Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
In dit besluit wordt verstaan onder:
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
De minister stelt de volgende subsidieprogramma’s vast:
-
a. het Subsidieprogramma CO2-reductie goederenvervoer dat is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
-
b. het Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer dat is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit;
-
c. het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer dat is opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
-
1 Ten behoeve van de subsidieprogramma’s, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, stelt de minister de volgende aanvraagformulieren vast:
-
a. een aanvraagformulier voor investeringsprojecten dat is opgenomen in bijlage 4 bij dit besluit.
-
b. een aanvraagformulier voor kennisoverdrachtprojecten dat is opgenomen in bijlage 5 bij dit besluit.
-
c. een aanvraagformulier voor toepassingsprojecten dat opgenomen is in bijlage 6 bij dit besluit.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de
Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
Subsidieprogramma CO2-reductie Goederenvervoer
§ 1. Inleiding
Het Subsidieprogramma CO2-reductie goederenvervoer, hierna genoemd het programma, is een CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer (Staatscourant 2 november 2001, nr. 213), hierna genoemd de subsidieregeling. Doel
van het programma is invulling geven aan de subsidiemogelijkheden voor CO2-reductieprojecten, die voldoen aan de doelstellingen van de subsidieregeling. Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in het programma zijn de voorwaarden
en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. Het
programma heeft een looptijd van 4 jaar (van 2002 tot en met 2005). Het onderhavige
programma is een herziene versie als gevolg van de eerste tender (zie besluit van
8 mei 2002, nr. HDJZ/ABR/2002-723).
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Dit programma staat open voor investeringsprojecten, toepassingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten
als bedoeld in artikel 1 van de subsidieregeling.
b. Ten aanzien van investeringsprojecten en toepassingsprojecten komen alle in Nederland
gevestigde ondernemingen in de goederenvervoersectoren weg, spoor, binnen- en kustvaart,
die investeringen plegen met betrekking tot, of daarmee verband houdend, alle op enig
moment in Nederland opererende voertuigen of op enig moment in Nederlandse havens
opererende vaartuigen, in aanmerking.
Onder kustvaart wordt hier verstaan: de verplaatsing over zee van lading of passagiers
tussen in het geografische Europa gelegen havens of tussen die havens en havens in
niet-Europese landen waarvan de kustlijn langs de aan Europa grenzende binnenzeeën
loopt.
c. Ten aanzien van kennisoverdrachtprojecten komen alle in Nederland gevestigde ondernemingen
en andere organisaties in aanmerking. De kennisoverdrachtprojecten moeten zijn gericht
op de goederenvervoersectoren.
§ 3. Verhoging subsidiepercentage
De in de subsidieregeling vermelde percentages in artikel 4, eerste lid, onder a en b, worden met maximaal 10% bruto verhoogd, indien de aanvrager geen onderneming drijft
en het CO2-reductieproject niet tot doel heeft de levering, tegen vergoeding, van goederen en
diensten.
§ 4. Criteria voor de subsidie
a. Een investeringsproject voldoet aan de volgende criteria:
b. Een toepassingsproject moet voldoen aan de volgende criteria:
-
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar gemiddeld over een exploitatieperiode van
10 jaar vanaf de start van het project;
-
– de subsidie-effectiviteit heeft een waarde van niet meer dan € 45,– per ton CO2.
c. Een kennisoverdrachtproject voldoet aan de volgende criteria:
d. Voor een project gelden voorts de volgende criteria:
-
– het project moet vastgesteld kunnen worden vóór 31 december 2008;
-
– de aanvrager is naar verwachting in staat om te voldoen aan de verplichting, bedoeld
in paragraaf 8, van dit programma;
-
– het resultaat van het project mag niet significant in strijd zijn met andere doelstellingen
van het huidige beleid op het gebied van goederenvervoer en milieu;
-
– het project mag niet leiden tot een significant verhoogde emissie van NOx, CO, VOS of SOx noch tot een significant hoger geluidsniveau.
Voor intermodale en multimodale projecten geldt dat een verandering in vervoersmodaliteit
moet worden aangetoond waarbij de bestaande en de nieuwe transportketen op voorhand
bekend zijn.
§ 5. Verdeling van de gelden
De beschikbare gelden worden verdeeld naar rangschikking van de subsidieaanvragen.
De investeringsprojecten en toepassingsprojecten worden gezamenlijk gerangschikt.
De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten geschiedt separaat.
§ 6. Rangschikking en beoordeling van de subsidieaanvragen
a. De rangschikking van investeringsprojecten en toepassingsprojecten wordt bepaald
aan de hand van twee criteria:
-
– de subsidie-effectiviteit, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de
subsidie effectiever is;
-
– de kwaliteit van een project, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate:
-
• de omvang van de CO2- reductie van het project groter is,
-
• de innovativiteit groter is,
-
• het herhalingspotentieel groter is,
-
• de haalbaarheid groter is gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans.
De hiervoor genoemde twee criteria wegen even zwaar.
b. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten wordt bepaald aan de hand van drie
criteria:
-
– de mate waarin een effect op de CO2-emissiereductie van het project kan worden verwacht;
-
– de mate waarin de projectresultaten elders in de markt kunnen worden toegepast of
door hun voorbeeldwerking kunnen bijdragen aan kennisverspreiding in de markt;
-
– de slaagkans van het project, dat wil zeggen de mate waarin de aanvrager in staat
wordt geacht het projectvoorstel zowel technisch, organisatorisch als financieel uit
te voeren.
De hiervoor genoemde drie criteria wegen even zwaar. Een project wordt hoger gewaardeerd
naarmate effect, voorbeeldwerking en slaagkans groter zijn.
§ 7. Indiening en beoordeling van een subsidieaanvraag
Aanvragen voor de tweede tender worden ingediend met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en dienen uiterlijk
op 16 februari 2004 te zijn ontvangen. Na afloop van de periode van indiening brengt
een adviescommissie, als bedoeld in artikel 6 van de subsidieregeling, advies uit over de beoordeling en de rangschikking van de aanvragen. Binnen maximaal
16 weken na sluiting van de aanvraagperiode zal de minister op een aanvraag beschikken.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het Projectbureau CO2-reductieplan door middel van een daar te verkrijgen aanvraagformulier.
Het postadres is:
Projectbureau CO2-reductieplan
Postbus 10073
8000 GB Zwolle
Het bezoekadres is:
Projectbureau CO2-reductieplan
Dokter van Deenweg 108
Zwolle
Telefoon: (038) 4553422/4553401
Fax: (038) 4540225
E-mail: pbco2@senter.nl
Website: http://www.co2-reductie.nl
§ 8. Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt € 2.750.000,– voor investerings- en toepassingsprojecten
samen, en € 250.000,– voor kennisoverdrachtprojecten. Indien na rangschikking van
de aanvragen blijkt dat een van de hiervoor genoemde budgetten niet is uitgeput, dan
zal het resterende bedrag worden toegevoegd aan het andere budget.
§ 9. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand
na goedkeuring van het eindverslag als bedoeld in artikel 17 van de subsidieregeling informatie verstrekken met betrekking tot het resultaat van het project voor zover
het de CO2-emissie betreft. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door het Projectbureau
CO2-reductieplan een opzet verstrekt.
§ 10. Uitgangspunten voor berekening
Bij de berekening van de CO2-reductie, de subsidie-effectiviteit en de subsidiabele projectkosten gelden de volgende
uitgangspunten:
-
– bij de berekening van de beperking van de CO2-emissie geldt als referentie de gangbare praktijk in de branche;
-
– bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor investeringsprojecten de
annuïteitfactor gebaseerd op een disconto van 6% en is de technische levensduur van
een voorziening ten hoogste 25 jaar;
-
– bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor toepassingsprojecten de
CO2-reductie berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar, gerekend vanaf de start
van het toepassingsproject;
-
– het subsidiabele deel van de projectkosten kan maximaal bestaan uit de additionele
kosten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van de subsidieregeling. De berekening van het subsidiabele deel van de projectkosten vindt plaats volgens
de berekeningswijze die is opgenomen in de aanvraagformulieren behorend bij dit programma.
§ 11. Forfaitaire kentallen
Waar van toepassing gelden bij berekeningen voor diverse energiebronnen de volgende
forfaitaire waarden voor energie-inhoud en CO2-emissiefactoren:
|
Energie-inhoud in MJ per
eenheid (stookwaarde)
|
CO2-emissiefactor in kg per eenheid
|
Aardgas
|
32 per nm3
|
1,8 per nm3
|
LPG
|
24 per liter
|
1,6 per liter
|
Benzine
|
33 per liter
|
2,4 per liter
|
Dieselolie
|
36 per liter
|
2,6 per liter
|
Gasolie
|
43 per kg
|
3,1 per kg
|
Stookolie, alle gradaties
|
42 per kg
|
3,1 per kg
|
Elektriciteit
|
3,6 per kWh
|
0,37 per kWh
|
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
Subsidieprogramma CO2-reductie Personenvervoer
§ 1. Inleiding
Het Subsidieprogramma CO2-reductie Personenvervoer, hierna genoemd het programma, is een CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer (Staatscourant 2 november 2001, nr. 213), hierna genoemd de subsidieregeling. Doel
van het programma is invulling geven aan de subsidiemogelijkheden voor CO2-reductieprojecten, die voldoen aan de doelstellingen zoals gesteld in de subsidieregeling. Het programma beperkt zich daarbij tot het ondersteunen van projecten die een substantiële
bijdrage leveren aan de CO2-reductie in de sector personenvervoer. Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd
in het programma zijn de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. Het programma heeft een looptijd van 4 jaar (van 2002 tot
en met 2005). Het onderhavige programma is een herziene versie als gevolg van de eerste
tender (zie besluit van 8 mei 2002, nr. HDJZ/ABR/2002-723).
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Dit subsidieprogramma staat open voor investeringsprojecten, toepassingsprojecten
en kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in artikel 1 van de subsidieregeling.
b. Ten aanzien van investerings- en toepassingsprojecten komen in aanmerking: alle
in Nederland gevestigde ondernemingen, evenals Nederlandse lokale en regionale overheden.
c. Ten aanzien van kennisoverdrachtprojecten komen in aanmerking: alle in Nederland
gevestigde ondernemingen en andere organisaties, evenals Nederlandse lokale en regionale
overheden.
De kennisoverdrachtprojecten moeten zijn gericht op het personenvervoer.
§ 3. Subsidiebedrag
De in de subsidieregeling vermelde percentages in artikel 4, eerste lid, onder a en b, worden met maximaal 10% bruto verhoogd indien de aanvrager geen onderneming drijft
en het CO2-reductieproject niet tot doel heeft de levering, tegen vergoeding, van goederen en
diensten.
§ 4. Criteria voor de subsidie
a. Een investeringsproject moet voldoen aan de volgende criteria:
b. Een toepassingsproject moet voldoen aan de volgende criteria:
-
– het project levert een CO2-reductie van ten minste 75 ton per jaar op, berekend als het gemiddelde over een
exploitatieperiode van 10 jaar vanaf de start van het toepassingsproject;
-
– de subsidie-effectiviteit heeft een waarde van niet meer dan € 45,– per ton.
c. Een kennisoverdrachtproject moet voldoen aan de volgende criteria:
d. Voor een project gelden voorts de volgende criteria:
-
– het project moet vastgesteld kunnen worden vóór uiterlijk 31 december 2008;
-
– de aanvrager is in staat om te voldoen aan de verplichting zoals bedoeld onder paragraaf
8;
-
– het resultaat van het project mag niet significant in strijd zijn met andere doelstellingen
van het huidige beleid op het gebied van personenvervoer en milieu;
-
– het project mag niet leiden tot een significant verhoogde emissie van NOx, CO, VOS, PM of SOx, noch tot een significant hoger geluidsniveau.
§ 5. Verdeling van de gelden
De beschikbare gelden worden verdeeld naar rangschikking van de subsidieaanvragen.
De investeringsprojecten en toepassingsprojecten worden gezamenlijk gerangschikt.
De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten geschiedt separaat.
§ 6. Rangschikking en beoordeling van de subsidieaanvragen
a. De rangschikking van zowel investeringsprojecten als toepassingsprojecten wordt
bepaald aan de hand van twee criteria:
-
– de subsidie-effectiviteit, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate de
subsidie effectiever is;
-
– de kwaliteit van een project, waarbij een project hoger wordt gewaardeerd naarmate:
-
• de omvang van de CO2- reductie van het project groter is,
-
• de innovativiteit groter is,
-
• het herhalingspotentieel groter is,
-
• de haalbaarheid groter is gelet op de technische, organisatorische en financiële slaagkans.
De hiervoor genoemde twee criteria wegen even zwaar.
b. De rangschikking van kennisoverdrachtprojecten wordt bepaald aan de hand van drie
criteria:
-
– de mate waarin een effect op de CO2-emissiereductie van het project kan worden verwacht;
-
– de mate waarin de projectresultaten elders in de markt kunnen worden toegepast of
door hun voorbeeldwerking kunnen bijdragen aan kennisverspreiding in de markt;
-
– de slaagkans van het project, dat wil zeggen de mate waarin de aanvrager in staat
wordt geacht het projectvoorstel zowel technisch, organisatorisch als financieel uit
te voeren.
De hiervoor genoemde drie criteria wegen even zwaar. Een project wordt hoger gewaardeerd
naarmate effect, voorbeeldwerking en slaagkans groter zijn.
§ 7. Indiening subsidieaanvragen
Aanvragen voor de tweede tender kunnen worden ingediend met ingang van de tweede dag
na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en dienen
uiterlijk op 16 februari 2004 te zijn ontvangen. Na afloop van de periode van indiening
brengt een adviescommissie, als bedoeld in artikel 6 van de subsidieregeling, advies uit over beoordeling en rangschikking van de aanvragen. Binnen maximaal 16
weken na sluiting van de aanvraagperiode zal de minister op een aanvraag beschikken.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het Projectbureau CO2-reductieplan door middel van een daar te verkrijgen aanvraagformulier.
Het postadres is:
Projectbureau CO2-reductieplan
Postbus 10073
8000 GB Zwolle
Het bezoekadres is:
Projectbureau CO2-reductieplan
Dokter van Deenweg 108
Zwolle
Telefoon: (038) 4553422/4553401
Fax: (038) 4540225
E-mail: pbco2@senter.nl
Website: http://www.co2-reductie.nl
§ 8. Subsidieplafond
Het subsidieplafond is gesteld op € 2.750.000,– voor investeringsprojecten en toepassingsprojecten
samen, en € 250.000,– voor kennisoverdrachtprojecten.
Indien na rangschikking blijkt dat een van de hiervoor genoemde budgetten niet is
uitgeput, dan zal het resterende bedrag worden toegevoegd aan het andere budget.
§ 9. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand
na goedkeuring van het eindverslag, zoals bedoeld in artikel 17 van de Subsidieregeling, informatie verstrekken met betrekking tot het resultaat van het project voor zover
het de CO2-emissie betreft. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door het Projectbureau
CO2-reductieplan een instructie verstrekt.
§ 10. Uitgangspunten voor berekening
Bij de berekening van de CO2-reductie, de subsidie-effectiviteit en de subsidiabele projectkosten gelden de volgende
uitgangspunten:
-
– bij de berekening van de reductie van de CO2-emissie geldt als referentie de gangbare praktijk in de branche;
-
– bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor investeringsprojecten de
annuïteitfactor gebaseerd op een disconto van 6% en is de technische levensduur van
een voorziening ten hoogste 25 jaar;
-
– bij de berekening van de subsidie-effectiviteit wordt voor toepassingsprojecten de
CO2-reductie berekend over een exploitatieperiode van 10 jaar, gerekend vanaf de start
van het toepassingsproject;
-
– het subsidiabele deel van de projectkosten kan maximaal bestaan uit de additionele
kosten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van de subsidieregeling. De berekening van het subsidiabele deel van de projectkosten vindt plaats volgens
de berekeningswijze die is opgenomen in de aanvraagformulieren behorend bij dit programma.
§ 11. Forfaitaire kentallen
Waar van toepassing gelden bij berekeningen voor diverse energiebronnen de volgende
forfaitaire waarden voor energie-inhoud en CO2-emissiefactoren:
|
Energie-inhoud in MJ per
eenheid (stookwaarde)
|
CO2-emissiefactor in kg per eenheid
|
Aardgas
|
32 per nm3
|
1,8 per nm3
|
LPG
|
24 per liter
|
1,6 per liter
|
Benzine
|
33 per liter
|
2,4 per liter
|
Dieselolie
|
36 per liter
|
2,6 per liter
|
Gasolie
|
43 per kg
|
3,1 per kg
|
Stookolie, alle gradaties
|
42 per kg
|
3,1 per kg
|
Elektriciteit
|
3,6 per kWh
|
0,37 per kWh
|
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer
§ 1. Inleiding
Het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer is een uitvoeringsprogramma als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie Verkeer en Vervoer (Stcrt. 2001, nr. 213), hierna te noemen subsidieregeling. Dit programma is een herziene
versie van het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer van 7 september 2001 (Stcrt.
2001, nr. 213).
Doel van het Programma Ruimtelijke Ordening en Vervoer (RO&V 2003–2004) is het stimuleren
van de toepassing en het gebruik van integrale ontwerpmethoden voor de afwikkeling
van mobiliteit bij de (her)inrichting van woon- en werklocaties, met het oog op CO2-reductie. Het gebruik van integrale ontwerpmethoden wordt gestimuleerd door middel
van kennisoverdracht aan gemeentelijke en provinciale ambtenaren en bestuurders.
Het gebruik van integrale ontwerpmethoden houdt in dat intensieve samenwerking tussen
stedenbouwkundigen/ RO ambtenaren en verkeerskundigen in een vroegtijdig stadium van
het planproces voorop staat. Op deze wijze wordt een ruimtelijk ontwerp gerealiseerd
met aandacht voor mobiliteit én kwaliteit van de leefomgeving, waarbij bewoners en
werkenden op een vanzelfsprekende manier voor die wijze van verplaatsen kiezen die
voor hen en voor de omgeving het meest geschikt is. Aldus wordt een bijdrage geleverd
aan de rijksdoelstellingen zoals een beperking van het energiegebruik en de emissies
van CO2 en NOx in het verkeer en vervoer. Tegelijkertijd wordt tegemoet gekomen aan lokale en regionale
doelstellingen, zoals een verhoging van de verkeersveiligheid, het tegengaan van geluidhinder
door het verkeer, en vergroting van de stedelijke diversiteit en de ruimtelijk-functionele
kwaliteit.
Voorbeelden van integrale ontwerpmethoden zijn VervoersPrestatie op Locatie, LAngzaam
Rijden GAat Sneller en VervoersPrestatie Regionaal (hierna respectievelijk VPL, Largas
en VPR genoemd). Kenmerkend voor deze methoden is dat steeds vanuit het laagste schaalniveau
wordt geredeneerd. Het gemak van de gebruiker geldt daarbij als uitgangspunt.
De VPL en VPR zijn toepasbaar op alle ruimtelijke plannen op respectievelijk lokaal
en regionaal niveau, waarbij met name het verkorten van af te leggen afstanden en
de vervoerwijzekeuze worden beoogd. Largas wordt toegepast op gebiedsontsluitingswegen
binnen de bebouwde kom om de verkeersafwikkeling te verbeteren en verhoogt de stedelijke
kwaliteit rond de aders en in de omliggende gebieden. Het verkeerskundig principe
is eenvoudig; lagere en gelijkmatigere snelheden en het verwijderen van een groot
deel van de verkeerslichten bevorderen het gestaag doorrijden van het verkeer. Hierdoor
kunnen belangrijke milieuvoordelen behaald worden met behoud, of zelfs vergroting,
van de capaciteit. Genoemde methoden zijn toepasbaar in zowel nieuwbouwsituaties als
in herstructurerings- en herinrichtingsgebieden.
De ervaringen met integrale ontwerpmethoden zijn gunstig, de resultaten laten zien
dat de aanpak werkt. Belangrijke voorwaarde voor het welslagen van dergelijke projecten,
is bestuurlijk en ambtelijk draagvlak voor het streven naar een meer duurzame afwikkeling
van de mobiliteit.
Het is ook mogelijk een andere, hier niet benoemde integrale aanpak te gebruiken.
Deze moet echter eveneens voldoen aan de criteria zoals genoemd in de paragrafen 2
en 3.
§ 2. Subsidiabele activiteiten
a. Het CO2-programma RO&V staat open voor kennisoverdrachtprojecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de subsidieregeling.
b. Projectkosten als bedoeld in artikel 5 van de subsidieregeling, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie voor zover deze betrekking hebben
op de overdracht van kennis omtrent de toepassing en het gebruik van integrale ontwerpmethoden
die leiden tot een stedelijk ontwerp met potentieel substantiële CO2-emissiereductie. Hieronder volgt een nadere specificatie van de subsidiabele projectkosten,
bedoeld in artikel 5, derde lid, van de subsidieregeling:
-
– de extra tijdsbesteding van gemeentelijke en provinciale ambtenaren en -bestuurders
die benodigd is voor het doorlopen van het plan- en ontwerpproces volgens de methodieken
VPL, Largas, VPR of een andere integrale aanpak, ten opzichte van het volgen van een
regulier planproces (zie artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de subsidieregeling);
-
– advieswerkzaamheden ten behoeve van de integrale ontwerpstudie door externe deskundigen
op stedenbouwkundig/RO, verkeerskundig of infrastructureel terrein (zie artikel 5, derde lid, onderdeel d, van de subsidieregeling);
-
– werkzaamheden met betrekking tot het aanpassen of bouwen van een (uni- of multimodaal)
verkeersmodel, indien het gebruik van een dergelijk model voorwaarde is om de effecten
van mogelijke ontwerpvarianten, of varianten behorend bij een ander gebruikt model,
aan te kunnen tonen (zie artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de subsidieregeling).
c. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten, tot een
maximum van € 24.950,– per project.
§ 3. Beoordelingscriteria
Een project moet aan de volgende criteria voldoen om voor subsidie in aanmerking te
komen.
a. Het project wordt uitgevoerd met behulp van de VPL, VPR of Largas methodiek, zoals
beschreven in het Handboek VPL, het Basisboek VPR en de conceptbeschrijving Largas.
Het gebruik van een andere ontwerpmethode is toegestaan indien aan de overige onder
dit punt genoemde criteria wordt voldaan alsmede aan de verplichtingen van de subsidieontvanger
(zie paragraaf 4 van dit programma).
b. – Wanneer sprake is van een project dat betrekking heeft op een/meerdere woonlocatie(s),
behelzen deze tenminste 500 woningen;
– Wanneer sprake is van een project dat betrekking heeft op een/meerdere werklocatie(s),
behelzen deze tenminste 1000 werkenden;
– In geval van toepassing van Largas, betreft het een gebiedsontsluitingsweg binnen
de bebouwde kom, waarvan minimaal 2 kruispunten met VRI die volgens de Largas methodiek
vervangen worden door kruispunten zonder VRI.
c. Het ambitieniveau ten aanzien van de te behalen CO2-emissiereductie wordt uitgedrukt in tonnen en bedraagt tenminste 5% ten opzichte
van de referentiesituatie.
d. Bij de uitvoering van het project werken – blijkend uit de projectorganisatiestructuur
– tenminste de verkeers- en de stedenbouwkundig/RO verantwoordelijken samen. Betrokkenheid
van andere belanghebbende organisaties is nadrukkelijk gewenst.
e. Tijdens het project worden, naast de referentiesituatie, tenminste drie alternatieve
planvarianten uitgewerkt. De CO2-uitstoot wordt voor de referentievariant en alle planvarianten berekend in ton/jaar.
f. De totale projectduur is ten hoogste 2 jaar.
§ 4. Subsidieplafond
Het subsidieplafond is gesteld op € 500.000,–.
§ 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden onder meer de volgende verplichtingen opgelegd.
a. De subsidieontvanger brengt steeds na afloop van een periode van zes maanden schriftelijk
verslag uit omtrent de voortgang van het project. De subsidieverlener stelt hiervoor
richtlijnen ter beschikking.
b. De evaluatie van het project wordt neergelegd in een rapport, dat tenminste een
beschrijving bevat van:
-
– het verloop van het plan- en ontwerpproces;
-
– de inhoud en effecten voor wat betreft de CO2-reductie, uitgedrukt in ton/jaar van de te onderscheiden planvarianten, waaronder
de referentiesituatie;
-
– de te implementeren beleidslijn, volgend uit de geselecteerde planvariant, zoals vastgesteld
door het bestuursorgaan;
-
– de ervaringen van de organisatie met de ontwerpmethodiek.
De subsidieverlener stelt voor de opstelling van het rapport richtlijnen ter beschikking.
c. De subsidieontvanger verstrekt desgevraagd gedurende een periode van ten hoogste
drie jaar, ingaand na goedkeuring van het eindrapport, informatie met betrekking tot
het verdere gebruik van het resultaat van het project alsmede de consequenties hiervan
op de CO2-emissiereductie.
d. De subsidieontvanger vult na afloop van het project een factsheet in met betrekking
tot de kenmerken en resultaten van het project zoals dat door de subsidieverlener
wordt verstrekt.
e. Gedurende de looptijd van het project en een periode van ten hoogste drie jaar
na afloop van het project kunnen gegevens over het project worden gebruikt ten behoeve
van communicatieactiviteiten van de subsidieverlener.
§ 6. Procedures
a. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend door Nederlandse gemeenten, provincies
en kaderwetgebieden.
b. Aanvragen voor kennisoverdrachtprojecten die voldoen aan het vereiste van artikel 8, tweede lid, van de subsidieregeling worden behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat de dag waarop
de aanvraag volledig is, wordt beschouwd als datum van ontvangst van de subsidieaanvraag.
c. Indien het project door meerdere partijen gezamenlijk zal worden uitgevoerd, wordt
de aanvraag op één formulier ingediend met vermelding van alle deelnemers van het
project. Tevens wordt in de aanvraag vermeld welke deelnemer zal optreden als projectleider
en penvoerder namens de overige deelnemers en als contactpersoon voor Novem. De aanvraag
wordt ondertekend door alle deelnemers aan het project.
d. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin dit programma wordt geplaatst en dienen uiterlijk op 15
oktober 2004 te zijn ontvangen door Novem.
e. De subsidieaanvraag kan slechts worden ingediend met behulp van het daarvoor ontworpen
en door de minister vastgestelde aanvraagformulier.
§ 7. Nadere informatie
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend bij Novem, waar tevens een aanvraagformulier
verkrijgbaar is.
Het adres is:
Novem
Secretariaat RO&V, kamer 4.47
Catharijnesingel 59
Postbus 8242
3503 RE Utrecht
e-mail: ROenV@novem.nl
tel.: 030-239 36 16
fax: 030-231 64 91
De volgende informatie inzake VPL, VPR en Largas is beschikbaar:
-
• De website www.ROenV.novem.nl;
-
• Een digitale samenvatting van het VPL handboek;
-
• Voorbeeldenboek Largas;
-
• Conceptbeschrijving Largas;
-
• VPR basisboek en werkboek;
-
• ‘Slimme inrichting voor woonwijken’, projectbeschrijvingen van RO&V projecten 2001/2002.
Het VPL handboek is te bestellen via http://www.CROW.nl.
Bijlage 4
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]
Bijlage 5
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]
Bijlage 6
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]
Bijlage 7
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]