Besluit WWB

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2006

Besluit van 10 oktober 2003 houdende regels ter uitvoering van de Wet werk en bijstand (Besluit WWB)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 september 2003, Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid, nr. B&GA/WWB/03/70145;

Gelet op de artikelen 40, eerste lid, 69, tweede en derde lid, 70, tweede en derde lid, 73, derde lid, en 74, derde lid, van de Wet werk en bijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 18 september 2003, nr. W12.03.0371/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2003, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/WWB/03/76805;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Werkdeel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 2. Berekening bedrag werkdeel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het bedrag van het werkdeel wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

W = (KW : TKW) x TBW

waarbij:

  • a. W het werkdeel voor de gemeente is;

  • b. Kw het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht voor de gemeente is;

  • c. TKw het totaal is van de aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gemeentelijke gewichten voor alle gemeenten;

  • d. TBW het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de werkdelen.

Artikel 3. Meeneem- en voorschotregeling werkdeel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien in een kalenderjaar het werkdeel niet volledig is besteed aan voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, kan het college het niet bestede deel tot maximaal 75% van het voor dat jaar toegekende budget toevoegen aan het werkdeel voor het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 2 Indien in een kalenderjaar meer dan het werkdeel is besteed aan voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, kan het college het meer bestede bedrag tot maximaal 75% van het voor dat jaar toegekende budget ten laste brengen van het werkdeel voor het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 3 Het percentage van de uitkering dat op grond van artikel 70, tweede lid, van de wet wordt teruggevorderd, bedraagt 100%. Indien volledige terugvordering naar het oordeel van Onze Minister tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, stelt Onze Minister de terugvordering op een lager percentage vast.

Paragraaf 3. Inkomensdeel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 4. Berekening bedrag inkomensdeel en inwonertal gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het bedrag van het inkomensdeel wordt verschillend berekend voor gemeenten met:

    • a. 30 000 of minder inwoners;

    • b. meer dan 30 000 en minder dan 60 000 inwoners;

    • c. 60 000 of meer inwoners.

  • 2 Voor de vaststelling van het aantal inwoners, bedoeld in het eerste lid, geldt als peildatum 1 januari 2005.

  • 3 Het aantal inwoners wordt ontleend aan de statistiek «Demografische kerncijfers per gemeente» van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 5. Berekening bedrag inkomensdeel kleine gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor gemeenten met 30 000 of minder inwoners wordt het bedrag van het inkomensdeel berekend aan de hand van de volgende formule:

I = (K64 : TK6430 000) x TB6430 000 + (K65 : TK65) x TB65

waarbij:

  • a. I het inkomensdeel voor de gemeente is;

  • b. K64 de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen jonger dan 65 jaar zijn;

  • c. TK6430 000 het totaal is van de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen jonger dan 65 jaar van gemeenten met 30 000 of minder inwoners;

  • d. TB6430 000 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen voor gemeenten met 30 000 inwoners of minder, bestemd voor personen jonger dan 65 jaar;

  • e. K65 de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder zijn;

  • f. TK65 het totaal is van de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder;

  • g. TB65 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen, bestemd voor personen van 65 jaar of ouder.

Artikel 6. Berekening bedrag inkomensdeel middelgrote gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor gemeenten met meer dan 30 000 en minder dan 60 000 inwoners wordt het bedrag van het inkomensdeel berekend aan de hand van de volgende formule:

I = {[(1 – M) x (K64 : TK6430 000–60 000) + M x (O : OT30 000–60 000)] x TB6430 000–60 000 x C} + (K65 : TK65) x TB65

waarbij:

  • a. I het inkomensdeel voor de gemeente is;

  • b. M het aantal inwoners van de gemeente per 1 januari 2005 is, verminderd met 30 000 en vervolgens gedeeld door 30 000;

  • c. K64 de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen jonger dan 65 jaar zijn;

  • d. TK6430 000–60 000 het totaal is van de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen jonger dan 65 jaar van gemeenten met meer dan 30 000 en minder dan 60 000 inwoners;

  • e. TB6430 000–60 000 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen voor gemeenten met meer dan 30 000 en minder dan 60 000 inwoners, bestemd voor personen jonger dan 65 jaar;

  • f. O de objectief vastgestelde gemeentelijke bijstandskosten voor personen jonger dan 65 jaar zijn;

  • g. OT30 000–60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke bijstandskosten voor personen jonger dan 65 jaar van gemeenten met meer dan 30 000 en minder dan 60 000 inwoners;

  • h. C de correctiefactor is die wordt berekend aan de hand van de formule die is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit;

  • i. K65 de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder zijn;

  • j. TK65 het totaal is van de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder;

  • k. TB65 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen, bestemd voor personen van 65 jaar of ouder.

Artikel 7. Berekening bedrag inkomensdeel grote gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor gemeenten met 60 000 of meer inwoners wordt het bedrag van het inkomensdeel berekend aan de hand van de volgende formule:

I = (O : OT60 000) x TB6460 000 + (K65 : TK65) x TB65

waarbij:

  • a. I het inkomensdeel voor de gemeente is;

  • b. TB6460 000 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen voor gemeenten met 60 000 inwoners of meer, bestemd voor personen jonger dan 65 jaar;

  • c. O de objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten bijstandskosten voor personen jonger dan 65 jaar zijn;

  • d. OT60 000 het totaal is van de objectief vastgestelde gemeentelijke bijstandskosten voor personen jonger dan 65 jaar van gemeenten met 60 000 of meer inwoners;

  • e. K65 de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder zijn;

  • f. TK65 het totaal is van de gemeentelijke bijstandslasten 2003 voor personen van 65 jaar of ouder;

  • g. TB65 het deel is van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen, bestemd voor personen van 65 jaar of ouder.

Artikel 8. Objectief verdeelmodel en macrobudget

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Aan de hand van het verdeelmodel dat is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit:

    • a. worden de objectief vastgestelde gemeentelijke bijstandskosten voor personen jonger dan 65 jaar vastgesteld;

    • b. wordt het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen voor alle gemeenten, bestemd voor personen jonger dan 65 jaar, verdeeld over de delen TB6430 000, TB6430 000-60 000 en TB6460.000.

  • 2 Het totale bedrag dat beschikbaar is voor de inkomensdelen van de gemeenten betreft: TB6430 000 + TB6430 000-60 000 + TB6460 000 + TB65.

Artikel 9. Toetsingscommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De toetsingscommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Onze Minister benoemt de voorzitter en de leden, alsmede twee plaatsvervangende leden, die tevens door hem kunnen worden geschorst en ontslagen.

Artikel 10. Verzoek aanvullende uitkering

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een verzoek om een aanvullende uitkering omvat:

    • a. een verklaring voor het feit dat de door het college gemaakte kosten hoger zijn dan het daarvoor verstrekte inkomensdeel;

    • b. een overzicht van de maatregelen die het college heeft genomen dan wel in de toekomst zal nemen om een situatie als bedoeld in onderdeel a te voorkomen, en

    • c. een toelichting op het bedrag waarom wordt verzocht.

  • 2 Een aanvullende uitkering wordt slechts toegekend voorzover:

    • a. voldaan is aan de gestelde vormvoorschriften;

    • b. de gemaakte kosten de toegekende uitkering inkomensdeel met minimaal tien procent overstijgen;

    • c. de uitkomst van de beoordeling van het effect van de arbeidsmarkt en van het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft.

  • 3 De toetsingscommissie beoordeelt of een verzoek voldoet aan de in het eerste en tweede lid genoemde voorwaarden en adviseert Onze Minister. Indien de toetsingscommissie van oordeel is dat een gemeente in aanmerking komt voor een aanvullende uitkering, dan is de hoogte van deze uitkering gelijk aan het verschil tussen de werkelijke netto bijstandsuitkeringslasten en 110% van de toegekende uitkering inkomensdeel.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel, waarbij voor gemeenten tot maximaal 40 000 inwoners een afwijkende invulling kan worden gegeven van het tweede lid, onderdeel c.

Paragraaf 4. Overige en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 11. Adreslozen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De bijstand, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend door het college van de gemeente waar de belanghebbende zich op het moment van zijn aanvraag bevindt.

Artikel 12. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 13. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit WWB.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de bijlage met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 oktober 2003

Beatrix

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Uitgegeven de veertiende oktober 2003

Minister

J. P. H. Donner

Bijlage 1. behorende bij artikel 2 van het Besluit WWB

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Verdeling macro-budget W-deel WWB

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Verdeelmodel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het verdeelmodel voor de budgetten die gemeenten krijgen uitgekeerd voor reïntegratieactiviteiten op grond van de Wet Werk en bijstand (het W-deel) bestaat uit een aantal stappen.

De meest belangrijke stap wordt gevormd door het model waarmee voor gemeenten het gewicht Kw (zie artikel 2) wordt bepaald op basis waarvan het beschikbare macrobudget naar rato over de gemeenten wordt verdeeld.

De gewichten worden bepaald op basis van vier verdeelmaatstaven die elk een eigen parameter hebben. Verdeelmaatstaven en parameters zijn zodanig bepaald dat zij in grote mate aansluiten bij de behoefte aan reïntegratiemiddelen.

A. Verdeelmaatstaven

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de bron waaraan deze ontleend worden.

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Bron

1. Aantal bijstandsontvangers

2003

SZW

2. Aantal WW-ontvangers

2003

SZW

3. Omvang beroepsbevolking

2001–2003

CBS

4. Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid

2001–2003

CBS

Definitie verdeelmaatstaven:

Aantal bijstandsontvangers: aantal personen dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) ontvangt en jonger is dan 65 jaar. Eén persoon telt hooguit één keer mee. Personen die in de loop van het meetjaar een tussentijdse onderbreking van de WWB-uitkering hebben zijn dus één persoon. Personen die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de persoon volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Personen die niet ingeschreven zijn in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.

Aantal WW-ontvangers: het aantal personen dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt. Ook nu weer geldt: een persoon telt hooguit één keer mee. Personen die in de loop van het meetjaar zowel een WW-uitkering als een WWB-uitkering hebben ontvangen, worden gerekend tot de groep bijstandsontvangers, en zijn dus uitgesloten van de categorie WW-uitkeringen. Personen die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een WW-uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de persoon volgens de GBA. Personen die niet zijn ingeschreven in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.

Omvang beroepsbevolking: alle personen tussen 15 en 65 jaar die meer dan 12 uur per week werken of willen werken. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.

Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid: de omvang van de laaggeschoolde beroepsbevolking minus de omvang van de laaggeschoolde werkzame beroepsbevolking. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.

De maatstaven zijn allen afkomstig van bestanden, die bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) in beheer zijn. De variabelen aantal bijstandsontvangers en aantal WW-ontvangers kunnen door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden berekend op basis van micro-bestanden die bij het Centrum voor Beleidsstatistiek van het CBS beschikbaar zijn. De verdeelkenmerken omvang beroepsbevolking en kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid zijn afkomstig uit de Enquete beroepsbevolking (EBB), en worden door het CBS op Statline gepubliceerd.

Uitgangspunt is dat bij alle berekeningen (voorlopig en definitief) steeds de meest recente beschikbare informatie wordt gebruikt.

B. Gewichten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De verdeelmaatstaven hebben de volgende gewichten:

Verdeelmaatstaven

Parameter

Aantal bijstandsontvangers

1,20

Aantal WW-ontvangers

– 0,20

Omvang beroepsbevolking

– 0,01

Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid

0,45

Door de realisatie van de verdeelmaatstaven voor de gemeenten of samenwerkingsverbanden (entiteiten) in te vullen, kan men het gewicht van de eenheid berekenen.

Gewicht eenheid :

= 1,20 * aantal bijstandsontvangers

– 0,20 * aantal WW-ontvangers

– 0,01 * omvang beroepsbevolking

+ 0,45 * kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid.

Berekeningswijze voor entiteiten met minder dan 30.000 inwoners

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Omdat er bij kleine entiteiten forse uitschieters kunnen optreden, wordt voor entiteiten met minder dan 30.000 inwoners het gezamenlijke gewicht bepaald van alle entiteiten met minder dan 30.000 inwoners binnen hetzelfde COROP-gebied (de indeling in COROP-gebieden is aan het begin van de jaren zeventig opgesteld door de toenmalige Coördinatiecommissie Regionaal Onderzoeks Programma voor de beschikbaarstelling van statistische gegevens ten behoeve van het regionaal economisch beleid).

Voor het bepalen van het aantal entiteiten met minder dan 30.000 inwoners is de situatie op 1 januari 2005 bepalend. Met gemeentelijke herindeling wordt op gelijke wijze omgegaan zoals omschreven in bijlage 2 bij de verdeling van de middelen voor het Inkomensdeel.

De volgende twee stappen worden onderscheiden in het bepalen van het gewicht Kw dat een gemeente met minder dan 30.000 inwoners krijgt:

  • 1. bepaal entiteiten (gemeenten en samenwerkingsverbanden) met minder dan 30.000 inwoners;

  • 2. bereken de gewichten conform het model voor deze entiteiten:

    • a. Voor COROP-gebieden met meer dan 1 entiteit met minder dan 30.000 inwoners wordt het gewicht van alle entiteiten met minder dan 30.000 inwoners gezamenlijk bepaald, en wordt dit gewicht vervolgens verdeeld over de betrokken entiteiten naar rato van het aantal bijstandsontvangers.

    • b. Voor COROP-gebieden met maar één entiteit met minder dan 30.000 inwoners1 wordt het gewicht van alle entiteiten uit het COROP-gebied gezamenlijk bepaald, en wordt het gewicht van die ene entiteit met minder dan 30.000 inwoners bepaald naar rato van het aantal bijstandsontvangers van deze entiteit ten opzichte van het COROP-gebied. Het gewicht van de entiteiten met meer dan 30.000 inwoners wordt naar rato gecorrigeerd voor het verschil tussen het via het model berekende gewicht van de entiteit met minder dan 30.000 inwoners en het gewicht dat op deze wijze is berekend.

Overgang van historische kosten naar verdeelmodel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor de verdeling van het macro-budget over de gemeenten wordt de komende 5 jaar een overgangsregeling gehanteerd. Het aandeel van een gemeente in het beschikbare macro-budget wordt bepaald door een combinatie van het historische budgetaandeel in 2003 in de totale subsidie die in dat jaar op grond van artikel 18 van de Wet inschakeling werkzoekenden en artikel 13, eerste tot en met derde lid, van het Besluit in- en doorstroombanen beschikbaar was en het verdeelmodel. Het gewicht van de historische kosten wordt geleidelijk aan minder, conform onderstaande tabel. Vanaf 2011 zal de verdeling 100% bepaald worden door het verdeelmodel.

Jaar

Gewicht historische kosten

Gewicht verdeelmodel

2005

100%

  0%

2006

 83%

 17%

2007

 67%

 33%

2008

 50%

 50%

2009

 33%

 67%

2010

 17%

 83%

2011

  0%

100%

Bijlage 2. behorende bij artikel 8 van het Besluit WWB

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Objectief verdeelmodel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij de berekening van de uitkeringsbedragen voor personen jonger dan 65 jaar voor gemeenten met meer dan 30.000 inwoners (artikelen 6 en 7) wordt gebruik gemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten. Deze objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden, op grond van artikel 8, eerste lid, vastgesteld aan de hand van een zogenoemd objectief verdeelmodel. Dit objectief verdeelmodel is opgenomen in deze bijlage.

De objectieve uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 30.000 inwoners worden vastgesteld met behulp van veertien verdeelmaatstaven met bijbehorende bedragen. Bij de compartimentering wordt voor de gemeenten met minder dan 60.000 inwoners (tevens) gebruikgemaakt van een model met elf verdeelmaatstaven met bijbehorende gewichten.

Onderdeel A van deze bijlage geeft informatie over de verdeelmaatstaven:

  • een beschrijving van de verdeelmaatstaven;

  • de bron die per gemeente het aantal eenheden per verdeelmaatstaf levert (onder eenheid wordt de meeteenheid verstaan waarin de verdeelmaatstaf wordt uitgedrukt, zoals percentage, aandeel, e.d.);2

  • het peiljaar waarop dit aantal betrekking heeft.

Onderdeel B geeft aan hoe het beleidsmatig indammen van herverdeeleffecten plaatsvindt.

In onderdeel C worden de gewichten per verdeelmaatstaf vermeld.

Onderdeel D beschrijft de correctiefactor C als opgenomen in artikel 6 van dit besluit.

Berekeningswijze objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het bedrag aan objectief vastgestelde uitkeringskosten van een gemeente ten behoeve van personen jonger dan 65 jaar wordt verkregen door eerst de kosten per huishouden van de gemeentelijke bevolking (waarvan de referentiepersoon3 een leeftijd heeft van 15 tot en met 64 jaar) te bepalen en daarna deze kosten te vermenigvuldigen met het aantal huishoudens van de gemeente van 15 tot en met 64 jaar.

De kosten per huishouden worden berekend door het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor die gemeente te vermenigvuldigen met het gewicht per eenheid. Als bijvoorbeeld de bevolking van gemeente X van 15 tot en met 64 jaar voor 28,2 procent bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dan wordt dit getal (28,2: het aantal van de eenheid) vermenigvuldigd met het in de tabel van onderdeel B bij deze verdeelmaatstaf genoemde gewicht van 18,894 euro’s. Zo wordt voor elke verdeelmaatstaf het voor gemeente X geldend aantal eenheden vermenigvuldigd met het bijbehorende gewicht per eenheid. De optelling van de resulterende bedragen geeft, met de toevoeging van een basisbedrag, de objectief vastgestelde uitkeringskosten per huishouden (van 15 tot en met 64 jaar) van gemeente X.

Het basisbedrag is het bedrag dat voor iedere gemeente met meer dan 30.000 inwoners dezelfde waarde heeft.

A. Verdeelmaatstaven

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de factoren op basis waarvan de eenheden van die verdeelmaatstaven worden vastgesteld. Zo staat bijvoorbeeld niet alleen de verdeelmaatstaf «lage inkomens» vermeld, maar ook «huishoudens van 15–64 jaar met inkomen» om het aantal in de bij deze verdeelmaatstaf behorende eenheid, «het percentage van huishoudens van 15–64 jaar met inkomen» te kunnen uitdrukken.

Tabel 1. Gegevensdefinities Verdeelmodel voor de 30.000+ gemeenten

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Peildatum

Bron

Sociale en demografische structuur

     

1. Lage inkomens 15–64 jaar (in % van de huishoudens van 15–64 jaar met inkomen)1

2000–2002

CBS

2. Eénouderhuishoudens van 15–44 jaar (in % van huishoudens van 15–64 jaar)

2004

1 januari

CBS

3. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: WAO, WAJONG en WAZ (in % van inwoners van 15–64 jaar)

2004

31 december

CBS

4. Totaal allochtonen van 15–64 jaar (in % van alle inwoners van 15–64 jaar)

2005

1 januari

CBS

5. Laagopgeleiden 15–64 jaar (in % van inwoners van 15–64 jaar)2

2001–2003

CBS

       

Centrumfunctie en stedelijkheid

     

6. Huurwoningen (in % van het totaal aantal woningen)

2004

1 januari

VROM

7. Relatief regionaal klantenpotentieel (regionaal klantenpotentieel in % van het aantal inwoners)

2004

1 januari

CBS

8. Inwoners stedelijk gebied (aantal inwoners in gebied met meer dan 1000 omgevingsadressen per vierkante kilometer, in % van het aantal inwoners)

2004

1 januari

CBS

       

Conjunctuur en economische structuur

     

9. Werkzame beroepsbevolking (in % van totale beroepsbevolking)2

2002–2004

CBS

10. Banen handel en horeca in COROP-regio (in % totaal aantal banen COROP-regio)

2003

31 december

CBS

11. Procentuele banengroei in COROP-regio2

2001–2003

CBS

12. Aantal banen in COROP-regio in % van de beroepsbevolking in COROP-regio

2003

31 december

CBS

13. Netto arbeidsparticipatie vrouwen in COROP-regio

2004

CBS

       

Overig

     

14. Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar3

APE

       

Overige berekeningsgegevens

     

Totaal aantal inwoners

2005

1 januari

CBS

Aantal huishoudens 15–64 jaar

2004

1 januari

CBS

1 Ongewogen driejaarsgemiddelde van het percentage lage inkomens.

2 Driejaarsgemiddelde.

3 Zie bijlage 2a bij de brief van 9 mei 2005 over de verdeelmodellen WWB, Kamerstukken II 2004/05, 28 870, nr. 134.

Vaststelling aantal eenheden per verdeelmaatstaf

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

1. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten, bedoeld in artikel 8, worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die hierboven zijn omschreven.

2. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten wordt het aantal eenheden per verdeelmaatstaf ontleend aan de opgave van het als bron vermelde orgaan of de vermelde instantie.

3. De vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor een gemeente geschiedt naar de toestand op 1 januari 2005, tenzij een andere peildatum bij een verdeelmaatstaf is vermeld. In dat geval geschiedt de vaststelling naar de toestand op deze datum.

4. Indien op grond van punt 3 een peildatum moet worden gehanteerd die ligt vóór de datum van instelling van de gemeente of vóór de datum waarop de grenzen van de gemeente zijn gewijzigd, stelt de Minister het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op de peildatum zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan. Bij vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf gaat de Minister uit van de op het moment van vaststelling door het parlement goedgekeurde indeling van gemeenten voor 2006.

5. Bij verandering van de gemeentelijke indeling voor 2006 na het moment van vaststelling stelt de Minister voor de nieuwe gemeenten het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op het moment van vaststelling zou zijn geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan.

Compartimentering

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het macrobudget voor personen jonger dan 65 jaar wordt niet in een stap over de gemeenten verdeeld. Eerst wordt het verdeeld over de drie in artikel 4, eerste lid, genoemde groepen gemeenten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van bovenstaand verdeelmodel voor gemeenten met meer dan 30.000 inwoners. Voor gemeenten met minder dan 60.000 inwoners wordt (ook) een ander model gehanteerd. De verdeelmaatstaven en de factoren op basis waarvan de eenheden van die verdeelmaatstaven worden vastgesteld, staan in tabel 2. De gewichten per eenheid zijn weergegeven in tabel 4.

Tabel 2. Gegevensdefinities Verdeelmodel voor de gemeenten met minder dan 60.000 inwoners

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Peildatum

Bron

1. Lage inkomens 15–64 jaar (in % van de huishoudens van 15–64 jaar met inkomen)1

2000–2002

CBS

2. Eénouderhuishoudens van 15–44 jaar (in % van huishoudens van 15–64 jaar)

2004

1 januari

CBS

3. Totaal allochtonen 15–64 jaar (in % van inwoners van 15–64 jaar)

2005

1 januari

CBS

4. Huurwoningen (in % van alle woningen)

2004

1 januari

VROM

5. Relatief regionaal klantenpotentieel (regionaal klantenpotentieel in % van totaal aantal inwoners)

2004

1 januari

CBS

6. Werkloosheidsuitkeringen aan het begin van het eerste kwartaal (in % van inwoners 15–64 jaar)2

2002–2004

CBS

7. Werkzame beroepsbevolking COROP (in % van totale beroepsbevolking COROP)3

2002–2004

CBS

8. Banen handel, horeca, landbouw & visserij (in % totaal aantal banen COROP-regio)

2003

31 december

CBS

9. Procentuele banengroei in COROP-regio3

2001–2003

CBS

10. Aantal banen in COROP-regio (in % van de beroepsbevolking in COROP-regio)

2003

31 december

CBS

11. Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

APE

       

Overige berekeningsgegevens

     

Totaal aantal inwoners

2005

1 januari

CBS

Aantal huishoudens 15–64 jaar

2004

1 januari

CBS

1 Ongewogen driejaarsgemiddelde van het percentage lage inkomens.

2 Ongewogen driejaarsgemiddelde van het percentage lage inkomens. Quotiënt van het driejaarsgemiddelde van het aantal WW-uitkeringen aan het begin van het eerste kwartaal en het driejaarsgemiddelde van het aantal inwoners van 15–65 jaar.

3 Driejaarsgemiddelde.

Bij de compartimentering van het macrobudget wordt voor elke gemeente een objectief budget vastgesteld. Voor de gemeenten met meer dan 60.000 inwoners gebeurt dit met het in tabel 1 weergegeven verdeelmodel voor de 30.000+ gemeenten. Voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners wordt het model voor de 60.000-gemeenten uit tabel 2 gebruikt. Voor de gemeenten met een inwonertal tussen 30.000 en 60.000 inwoners wordt een gewogen combinatie van beide modellen toegepast, waarbij de gewichten afhangen van het inwonertal van de gemeente.

De op bovenstaande wijze berekende objectieve budgetten worden voor alle gemeenten binnen een grootteklasse opgeteld. De verhouding tussen de opgetelde budgetten per gemeentegrootteklasse bepaalt de verdeling van het macrobudget over de groepen gemeenten.

B. Beleidsmatig indammen herverdeeleffecten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In 2004 en 2005 is de ex ante inperking van de herverdeeleffecten op 10% bepaald. Met het oog op de overstap naar volledig objectieve budgettering (voor de gemeenten met meer dan 60.000 inwoners) is deze grenswaarde voor 2006 verlaagd naar maximaal 7,5%, namelijk:

  • Voor gemeenten met een herverdeeleffect groter dan 10% is de grenswaarde 7,5%.

  • Voor gemeenten met een herverdeeleffect tussen 5% en 10% is de grenswaarde gelijk aan 5% plus de helft van het verschil tussen het herverdeeleffect en 5%.

  • Voor gemeenten met een herverdeeleffect kleiner dan 5% is de grenswaarde 5%.

Dit betekent dat het verschil tussen het historische aandeel en het objectieve aandeel van een gemeente in het budget van het compartiment waar de gemeente toe behoort (in absolute zin) niet groter mag zijn dan de grenswaarde maal het objectieve aandeel. Voor gemeenten waar dat verschil groter is, wordt het objectieve budgetaandeel naar boven of naar beneden bijgesteld zodat wel aan deze randvoorwaarde voldaan wordt. Deze aanpassing geschiedt met behulp van een algoritme zodat ook na deze rekenslag nog steeds 100% van het macrobudget verdeeld wordt.

C. Bedragen per eenheid

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De bedragen per eenheid voor het model voor de gemeenten met meer dan 30.000 inwoners zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 3. Verdeelmodel voor de bijstand in de 30.000+ gemeenten

Verdeelmaatstaf

Verdeelmodel 2006

Gewicht (euro’s)

Lage inkomens 15–64 jaar

18,894

Eenouderhuishoudens 15–44 jaar

95,325

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen 15–64 jaar

–15,215

Totaal allochtonen 15–64 jaar

5,526

Laagopgeleiden 15–64 jaar

1,196

Huurwoningen

3,959

Relatief regionaal klantenpotentieel

1,441

Inwoners in stedelijk gebied

–1,439

Werkzame beroepsbevolking

–15,350

Banen handel en horeca (op COROP-niveau)

–20,686

Banengroei in COROP-regio

–26,670

Banen in procenten van de beroepsbevolking in COROP-regio

–2,943

Netto arbeidsparticipatie vrouwen in COROP-regio

–4,840

Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

2.129,861

De bedragen per eenheid voor het model voor de gemeenten met minder dan 60.000 inwoners zijn weergegeven in de navolgende tabel.

Tabel 4. Verdeelmodel voor de bijstand in de gemeenten met minder dan 60.000 inwoners

Verdeelmaatstaf

Verdeelmodel 2006

Gewicht (euro’s)

Lage inkomens 15–64 jaar

13,017

Eenouderhuishoudens 15–44 jaar

53,426

Totaal allochtonen 15–64 jaar

2,891

Huurwoningen

2,959

Relatief regionaal klantenpotentieel

1,052

Werkloosheidsuitkeringen

49,375

Werkzame beroepsbevolking (in COROP-regio)

–11,666

Banen handel, horeca, landbouw & visserij (in COROP-regio)

–4,524

Banengroei in COROP-regio

–10,715

Banen in procenten van de beroepsbevolking in COROP-regio

–1,470

Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

1.100,694

D. Correctiefactor middelgrote gemeenten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In het geval van gemeenten met meer dan 30.000 en minder dan 60.000 inwoners moet de uitkering – conform artikel 6 – gecorrigeerd worden met de factor C. Deze correctiefactor is nodig om aan de randvoorwaarde te voldoen dat de som van de uitkeringen aan de middelgrote gemeenten gelijk moet zijn aan het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan deze gemeenten.

De correctiefactor wordt aan de hand van de volgende formule berekend:

Bijlage 181988.png

waarbij í ε {middelgrote gemeenten}

  1. Dat zijn op dit moment de volgende gemeenten: Midden-Delfland, Wormerland, Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Olst-Wijhe, Uitgeest en Wassenaar. ^ [1]
  2. In de tabel die in onderdeel B is opgenomen staan de eenheden tussen haakjes vermeld. ^ [2]
  3. Hiermee wordt aangesloten bij de definitie van het CBS. ^ [3]