Stcrt. 2006, 76, datum inwerkingtreding 21-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van
de wet wordt in de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het kalenderjaar volgend
op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, door de minister ontvangen.
2 Na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, beslist de minister op het verzoek
uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het verzoek tot een aanvullende
uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet is ontvangen.
3 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van
de wet kan met betrekking tot een gemeente met meer dan 10.000 inwoners slechts voor
inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie,
bedoeld in artikel 73 van de wet, sprake is van:
-
a. een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en
-
b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB,
niet het gevolg is van:
-
1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, of
-
2°. beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.
4 Van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt is in ieder geval sprake, indien:
-
a. de instroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde instroom
van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] hoger is dan de landelijke
instroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke instroom in de jaren
[t-1], [t-2] en [t-3], en
-
b. de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde uitstroom
van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] lager is dan de landelijke
uitstroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke uitstroom in de jaren
[t-1], [t-2] en [t-3].
5 Het derde lid, onderdeel b, sub 2, is niet van toepassing op gemeenten met 40.000
of minder inwoners.
6 Indien met betrekking tot een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in
artikel 74, eerste lid, van de wet over het jaar 2004, op 1 september 2005 de gegevens
met betrekking tot de instroom van de tekortgemeente in jaar [t], de landelijke instroom
in jaar [t], de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] of de landelijke uitstroom
in jaar [t] over het vierde kwartaal van het jaar 2004 nog niet bekend zijn, wordt
voor de toepassing van het vierde lid in plaats van ‘jaar [t]’ gelezen: de eerste
drie kwartalen van jaar [t].
7 Indien de toetsingscommissie op grond van de toepassing van het zesde lid van oordeel
is dat van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt geen sprake is, wordt een
op dat oordeel gebaseerd afwijzend advies als bedoeld in artikel 10, derde lid, eerste
volzin, van het Besluit WWB, door de toetsingscommissie aangehouden tot uiterlijk
zes weken na het tijdstip waarop de toetsingscommissie kennis draagt van de gegevens
over het vierde kwartaal van 2004. Bij het alsdan aan de minister uit te brengen advies
blijft het zesde lid buiten toepassing. De verzoeker van een aanvullende uitkering
en de minister worden door de toetsingscommissie van het aanhouden van het advies
in kennis gesteld.
8 Het tweede lid is niet van toepassing, indien het advies, bedoeld in artikel 10, derde
lid, eerste volzin, van het Besluit WWB, op grond van het zevende lid, eerste volzin,
door de toetsingscommissie wordt aangehouden.
9
[Red: Wijzigt deze regeling.]
10 Indien naar het oordeel van de toetsingscommissie met betrekking tot een gemeente
met maximaal 40.000 inwoners geen sprake is van een uitzonderlijke situatie op de
arbeidsmarkt als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan de toetsingscommissie
het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan bij de oordeelsvorming betrekken
en indien dat beleid of de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft, alsnog tot
het oordeel komen dat het verzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen.
11 Met betrekking tot gemeenten met 10.000 of minder inwoners kan een verzoek tot een
aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, voor inwilliging
in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie de overstijging,
bedoeld in artikel in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet
het gevolg is van een onrechtmatige uitvoering van de wet.