Aftrek voorbelasting, directe en indirecte kosten, vrijstelling, kansspel

[Regeling vervallen per 07-12-2011.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 07-08-2003 t/m 06-12-2011

Aftrek voorbelasting, directe en indirecte kosten, vrijstelling, kansspel

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Mij is een vraag voorgelegd over de vrijstelling van omzetbelasting voor kansspelen (artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel l, van de Wet op de omzetbelasting 1968; hierna: de Wet). De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Een ondernemer, die overigens belaste prestaties verricht, organiseert een kansspel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting. Deze prestatie is op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel l, van de Wet vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. Het kansspel is niet toerekenbaar aan enige andere prestatie zoals bijvoorbeeld de verkoop van goederen. Voor deelname aan het kansspel wordt geen vergoeding in rekening gebracht.

Bestaat er recht op aftrek van voorbelasting die drukt op de ten behoeve van (de organisatie van) het kansspel ingekochte goederen en diensten (zoals bijvoorbeeld de drukkosten van een reclamekrant waarin tevens aandacht wordt geschonken aan het kansspel en de van een gespecialiseerd bedrijf ingekochte expertise).

Antwoord

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

Ingevolge de arresten van de Hoge Raad van 25 juni 1986, nr. 23 375, V-N 1986 blz. 1689, en 24 april 1991, nr. 26 878, BNB1991/206 en de uitspraak van Hof Amsterdam van 29 juni 1994, nr. 92/5278, BNB1995/111, is niet de aanwezigheid van een vergoeding maar de aard van de prestatie bepalend voor de toepassing van artikel 15, tweede lid, van de Wet. De aftrek van voorbelasting met betrekking tot de voor (de organisatie van) het kansspel ingekochte goederen en diensten wordt derhalve ook in het voorgelegde geval beheerst door artikel 15, tweede lid, van de Wet.

Dit betekent dat, voor zover goederen en diensten uitsluitend worden gebezigd ten behoeve van het geven van gelegenheid tot mededinging naar prijzen, de aftrek van voorbelasting op grond van artikel 15, zesde lid, van de Wet, juncto artikel 11, eerste lid, aanhef en letter a, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de Beschikking) is uitgesloten.

Voor zover goederen en diensten voor zowel vrijgestelde (de organisatie van het kansspel) als belaste prestaties worden gebruikt, zal de voorbelasting moeten worden gesplitst op grond van artikelen 15 en 16 van de Wet, juncto artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Beschikking. Omdat voor deelname aan het kansspel geen vergoeding wordt ontvangen dient splitsing plaats te vinden naar werkelijk gebruik van de gemengde goederen.

In gevallen als de onderhavige, waarbij incidenteel sprake is van het gelegenheid geven tot mededinging naar prijzen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting, kan ik mij er uit praktische overwegingen mee verenigen dat de correctie van de aftrek van voorbelasting wordt beperkt tot die goederen en diensten die een zichtbare relatie vertonen met het kansspel.