechtvaardigd door de geneeskundige of tandheelkundige behandeling van de betrokken persoon of door diens behandeling in het ziekenhuis, noch in zijn belang worden uitgevoerd, en die de dood ten gevolge hebben of de gezondheid van die persoon of personen ernstig in gevaar kan brengen; of

    • d. op verraderlijke wijze doden of verwonden van personen die behoren tot de vijandige natie of het vijandige leger,

    wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

  • 3 Hij die zich in geval van een niet-internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een van de volgende feiten:

    • a. opzettelijk aanvallen richten op de burgerbevolking als zodanig of op individuele burgers die niet rechtstreeks aan vijandelijkheden deelnemen;

    • b. opzettelijk aanvallen richten op gebouwen, materieel, medische eenheden en transport, alsmede personeel dat overeenkomstig internationaal recht gebruik maakt van de emblemen van de Verdragen van Genève;

    • c. opzettelijk aanvallen richten op personeel, installaties, materieel, eenheden of voertuigen, betrokken bij humanitaire hulpverlening of vredesmissies overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, zolang deze recht hebben op de bescherming die aan burgers of burgerobjecten wordt verleend krachtens het internationale recht inzake gewapende conflicten;

    • d. opzettelijk aanvallen richten op gebouwen, bestemd voor godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of charitatieve doeleinden, historische monumenten, ziekenhuizen en plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, mits deze geen militair doelwit zijn;

    • e. een stad of plaats plunderen, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen;

    • f. kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar bij de nationale strijdkrachten of groepen onder de wapenen roepen of in militaire dienst nemen dan wel hen gebruiken voor actieve deelname aan vijandelijkheden;

    • g. verklaren dat geen kwartier zal worden verleend;

    • h. vernietiging of inbeslagneming van goederen van de tegenpartij tenzij deze vernietiging of inbeslagneming dringend vereist is als gevolg van dwingende omstandigheden van het conflict; of

    • i. opdracht geven tot de verplaatsing van de burgerbevolking om redenen verband houdende met het conflict, anders dan verband houdende met de veiligheid van de burgers of indien dringend vereist om redenen van dwingende omstandigheden van het conflict,

    wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4 Artikel 5, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op een feit als bedoeld in het derde lid.

Artikel 7

  • 1 Hij die zich in het geval van een internationaal of niet-internationaal gewapend conflict schuldig maakt aan een schending van de wetten en gebruiken van de oorlog anders dan bedoeld in de artikelen 5 of 6 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt opgelegd:

    • a. indien van een feit als bedoeld in het eerste lid de dood of zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten is;

    • b. indien een feit als bedoeld in het eerste lid inhoudt een of meer wandaden begaan tegen de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;

    • c. indien een feit als bedoeld in het eerste lid inhoudt het een ander dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden; of

    • d. indien een feit als bedoeld in het eerste lid inhoudt een stad of plaats plunderen, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen.

  • 3 Artikel 5, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op een feit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

  • 1 Foltering door een ambtenaar of anderszins ten dienste van de overheid werkzame persoon in de uitoefening van zijn functie wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Met gelijke straffen wordt gestraft:

Artikel 8a

  • 1 Hij die zich schuldig maakt aan gedwongen verdwijning van een persoon, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel d, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Indien een feit als bedoeld in het eerste lid:

    • a. de dood of zwaar lichamelijk letsel van de persoon ten gevolge heeft dan wel verkrachting inhoudt;

    • b. geweldpleging in vereniging tegen een persoon dan wel geweldpleging tegen een zieke of gewonde inhoudt;

    • c. een zwangere vrouw, een minderjarige, een persoon met een handicap of een ander bijzonder kwetsbaar persoon betreft;

    • d. een groep van personen betreft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

§ 3. Uitbreiding van de strafbaarheid

Artikel 9

  • 1 Met gelijke straf als gesteld op de in § 2 en in artikel 1, vierde lid, bedoelde feiten wordt gestraft de meerdere die:

    • a. opzettelijk toelaat dat een aan hem ondergeschikte een zodanig feit begaat;

    • b. opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voor zover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, indien een aan hem ondergeschikte een zodanig feit heeft gepleegd of voornemens is te plegen.

  • 2 Met een straf van ten hoogste twee derde van het maximum van de hoofdstraffen, gesteld op de in § 2 en in artikel 1, vierde lid, bedoelde feiten, wordt gestraft hij die door zijn schuld verzuimt maatregelen te nemen, voor zover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, indien een aan hem ondergeschikte, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, een zodanig feit heeft gepleegd of voornemens is te plegen.

  • 3 Indien in het geval bedoeld in het tweede lid op het feit levenslange gevangenisstraf is gesteld, wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

§ 4. Algemene bepalingen van strafrecht en strafprocesrecht

Artikel 11

  • 1 Dat een in deze wet omschreven misdrijf is begaan ter uitvoering van een voorschrift, gegeven door de wetgevende macht van een staat, of ter uitvoering van een bevel van een meerdere, heft de strafbaarheid van het betrokken feit niet op.

  • 2 De ondergeschikte die een in deze wet omschreven misdrijf begaat ter uitvoering van een bevel van een meerdere is niet strafbaar, indien het bevel door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen de kring van zijn ondergeschiktheid was gelegen.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt een bevel tot het plegen van genocide, een misdrijf tegen de menselijkheid of gedwongen verdwijning van een persoon geacht kennelijk onbevoegd gegeven te zijn.

Artikel 12

De misdrijven, omschreven in deze wet, worden voor de toepassing van de Uitleveringswet of de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven niet beschouwd als strafbare feiten van politieke aard.

Artikel 13

Ten aanzien van de in deze wet omschreven misdrijven – met uitzondering van de feiten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en, voor zover met die feiten verband houdend, de feiten, bedoeld in artikel 9 – verjaart het recht tot strafvordering niet. De artikelen 76 en 77d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn op die misdrijven niet van toepassing.

Artikel 14

Bij veroordeling tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar wegens een der in deze wet omschreven misdrijven kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

Artikel 15

Van de misdrijven omschreven in deze wet neemt de rechtbank Den Haag kennis, behoudens de bevoegdheid van de rechter, aangewezen bij de Wet militaire strafrechtspraak.

Artikel 16

Strafvervolging voor een der in deze wet omschreven misdrijven is uitgesloten ten aanzien van:

  • a. buitenlandse staatshoofden, regeringsleiders en ministers van buitenlandse zaken, zolang zij als zodanig in functie zijn, alsmede andere personen voor zover hun immuniteit door het volkenrechtelijk gewoonterecht wordt erkend;

  • b. personen die over immuniteit beschikken op grond van enig verdrag dat binnen het Koninkrijk voor Nederland geldt.

§ 4a. Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel 16a

Onverminderd de overige artikelen van deze paragraaf is deze wet mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 16b

In afwijking van artikel 1, tweede lid, heeft de uitdrukking ambtenaar in deze wet dezelfde betekenis als in het Wetboek van Strafrecht BES, met dien verstande dat voor de toepassing van het Wetboek van Strafrecht BES onder ambtenaar mede wordt begrepen degene die ten dienste van een vreemde staat een openbaar ambt bekleedt.

Artikel 16c

In afwijking van artikel 1, derde lid, hebben de uitdrukkingen samenspanning en zwaar lichamelijk letsel in deze wet dezelfde betekenis als in het Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel 16d

Voor de toepassing van artikel 8 wordt onder de middelen waarvan in het tweede lid, onder a en b, wordt gesproken, verstaan de middelen, bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel 16e

In artikel 13 wordt in plaats van de tweede volzin gelezen: Artikel 78 van het Wetboek van Strafrecht BES is op die misdrijven niet van toepassing.

Artikel 16f

Voor de toepassing van artikel 14 wordt in plaats van «het in artikel 28 vermelde recht, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht» gelezen: het recht, bedoeld in artikel 32, van het Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel 16g

In afwijking van artikel 15 neemt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennis van de misdrijven omschreven in deze wet, voor zover het feit is begaan binnen het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en behoudens de bevoegdheid van de rechter, aangewezen bij de Wet militaire strafrechtspraak. De behandeling vindt plaats door een meervoudige kamer, bestaande uit een lid van het Gemeenschappelijk Hof en twee rechters in de rechtbank Den Haag.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Wanneer op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ter zake van genocide, foltering of een misdrijf dat overeenkomt met een misdrijf als omschreven in de artikelen 5, 6of 7 van deze wet, overeenkomstig het oude recht reeds vervolging is ingesteld bij een andere rechter dan bedoeld in artikel 15 van deze wet, wordt de zaak bij dezelfde rechter voortgezet.

  • 2 Artikel 13 is mede van toepassing op feiten, strafbaar gesteld in de Uitvoeringswet folteringverdrag en gepleegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, tenzij het feit op dat tijdstip reeds is verjaard.

  • 4 Artikel 2 is van toepassing op het misdrijf genocide dat is begaan op of na 24 oktober 1970.

Artikel 21a

In geval van strafvervolging voor een van de in deze wet, de Uitvoeringswet folteringverdrag, de Uitvoeringswet genocideverdrag, dan wel de Wet oorlogsstrafrecht omschreven misdrijven begaan voor 1 april 1995, zijn de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering betreffende het slachtoffer en de benadeelde partij van toepassing.

Artikel 22

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 19 juni 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Uitgegeven de derde juli 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner