Besluit van 5 november 2003, houdende nadere aanpassing van besluiten aan de modernisering
van de rechterlijke organisatie (Veegbesluit modernisering rechterlijke organisatie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 26 maart 2003, nr. 5217867/03/6;
Gelet op de artikelen 125 van de Ambtenarenwet, 74c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, 37 van de Wet op de Economische Delicten, 11, 16, zesde lid, 25, derde lid, 41, 59, 73, derde lid, en 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie, 1g, 12, 14 tot en met 16, 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, 87 van de Pachtwet, 5, derde lid van de Locaalspoor- en Tramwegwet, en 13, derde lid van de Landbouw-kwaliteitswet;
De Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2003, nr. W03.03.0116/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 29 oktober 2003, nr. 5247506/03/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: