Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht en Invorderingswet 1990 Bureau Heffingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 04-12-2024.
Geldend van 23-10-2004 t/m 31-12-2005

Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Besluit:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de Leidraad Invordering 1990 zijn van overeenkomstige toepassing op de heffing en invordering van de heffingen van Hoofdstuk IV van de Meststoffenwet waarvan de heffing en invordering aan het Bureau Heffingen zijn opgedragen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de toepassing van dit besluit wordt in het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de Leidraad Invordering 1990 verstaan onder:

§ 2. Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de toepassing van dit besluit wordt, in afwijking van paragraaf 1.7, onderdeel 2, van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997, de aangifte voorzover deze als een verzoek om verrekening als bedoeld in artikel 43, vijfde lid, van de Meststoffenwet, wordt aangemerkt, beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de toepassing van dit besluit wordt paragraaf 2.1 van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 als volgt gelezen:

De Awb is van toepassing op besluiten van bestuursorganen. De inspecteur, de ontvanger, de directeur Financieel-economische Zaken van het Ministerie van LNV en de Minister van LNV zijn bestuursorgaan in de zin van de Awb. Organen van de rechterlijke macht en de wetgevende macht zijn geen bestuursorgaan.

In artikel 3, derde lid, van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet (Regeling van 19 december 1997, Stcrt. 247) is de directeur van het Bureau Heffingen aangewezen als inspecteur en ontvanger van het bureau. Omdat de bevoegdheidsuitoefening binnen het Bureau Heffingen veelal plaatsvindt in mandaat, wijst de directeur ambtenaren van het Bureau Heffingen aan die namens hem de bevoegdheid van inspecteur onderscheidenlijk ontvanger uitoefenen. Dit is vastgelegd in mandaatbesluiten. Deze vermelden de ambtenaren die bevoegd zijn namens de inspecteur besluiten te nemen en die bevoegd zijn namens de ontvanger besluiten te nemen. Aan dezelfde ambtenaar wordt geen algemeen mandaat verleend voor de bevoegdheden van zowel de inspecteur als de ontvanger. Wel is het mogelijk dat voor een bepaald geval hierop een uitzondering wordt gemaakt door middel van het verlenen van een bijzonder mandaat.

§ 3. Beleidsregels Invorderingswet 1990

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De ontvanger is te allen tijde belast met de leiding van de invordering waarover paragraaf 1, achtste lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, ook in de fase van de dwanginvordering.

Artikel 5b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het conservatoir beslag en de versnelde invordering waarover hoofdstuk I, artikel 3, paragraaf 2, eerste lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, worden uitgevoerd door de Belastingdienst vanaf het moment van terhandstelling van het dwangbevel door de ontvanger aan de ontvanger van de Belastingdienst. Voorafgaand aan de dwanginvorderingsfase kunnen handelingen ten behoeve van conservatoir beslag en versnelde invordering plaatsvinden.

Artikel 5c

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met betrekking tot de relatieve competentie waarover hoofdstuk I, artikel 5, paragraaf 1, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, zijn voor de toepassing van de Invorderingswet in het kader van de heffingen, nadere regels gesteld in de regeling.

Artikel 5d

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Verrekening van verschuldigde bedragen waarover hoofdstuk IV, artikel 24, paragraaf 1, vierde lid, van de Leidraad Invordering 1990 handelt, vindt niet plaats tussen verschuldigde bedragen aan heffingen en door de inspecteur van het Bureau Heffingen opgelegde bestuurlijke boeten met belastingschulden uit hoofde van de rijksbelastingen.

Artikel 5e

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Naast de in hoofdstuk IV, artikel 25, paragraaf 1, tweede lid, van de Leidraad Invordering 1990 genoemde redenen om een verzoek tot uitstel van betaling in te dienen, kunnen ook bezwaren tegen een op grond van de Meststoffenwet door de inspecteur of ontvanger genomen beschikking leiden tot een verzoek tot uitstel van betaling. Het beleid is daarop zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

    Uitstel van betaling vindt uitsluitend plaats voor het bedrag van een aan de belastingschuldige opgelegde belastingaanslag, of een gedeelte daarvan. In de uitvoering van de heffingen, geregeld in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet kan dit alleen een naheffingsaanslag zijn. Geen uitstel wordt verleend voor verschuldigde heffing die op aangifte moet worden voldaan. Wanneer de belastingschuldige zijn verzoek om uitstel van betaling bij de ontvanger indient binnen veertien dagen na dagtekening van de naheffingsaanslag en het verzoek door de ontvanger wordt gehonoreerd, kan de inspecteur de bij de naheffingsaanslag opgelegde bestuurlijke boete ingeval van verzachtende omstandigheden matigen op grond van artikel 29 Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht en Invorderingswet 1990 Bureau Heffingen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 december 2003

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit,
de

Directeur-Generaal

,

R.M. Bergkamp