Inkomstenbelasting, lijfrenten, pensioenaangroei voor belastingplichtigen die een Belgisch rustpensioen opbouwen

Geraadpleegd op 09-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 19-09-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Inkomstenbelasting, lijfrenten, pensioenaangroei voor belastingplichtigen die een Belgisch rustpensioen opbouwen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

Binnen Nederland wordt de basis voor oudedagsvoorzieningen gevormd door AOW (eerste pijler) en pensioen (tweede pijler). Het zogenoemde rustpensioen dat in België werkzame werknemers opbouwen omvat mede aanspraken die in Nederland worden gedekt door de eerste pijler.

Op grond van artikel 3.127 Wet IB 2001 is de hoogte van de in een jaar maximaal in aanmerking te nemen premies voor lijfrenten onder meer afhankelijk van de mate van opbouw van pensioenaanspraken in het jaar. Het gaat hierbij om de aangroei van aanspraken die recht geven op een levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom. Naarmate in een jaar meer van dergelijke pensioenrechten worden opgebouwd is de ruimte om aanvullende lijfrentepremies in aftrek te brengen kleiner. Dit geldt zowel voor belastingplichtigen die binnen Nederland een pensioen opbouwen als voor belastingplichtigen die buiten Nederland een pensioen opbouwen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat belastingplichtigen die een Belgisch rustpensioen opbouwen in verhouding minder lijfrentevoorzieningen kunnen opbouwen dan belastingplichtigen die naast hun pensioenrechten recht hebben op AOW of daarmee vergelijkbare voorzieningen.

Deze problematiek speelt niet ten aanzien van personen die aanspraken opbouwen ingevolge een Belgisch brugrustpensioen en/of een Belgisch overlevingspensioen. Nu het daarbij niet gaat om aanspraken die recht geven op een levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom wordt de aangroei van deze aanspraken niet in aanmerking genomen bij de berekening van de aangroei van pensioenrechten in een jaar.

Voor de problematiek bij de opbouw van aanspraken ingevolge een Belgisch rustpensioen is door de Commissie Grensarbeiders in haar aanbeveling 16 mijn aandacht gevraagd.

In zijn brieven van 5 oktober 2001, nr. IFZ2001/860M, aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kabinetsstandpunt inzake de aanbevelingen van de Commissie grensarbeiders) en van 5 april 2002, nr. BCPP2002-00974, aan de voorzitters van de vaste commissies voor Financiën, voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal (voortgang uitvoering kabinetsstandpunt inzake de aanbevelingen van de Commissie grensarbeiders) heeft een van mijn ambtsvoorgangers daarop gereageerd. Om aan voormelde problematiek tegemoet te komen, heb ik aanleiding gevonden tot het treffen van de volgende regeling.

Goedkeuring voor personen met aanspraken ingevolge een Belgisch rustpensioen

De basis voor de berekening van de jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies is 17% van de premiegrondslag. Daarop komt onder meer in mindering een bedrag in verband met de opbouw van pensioenrechten. Gelet op hetgeen hiervóór is vermeld keur ik goed dat personen die in een jaar aanspraken ingevolge een Belgisch rustpensioen opbouwen en in dat jaar in het geheel geen Nederlandse AOW-aanspraken opbouwen, bij de berekening van de aangroei in dat jaar van het bedrag van de jaarlijkse uitkeringen van de aanspraken volgens een pensioenregeling ingevolge artikel 3.127, vierde lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 (de factor A), in dat jaar een aftrekpost in aanmerking nemen. De hoogte van die aftrekpost bedraag éénvijftigste van de uitkering op jaarbasis als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, jo vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet (de gehuwden-AOW) inclusief vakantiegeld. Bij de berekening van de gehuwden-AOW kan worden uitgegaan van het uitkeringsniveau van 1 januari van het jaar waarover de aangroei van de pensioenaanspraken ter berekening van de lijfrentepremieaftrek in aanmerking moet worden genomen.

Ingangsdatum

Dit besluit geldt voor belastingjaren met ingang van 2001. Onherroepelijk vaststaande aanslagen zullen in verband met de toepassing van dit besluit in voorkomende gevallen op verzoek ambtshalve worden herzien.

In aanmerking te nemen bedragen

Ten aanzien van personen op wie bovenstaande goedkeuring van toepassing is, kan bij de berekening van de aangroei van het bedrag van de jaarlijkse uitkeringen van de aanspraken volgens een Belgisch rustpensioen voorzover deze aangroei het gevolg is van de toeneming van de diensttijd in een jaar, op deze aangroei in mindering worden gebracht:

M.b.t. de aangroei in

Iin mindering te brengen bedrag

2001

f 319 / € 145

2002

€ 151

2003

€ 157