Besluit innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten

[Regeling vervallen per 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2014.
Geldend van 01-07-2004 t/m 31-12-2008

Besluit van 20 november 2003, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ter bevordering van projectmatige samenwerking (Besluit innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 13 juni 2003, nr. WJZ 3020.342;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 31 juli 2003, nr. W10.03.0221/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 14 november 2003, nr. WJZ3064107;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. project: een voor Nederland nieuw, planmatig geheel van activiteiten, hetzij bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, of een combinatie van beide, hetzij bestaande uit een haalbaarheidsstudie;

    • b. industrieel onderzoek: onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

    • c. preconcurrentiële ontwikkeling: het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema's of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten;

    • d. haalbaarheidsstudie: het tot stand brengen van een schriftelijk rapport, inhoudende een systematisch opgezette en afgeronde analyse alsmede een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling;

    • e. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;

    • f. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

      • 1º. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

        • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

        • volledig aansprakelijk vennoot is van of

        • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

      • 2º. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

    • g. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie ten minste één ondernemer;

    • h. kennisinstelling:

      • 1º. een onder a of b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder i van de bijlage van die wet bedoeld academisch ziekenhuis;

      • 2º. een andere dan onder 1° bedoelde geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

      • 3º. een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs en een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1°, of

      • 4º. een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden.

  • 2 Onze Minister kan bij ministeriële regeling activiteiten aanwijzen die niet tot een project worden gerekend.

  • 3 Onze Minister kan bij ministeriële regeling ondernemingen en kennisinstellingen uitsluiten van subsidiëring op grond van dit besluit.

  • 4 Onze Minister kan bij ministeriële regeling andere dan de in het eerste lid, onderdeel h, bedoelde instellingen als kennisinstelling aanwijzen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan:

    • a. de in Nederland gevestigde deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren, of

    • b. een in Nederland gevestigde ondernemer die voor eigen rekening en risico een project, niet zijnde een haalbaarheidsstudie, uitvoert:

      • 1º. in samenhang met activiteiten die worden uitgevoerd door een of meer andere natuurlijke personen of rechtspersonen die niet in Nederland gevestigd zijn en die niet met hem in een groep, commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of maatschap zijn verbonden, of

      • 2º. waarvan een deel van de activiteiten wordt uitbesteed aan andere natuurlijke personen of rechtspersonen, die niet met hem in een groep, commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of maatschap zijn verbonden.

  • 2 Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verstrekt aan de in Nederland gevestigde deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. indien voor het project reeds door Onze Minister subsidie is verstrekt;

    • b. aan een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een kennisinstelling betreft;

    • c. voor zover door verlening van de subsidie in het kalenderjaar waarin de beschikking wordt gegeven aan de aanvrager dan wel aan de totdezelfde groep als de aanvrager behorende ondernemers meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag aan subsidie op grond van dit besluit zou worden verstrekt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie bedraagt 25 procent van de projectkosten, indien deze betrekking hebben op preconcurrentiële ontwikkeling, maar niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag.

  • 2 De subsidie bedraagt 50 procent van de projectkosten, indien deze betrekking hebben op industrieel onderzoek, maar niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag.

  • 3 Indien de projectkosten betrekking hebben op zowel preconcurrentiële ontwikkeling als industrieel onderzoek, bedraagt de subsidie het gewogen gemiddelde van de in het eerste en tweede lid genoemde percentages van de desbetreffende projectkosten, maar niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag.

  • 4 De subsidie bedraagt 50 procent van de projectkosten, indien deze betrekking hebben op een haalbaarheidsstudie, maar niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag.

  • 5 De in het eerste tot en met derde lid genoemde percentages worden verhoogd met 10 procentpunten, indien subsidie verstrekt wordt aan deelnemers in een samenwerkingsverband voor zover de projectkosten worden gemaakt en betaald door een deelnemer die een ondernemer is die een kleine of middelgrote onderneming in stand houdt in de zin van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10), naar de tekst zoals deze bij die verordening is vastgesteld.

  • 6 Onverminderd het vijfde lid worden de in het eerste tot en met derde lid genoemde percentages verhoogd met 10 procentpunten, indien subsidie verstrekt wordt aan deelnemers in een samenwerkingsverband, indien:

    • a. ten minste één deelnemer een kennisinstelling is, of

    • b. ten minste één deelnemer in het samenwerkingsverband in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland is gevestigd en niet behoort tot een groep van een in Nederland gevestigde deelnemer.

  • 7 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het desbetreffende bedrag dat bij regeling van Onze Minister is genoemd, noch, uitgedrukt in een percentage van de projectkosten, meer bedraagt dan het ingevolge het eerste tot en met zesde lid geldende percentage.

  • 8 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan het desbetreffende bedrag dat bij regeling van Onze Minister is genoemd, noch meer bedraagt dan 50 procent van de projectkosten voor zover het preconcurrentiële ontwikkeling en 75 procent van de projectkosten voor zover het industrieel onderzoek betreft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Als projectkosten van een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

      • 1º. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom «loon voor de loonbelasting» van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1650 productieve uren per jaar;

      • 2º. kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de historische aanschafprijzen en de door de belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving, of lease-termijnen, met uitzondering van financieringskosten, en gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur;

      • 3º. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 4º. andere aan derden verschuldigde kosten, met uitzondering van:

        • behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister: die kosten van activiteiten van het project die zijn uitbesteed aan een niet in Nederland gevestigde kennisinstelling of ondernemer, indien een in Nederland gevestigde instelling of ondernemer over ten minste gelijkwaardige kennis en middelen beschikt om de bedoelde activiteiten uit te voeren;

        • binnenlandse reis- en verblijfkosten;

    • b. een opslag voor algemene kosten, groot 50 procent van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.

  • 2 Kosten van machines en apparatuur die niet uitsluitend voor het project zijn aangeschaft, worden slechts als projectkosten op de voet van het eerste lid, onder a, onder 2°, in aanmerking genomen, indien een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per machine respectievelijk van de apparatuur aanwezig is.

  • 3 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een bij regeling van Onze Minister vast te stellen uurtarief.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kan aan de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 4°, een maximum worden verbonden en kunnen regels worden gesteld over daartoe te rekenen categorieën van kosten.

  • 5 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

  • 6 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 4°, kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Als projectkosten van een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

    • a. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom «loon voor de loonbelasting» van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1650 productieve uren per jaar;

    • b. aan derden verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Er is een Adviescommissie innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten, die tot taak heeft Onze Minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om een subsidie voor een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling.

  • 2 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 3 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste acht en ten hoogste vijfendertig andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken.

  • 4 De voorzitter en de leden worden door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste vier jaar benoemd. Ze zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 5 Onze Minister kan deelcommissies instellen en leden van de commissie benoemen in deelcommissies.

  • 6 Onze Minister kan op verzoek van de commissie met het oog op de uitoefening van haar taak deskundigen opdracht verlenen onderzoek te verrichten naar een door haar aangewezen project.

  • 7 De commissie stelt haar werkwijze schriftelijk vast.

  • 8 Een lid van de commissie en een deskundige als bedoeld in het zesde lid nemen niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien zij een persoonlijk belang hebben bij de beschikking op een aanvraag.

  • 9 Onze Minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

  • 10 In het secretariaat van de commissie wordt door Onze Minister voorzien.

  • 11 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 12 De commissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 13 De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van Onze Minister, maar ten minste elk vierde jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling perioden vast, na afloop waarvan de aanvragen om een subsidie voor een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, die in die periode zijn ontvangen en voldoen aan de wettelijke voorschriften, worden behandeld.

  • 2 Onze Minister stelt voorts bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het verlenen van in het eerste lid bedoelde subsidies op in die periode ontvangen aanvragen. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën projecten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidies voor een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, op aanvragen, ingediend in een daarbij genoemd begrotingsjaar of deel daarvan. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën projecten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een begroting voor het project alsmede van een overeenkomst, waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband dan wel de uitbesteding van activiteiten is geregeld alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een in het samenwerkingsverband deelnemende ondernemer de aanvraag mede namens de andere deelnemers in, met dien verstande dat een aanvraag met betrekking tot een haalbaarheidsstudie uitsluitend kan worden ingediend door een ondernemer als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent het voorafgaand aan de aanvraag verkrijgen van een preadvies van de Adviescommissie innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten over de globale opzet van het project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister geeft op een aanvraag:

  • a. om een subsidie voor industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, een beschikking binnen dertien weken na afloop van de in artikel 7 bedoelde periode;

  • b. om een subsidie voor een haalbaarheidsstudie, een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, waarop niet met toepassing van de artikelen 12 of 14 afwijzend wordt beslist, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de projectkosten per deelnemer in het samenwerkingsverband.

  • 2 Elke deelnemer in het samenwerkingsverband is tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde projectkosten berekende bedrag aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidie-ontvangers daartoe verplicht zijn.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;

  • b. indien subsidieverlening in strijd zou zijn met bij regeling van Onze Minister vastgestelde regels omtrent een evenwichtige spreiding over grotere en kleinere ondernemingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • c. in geval de aanvraag een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, betreft: indien hij het onaannemelijk acht dat het project binnen vier jaren kan worden uitgevoerd, met dien verstande dat hij die periode op verzoek van de subsidie-ontvanger met ten hoogste een jaar kan verlengen;

  • d. in geval de aanvraag een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, betreft: indien:

    • 1º. hij in elk geval de technische haalbaarheid van de aspecten, waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft, onaannemelijk acht;

    • 2º. hij het onaannemelijk acht dat het project binnen een jaar kan worden uitgevoerd;

  • e. indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Onze Minister wint omtrent de aanvragen om een subsidie voor een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, waarop niet met toepassing van artikel 12 afwijzend wordt beslist het advies in van de Adviescommissie innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten.

  • 2 De commissie geeft aan Onze Minister in ieder geval een negatief advies:

    • a. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het project;

    • b. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren;

    • c. indien van het project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

  • 3 De commissie rangschikt per groep van aanvragen waarvoor een subsidieplafond geldt de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate het meer bijdraagt aan bij regeling van Onze Minister vast te stellen criteria omtrent:

    • a. technologische innovatie;

    • b. duurzaamheid;

    • c. technologische samenwerking;

    • d. economisch perspectief.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om een subsidie voor industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, indien de Adviescommissie innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten een negatief advies heeft uitgebracht.

  • 2 Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie.

  • 3 Onze Minister kan afwijken van het eerste en tweede lid, indien een advies van de commissie in strijd is met dit besluit dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Met betrekking tot aanvragen om een subsidie voor een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, waarop niet afwijzend is beslist, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Aan de subsidieverlening zijn, voor zover daarbij niet anders bepaald, voor alle subsidie-ontvangers de in de artikelen 17 tot en met 21 opgenomen verplichtingen verbonden, met dien verstande dat de in artikelen 19 of 20 opgenomen verplichtingen slechts gelden voor de subsidie-ontvanger die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden.

  • 2 De in de artikelen 17 tot en met 20 opgenomen verplichtingen gelden tot de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 21 opgenomen verplichtingen gelden totdat vijf jaren na die dag zijn verstreken.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van het project.

  • 2 De subsidie-ontvanger voert het project in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 3 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid, respectievelijk 5, eerste lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

  • 2 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger brengt steeds, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, na afloop van een periode van zes maanden aan Onze Minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

  • 2 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling binnen zes maanden na het tijdstip waarop het in het eerste lid bedoelde project ingevolge artikel 17, eerste lid, moet zijn voltooid bij Onze Minister in.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld.

  • 4 De aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring die is opgesteld op de in het formulier aangegeven wijze indien de projectkosten € 50 000 of meer bedragen, en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Met betrekking tot een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, dient de subsidie-ontvanger zijn aanvraag om subsidievaststelling binnen twee maanden na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 17, eerste lid, moet zijn uitgevoerd bij Onze Minister in.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidie-ontvanger draagt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, met betrekking tot de resultaten van het project zorg voor:

    • a. de tenaamstelling op eigen naam en de verwerving van rechten van intellectuele eigendom op de resultaten die daarvoor in aanmerking komen;

    • b. de instandhouding van de in het eerste lid bedoelde rechten;

    • c. de instandhouding van andere voor de uitvoering van het project van belang zijnde en door de uitvoering van het project opgedane kennis.

  • 2 De subsidie-ontvanger stelt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, niet ter beschikking van derden:

    • a. rechten van intellectuele eigendom op de resultaten van het project;

    • b. aanspraken op een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het project;

    • c. rechten die voortvloeien uit een aanvraag om een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het project;

  • 3 De subsidie-ontvanger belast, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, de in het tweede lid bedoelde rechten en aanspraken niet met een zekerheidsrecht ten behoeve van een derde.

  • 4 De subsidie-ontvanger brengt desgevraagd aan Onze Minister verslag uit omtrent de toepassing van de resultaten van het project.

  • 5 De subsidie-ontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, niet:

    • a. indien hij een rechtspersoon is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden noch zijn statutaire zetel verplaatsen buiten Nederland;

    • b. indien hij deelneemt in een commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of maatschap, meewerken aan de ontbinding ervan of aan het uittreden van een of meer deelnemers ervan.

  • 6 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vijfde lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a. het geven van bekendheid aan het project en de resultaten ervan;

  • b. de samenwerking met derden bij of in verband met de uitvoering van het project;

  • c. het verlenen van medewerking aan een door hem over de toepassing en de effecten van dit besluit ingesteld evaluatie-onderzoek, voor zover hij aan die medewerking redelijkerwijs behoefte heeft;

  • d. de tenaamstelling, verwerving, instandhouding, exploitatie en vervreemding van rechten van intellectuele eigendom en de instandhouding van andere voor de uitvoering van het project van belang zijnde en door de uitvoering van het project opgedane kennis.

§ 4. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door Onze Minister voorschotten worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten:

    • a. voor zover het betreft een project, niet zijnde een haalbaarheidsstudie, niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag, en

    • b. voor een project, bestaande uit een haalbaarheidsstudie, niet meer zijn dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen maximum.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid wordt aan een ondernemer als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, het eerste voorschot ambtshalve verstrekt bij de subsidieverlening, met dien verstande dat dit voorschot 25 procent bedraagt van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag. Indien de ondernemer deelnemer is in een samenwerkingsverband vindt overeenkomstige toepassing plaats van de eerste volzin op de andere leden van het samenwerkingsverband.

  • 4 Bij de toepassing van het tweede lid wordt de opslag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, geacht gemaakt en betaald te zijn voor zover de kosten waarover hij wordt berekend zijn gemaakt en betaald.

  • 5 Een voorschot als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt slechtsverstrekt, indien het bedrag aan voorschot meer is dan een bij regeling van Onze Minister te bepalen bedrag.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Een aanvraag om een voorschot, niet zijnde een eerste voorschot als bedoeld in artikel 23, derde lid, met betrekking tot een project, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling, wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van dit besluit is opgetreden, de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot, indien een subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Onze Minister geeft de beschikking tot vaststelling van het bedrag van de subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Het Besluit subsidies bedrijfsgerichte technologische samenwerkingsprojecten, het Besluit subsidies economie, ecologie en technologie alsmede het Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten worden ingetrokken, met dien verstande dat deze en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing blijven op aanvragen om subsidie die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend en op subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2 [Red: Wijzigt dit besluit.]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 november 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de negende december 2003

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner