Besluit onderwijs aan vreemdelingen

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 01-08-2003 t/m heden

Besluit van 17 juli 2003, houdende regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de eerste opvang van vreemdelingen aan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (Besluit onderwijs aan vreemdelingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 2 april 2003, nr. WJZ/2003/12981 (2596), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 17, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 2003, nr. WO5.03.0133/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 10 juli 2003, nr. WJZ/2003/35165 (2596), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1. school:

  • 2. vreemdeling:

    leerling:

    • 1°. die door Onze minister van Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door Onze minister van Justitie in bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en

    • 2°. van wie aantoonbaar is dat hij nog geen jaar woonachtig is in Nederland, en

    • 3°. die ingeschreven staat aan een school en die school geregeld bezoekt;

  • 3. minister: Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 2. Criteria voor een specifieke uitkering en doel van de specifieke uitkering

Dit besluit geeft de criteria op grond waarvan een gemeente in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten van de eerste opvang van vreemdelingen aan een school, de criteria voor de hoogte van de uitkering en de criteria voor de wijze van verstrekken daarvan. De specifieke uitkering wordt besteed aan bekostiging van het onderwijs aan vreemdelingen.

Artikel 3. Berekening van de specifieke uitkering

  • 1 Een gemeente komt in aanmerking voor een specifieke uitkering wanneer in die gemeente door een of meer scholen de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor gezamenlijk tenminste tien vreemdelingen.

  • 2 Berekeningsfactoren voor een specifieke uitkering zijn:

    • a. een bedrag van € 1174,- op jaarbasis voor een vreemdeling aan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra,

    • b. een bedrag van € 4212,- op jaarbasis voor een vreemdeling aan een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, en

    • c. het aantal vreemdelingen dat staat ingeschreven op een school of nevenvestiging daarvan, voor zover die school of nevenvestiging op het grondgebied van de gemeente is gelegen en zij bij dat deel van de school zijn ingeschreven.

  • 3 De specifieke uitkering aan een gemeente voor een periode als genoemd in artikel 4, eerste lid, is eenderde deel van de som van:

    • a. het bedrag voor een vreemdeling als bedoeld in het tweede lid onder a, vermenigvuldigd met het aantal vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid onder c, dat op de voor die periode geldende peildatum, genoemd in artikel 4, eerste lid, staat ingeschreven op een of meer scholen als bedoeld in het tweede lid onder a, en

    • b. het bedrag voor een vreemdeling als bedoeld in het tweede lid onder b, vermenigvuldigd met het aantal vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid onder c, dat op de voor die periode geldende peildatum, genoemd in artikel 4, eerste lid, staat ingeschreven op een of meer scholen als bedoeld in het tweede lid onder b, in de gemeente.

Artikel 4. Aanvraag van de specifieke uitkering

  • 1 De specifieke uitkering heeft steeds betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:

    • a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;

    • b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;

    • c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.

  • 2 Een gemeente dient voor het verkrijgen van een specifieke uitkering voor een van de perioden, genoemd in het eerste lid, bij de minister een overzicht in van het aantal vreemdelingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid onder c, uitgesplitst per school of nevenvestiging, binnen vier weken na de peildatum. Een overzicht dat na genoemde periode van vier weken wordt ingediend, wordt uitsluitend in behandeling genomen indien van een verschoonbare termijnoverschrijding sprake is.

  • 3 Een gemeente toont desgevraagd aan de minister aan dat de vreemdelingen voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 1 onder 2.

Artikel 5. Startsubsidie

  • 1 Een gemeente die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen aan een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op de expertisecentra heeft georganiseerd, komt in aanmerking voor een startsubsidie ten behoeve van voorbereidende en coördinerende werkzaamheden die samenhangen met de start van het onderwijs aan die school of scholen indien deze eerste opvang betrekking heeft op tenminste 10 vreemdelingen. Deze subsidie is eenmalig en bedraagt  € 11 500,-.

  • 2 Een gemeente die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen aan een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs heeft georganiseerd, komt in aanmerking voor een startsubsidie ten behoeve van voorbereidende en coördinerende werkzaamheden die samenhangen met de start van het onderwijs aan die school of scholen indien deze eerste opvang betrekking heeft op tenminste 10 vreemdelingen. Deze subsidie is eenmalig en bedraagt € 15 000,-.

  • 3 De startsubsidie wordt tegelijk aangevraagd met de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 3. Indien de startsubsidie wordt toegewezen, maakt deze onderdeel uit van de specifieke uitkering.

Artikel 6. Verantwoording

De gemeente dient uiterlijk 1 november van elk jaar een financiële verantwoording in bij de minister. Deze financiële verantwoording heeft betrekking op het daaraan voorafgaande schooljaar. Indien de toegekende specifieke uitkeringen voor dat schooljaar in totaal meer bedragen dan € 45 000,- gaat deze verantwoording vergezeld van een verklaring omtrent de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7. Terugvordering

De specifieke uitkeringen kunnen binnen een periode van vijf jaar geheel of gedeeltelijk door de minister worden teruggevorderd indien de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere of geen toekenning zou hebben geleid, indien de gemeente niet voldoet aan artikel 8, dan wel indien de gemeente de specifieke uitkering niet heeft gebruikt in overeenstemming met de doelstelling, bedoeld in artikel 2.

Artikel 8. Inzagerecht

De gemeente verleent aan de minister of één of meer door hem aan te wijzen personen, volledige inzage in de boeken en bescheiden, en geeft toegang tot de door de gemeente gebruikte plaatsen. Aan bedoelde persoon of personen worden alle inlichtingen verstrekt die nodig worden geoordeeld voor de uitvoering van die taak.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 juli 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen a.i.,

G. Zalm

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2003

De Minister van Justitie a.i.,

G. Zalm