Nee, een lagere inbouw is toegestaan indien en voorzover de pensioenopbouw voor elke
deelnemer aan de regeling blijft binnen de grenzen van Hoofdstuk IIB van de Wet LB.
Artikel 18a, achtste lid, van de Wet LB schrijft geen minimale AOW-inbouw in absolute
zin voor. Slechts voor het toetsen aan de in Hoofdstuk IIB van de Wet LB opgenomen
maxima dient rekening te worden gehouden met de minimale AOW-inbouw. Hieruit volgt
dat een lagere AOW-inbouw dan de minimale niet altijd betekent dat het pensioen onzuiver
wordt, met name niet indien de regeling overigens onder de genoemde maxima blijft.
Een lagere AOW-inbouw in combinatie met bijvoorbeeld een lager opbouwpercentage dan
Hoofdstuk IIB toestaat, kan resulteren in een pensioen dat blijft binnen de grenzen
van de wet. De pensioenopbouw mag bij een eindloonregeling uiteraard niet meer bedragen
dan overeenkomt met een opbouw van 2% per jaar van het pensioengevend loon met inbegrip
van de minimale AOW-inbouw ex artikel 18a, achtste lid, van de Wet LB. Voor een middelloonregeling
geldt een overeenkomstig maximum van 2,25% per jaar van het pensioengevend loon met
inbegrip van de minimale AOW-inbouw.
Ter illustratie het volgende voorbeeld.
Voorbeeld (bedragen in €)
Ouderdomspensioen met minimale AOW-inbouw:
Pensioenopbouwpercentage: 2% per jaar op eindloonbasis
Minimale inbouwtijd: 70%/2% = 35 jaar
Minimale AOW-inbouw (jaar 2002): 7.549 (per jaar 7.549/35 = 216)
Pensioengevend loon: 50.000
De maximaal toegestane wettelijke opbouw per jaar bedraagt: (2% × 50.000) – 216 =
784
Ouderdomspensioen met minder dan minimale AOW-inbouw:
Pensioenopbouwpercentage: 1,5% per jaar op eindloonbasis
Minimale inbouwtijd: 70%/1,5% = 46,66 jaar
Minder dan minimale AOW-inbouw: 5.000 (per jaar 5.000/46,66 = 107)
Pensioengevend loon: 50.000
De opbouw per jaar bedraagt: (1,5% × 50.000) – 107 = 643.
Het pensioen blijft binnen de wettelijke grenzen. De pensioenregeling is derhalve
aanvaardbaar.
Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat bij een lagere AOW-inbouw een voortdurende
toetsing van de feitelijk toegepaste regeling aan de maxima nodig is. Zo wordt de
bovenstaande regeling onzuiver indien deze ook wordt toegezegd aan een werknemer met
een salaris van bijvoorbeeld € 15.000. De maximaal toegestane wettelijke opbouw bedraagt
dan immers: (2% × 15.000) – 216 = 84 terwijl toepassing van de regeling met lagere
inbouw leidt tot een opbouw van: (1,5% × 15.000) – 107 = 118. Het is alsdan noodzakelijk
jaarlijks een minimaal pensioengevend salaris vast te stellen.