Objectief verdeelmodel
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Bij de berekening van de uitkeringsbedragen voor gemeenten met meer dan 40 000 inwoners
(artikelen 6 en 7) wordt gebruik gemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten.
De objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden, op grond van artikel 6, vastgesteld aan de hand van een zogenoemde objectief verdeelmodel. Dit objectief
verdeelmodel is opgenomen in deze bijlage.
De objectieve uitkeringskosten van gemeenten met meer dan 40 000 inwoners worden vastgesteld
met behulp van tien verdeelmaatstaven met bijbehorende bedragen.
Onderdeel A van deze bijlage geeft informatie over de verdeelmaatstaven:
-
• een beschrijving van de verdeelmaatstaven;
-
• de bron die per gemeente het aantal eenheden per verdeelmaatstaf levert (onder eenheid
wordt de meeteenheid verstaan waarin de verdeelmaatstaf wordt uitgedrukt, zoals percentage,
aandeel, e.d.);
-
• het peiljaar waarop dit aantal betrekking heeft.
In onderdeel B worden de bedragen per verdeelmaatstaf vermeld.
Onderdeel C beschrijft de correctiefactor C als opgenomen in artikel 6 van dit besluit.
Tot slot wordt in onderdeel D nader ingegaan op de verschillen tussen de huidige en
de voorgaande versie van het objectief verdeelmodel.
Berekeningswijze objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten
Het bedrag aan objectief vastgestelde uitkeringskosten van een gemeente ten behoeve
van personen jonger dan 65 jaar wordt verkregen door eerst de kosten per hoofd van
de gemeentelijke bevolking (van 20 tot en met 64 jaar) te bepalen en daarna deze kosten
te vermenigvuldigen met het aantal inwoners van de gemeente van 20 tot en met 64 jaar.
De kosten per hoofd worden berekend door het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor
die gemeente te vermenigvuldigen met het bedrag per eenheid. Als bijvoorbeeld de bevolking
van gemeente X voor 28,2 procent bestaat uit inwoners met een laag inkomen, dan wordt
dit getal (28,2: het aantal van de eenheid) vermenigvuldigd met het in de tabel van
onderdeel B bij deze verdeelmaatstaf genoemde bedrag van 18,539 euro's. Zo wordt voor
elke verdeelmaatstaf het voor gemeente X geldend aantal eenheden vermenigvuldigd met
het bijbehorende bedrag per eenheid. De optelling van al deze bedragen geeft, met
de toevoeging van een basisbedrag, de objectief vastgestelde uitkeringskosten per
inwoner (van 20 tot en met 65 jaar) van gemeente X.
Het basisbedrag is het bedrag dat voor iedere gemeente met meer dan 40 000 inwoners
dezelfde waarde heeft. Deze waarde is op dezelfde wijze berekend als de bedragen per
eenheid van de verdeelmaatstaven.
A. Verdeelmaatstaven
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de factoren op basis waarvan de eenheden
van die verdeelmaatstaven worden vastgesteld. Zo staat bijvoorbeeld niet alleen de
verdeelmaatstaf «lage inkomens» vermeld, maar ook« personen met inkomen» om het aantal
in de bij deze verdeelmaatstaf behorende eenheid, «het percentage van inwoners met
inkomen» te kunnen uitdrukken.
Tabel 1 Gegevensdefinities Verdeelmodel voor de 40 000+ gemeenten
Verdeelkenmerk
|
Peiljaar
|
Peildatum
|
Bron
|
1. Lage inkomens (in % van de personen met inkomen)a
|
1998–2000
|
verslagjaar
|
CBS
|
2. Eénouderhuishoudens 20–39 jaar (in % van inwoners 20–64 jaar)
|
2002
|
1 januari
|
CBS
|
3. Arbeidsongeschikten: WAO, WAJONG en WAZ (in % van inwoners 20–64 jaar)
|
2002
|
31 december
|
CBS
|
4. Totaal allochtonen (in % van alle inwoners)
|
2003
|
1 januari
|
CBS
|
5. Eenpersoonshuishoudens 20–64 jaar (in % van inwoners 20–64 jaar)
|
2002
|
1 januari
|
CBS
|
6. Werklozen met maximale WW-duur (in % van inwoners 20–64 jaar)b
|
2000–2002
|
verslagjaar
|
CBS
|
7. Regionaal klantensurplus (regionaal klantenpotentieel minus aantal inwoners, x
1 000)c
|
2002
|
1 januari
|
CBS
|
8. Omgevingsadressendichtheid (x 1 000)c
|
2002
|
1 januari
|
CBS
|
9. Banen handel, horeca en schoonmaak (in % totaal aantal banen COROP-regio)
|
2001
|
31 december
|
CBS
|
Overige berekeningsgegevens
|
|
|
Totaal aantal inwoners
|
2003
|
1 januari
|
CBS
|
Aantal inwoners 20–64 jaar
|
2003
|
1 januari
|
CBS
|
a. Ongewogen driejaarsgemiddelde van het percentage lage inkomens.
b. Quotiënt van het driejaarsgemiddelde van het aantal werklozen met maximale WW-duur
en het driejaarsgemiddelde van het aantal inwoners 20–64 jaar.
c. Saldering van het regionaal klantenpotentieel met het totaal aantal inwoners in
2002 levert het regionaal klantensurplus op.
Toelichting
1. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten, bedoeld in
artikel 6, worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die hierboven zijn omschreven.
2. Bij de vaststelling van de objectieve gemeentelijke uitkeringskosten stelt de Minister
zo nodig het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor de gemeente vast. Voorzover
bij een verdeelmaatstaf een bron is vermeld, kan de Minister het aantal eenheden ontlenen
aan een opgave van het vermelde orgaan of de vermelde instantie.
3. De vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor een gemeente geschiedt
naar de toestand op 1 januari 2003, tenzij een andere peildatum bij een verdeelmaatstaf
is vermeld. In dat geval geschiedt de vaststelling naar de toestand op deze datum.
4. Indien op grond van punt 3 een peildatum moet worden gehanteerd die ligt vóór de
datum van instelling van de gemeente of vóór de datum waarop de grenzen van de gemeente
zijn gewijzigd, stelt de Minister het aantal eenheden vast op basis van een redelijke
schatting van de toestand zoals die op de peildatum zou zijn geweest als de instelling
of de wijziging op die datum reeds was ingegaan. Bij vaststelling van het aantal eenheden
per verdeelmaatstaf gaat de Minister uit van de op het moment van vaststelling door
het parlement goedgekeurde indeling van gemeenten voor 2004.
5. Bij verandering van de gemeentelijke indeling voor 2004 na het moment van vaststelling
stelt de Minister voor de nieuwe gemeenten het aantal eenheden vast op basis van een
redelijke schatting van de toestand zoals die op het moment van vaststelling zou zijn
geweest als de instelling of de wijziging op die datum reeds was ingegaan.
B. Bedragen per eenheid voor gemeenten met meer dan 40 000 inwoners
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Tabel 2 Nieuwe Verdeelmodel voor de bijstand in enge zin in de 40 000+ gemeenten op
basis van de gemeente-indeling 2003 (inclusief samenwerkingsverbanden), 2001
|
Nieuwe Verdeelmodel
(ongewogen LAD)
|
Verdeelkenmerk
|
Gewicht (euro's)a
|
Lage inkomens (driejaarsgemiddelde)
|
18,539
|
Eenouderhuishoudens 20–39 jaar
|
168,421
|
Arbeidsongeschikten
|
– 13,237
|
Totaal allochtonen
|
3,377
|
Eenpersoonshuishoudens 20–64 jaar
|
10,237
|
WW-max (driejaarsgemiddelde)
|
149,505
|
Regionaal klantensurplus
|
0,248
|
Omgevingsadressendichtheid
|
– 47,864
|
Banen handel, horeca & schoonmaak (op COROP-niveau)
|
– 7,452
|
Constante
|
– 312,538
|
|
|
Gewogen R2
|
0,973
|
Ongewogen R2
|
0,940
|
a Alle gewichten zijn significant bij een significantieniveau van 5%.
C. Correctiefactor middelgrote gemeenten
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
In het geval van gemeenten met meer dan 40 000 en minder dan 60 000 inwoners moet
de uitkering – conform artikel 6 – gecorrigeerd worden met de factor C. Deze correctiefactor is nodig om aan de randvoorwaarde
te voldoen dat de som van de uitkeringen aan de middelgrote gemeenten gelijk moet
zijn aan het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkeringen aan deze gemeenten.
De correctiefactor wordt aan de hand van de volgende formule berekend:
waarbij i ∊ {middelgrote gemeenten}.
D. Doorontwikkeling objectief verdeelmodel
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Wijzigingen ten opzichte van het objectief verdeelmodel zoals is gehanteerd bij de
verdeling van het macrobudget WFA 2003:
1. Het objectief verdeelmodel is aangepast voor de toepassing van de verdeling van
het macrobudget inkomensdeel WWB.
Binnen de WWB wordt de bijstand in enge zin volledig gebudgetteerd. Onder bijstandsuitgaven in
enge zin worden de bijstandsuitgaven bedoeld exclusief de uitgaven in het kader van
de IOAW, IOAZ en Bbz. De bijstandsuitgaven IOAW, IOAZ en Bbz worden separaat geraamd en separaat verdeeld over de gemeenten. Het macrobudget bestaat
uit twee delen, waarbij het deel voor personen tot aan 65 jaar mede op basis van het
objectief verdeelmodel wordt verdeeld. Bij de schatting van het nieuwe objectief verdeelmodel
is hiermee rekening gehouden.
2. Het nieuwe verdeelmodel bevat enkele nieuwe omschrijvingen van bestaande maatstaven:
-
a. De invloed van de grootste gemeenten is teruggebracht door het hanteren van de schattingsmethodiek
ongewogen kleinste absolute afwijkingen. In deze methode wordt de som van de absolute
afwijkingen tussen uitgaven en model geminimaliseerd. Daardoor krijgen extremere waarden
minder gewicht dan bij de tot nu toe toegepaste kleinste kwadratenmethode;
-
b. De maatstaf «lage inkomens» is nog steeds gebaseerd op steekproefgegevens, maar nu
op het gemiddelde van de steekproefuitkomst in drie jaren. Dit vermindert het effect
van steekproeffluctuaties in kleinere gemeenten en geeft een beter beeld van de structurele
situatie;
-
c. De maatstaf «verhuizingen» is eveneens gebaseerd op een driejaarsgemiddelde. Daarmee
wordt de volatiliteit van verhuizingen in de tijd sterk afgezwakt. Incidentele omstandigheden,
zoals het gereedkomen van Vinex-lokaties in naburige gemeenten, zorgen nauwelijks
meer voor vertekeningen;
-
d. De maatstaf «regionaal klantenpotentieel» is in het nieuwe verdeelmodel gesaldeerd
met het aantal inwoners. Deze werkwijze leidt tot een lichtere vermindering van de
schaalgedrevenheid van dit verdeelkenmerk. Bovendien wordt het effect van de centrumgemeente
versus randgemeente hierdoor wat sterker geaccentueerd.
3. Het nieuwe objectief verdeelmodel bevat enkele nieuwe maatstaven:
-
a. De maatstaf «vrouwen van 25 tot en met 29 jaar» is vervangen door de maatstaf «eenpersoonhuishoudens
van 20 tot en met 64 jaar». Dit verdeelkenmerk reflecteert de oververtegenwoordiging
van de bevolkingsgroep alleenstaanden in de bijstandspopulatie.
-
b. De maatstaf «werkzame beroepsbevolking» is vervangen door de maatstaf «werklozen met
een maximale WW-duur». De nieuwe maatstaf berust op een integrale telling en niet
op steekproeven zoals bij de oude maatstaf. Verder blijkt dit nieuwe verdeelkenmerk
veel beter in te spelen op de conjuncturele component van de bijstand dan de maatstaf
«werkzame beroepsbevolking».
-
c. De maatstaf «aantal banen in de handel, horeca en schoonmaak» (in % van het totaal
aantal banen) is als indicator voor de beschikbaarheid van laaggeschoolde werkgelegenheid
toegevoegd.
4. Door het opnemen van bovengenoemde nieuwe maatstaven, de doorgevoerde technische
verbeteringen en de nieuwe schattingsmethode, zijn in het nieuwe objectief verdeelmodel
de oude maatstaven «huurwoningen» en «verhuizingen» vervallen, aangezien de gewichten
van beide verdeelkenmerken niet langer statistisch significant waren.
Voor nadere informatie over het nieuwe objectief verdeelmodel wordt verwezen naar
het rapport «Een nieuw verdeelmodel voor de Wet Werk en Bijstand» , APE, augustus
2003.