Verordening PT vakheffing bloembollen plantgoed oogstjaar 2003

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-06-2004.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2009 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-06-2003 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 2 december 2003, houdende de vaststelling van aan telers van en handelaren in bloembollen op te leggen heffing voor het oogstjaar 2003 (Verordening PT vakheffing bloembollen plantgoed oogstjaar 2003)

HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAP TUINBOUW,

gelet op de artikelen 95, 100 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 14, 15 en 19 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998;

gehoord de Sectorcommissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen,

BESLUIT:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a.

    productschap

    :

    het Productschap Tuinbouw;

    b.

    bestuur

    :

    het bestuur van het productschap;

    c.

    voorzitter

    :

    de voorzitter van het productschap;

    d.

    bloembollen

    :

    bollen of knollen van bloemgewassen;

    e.

    bloembollen plantgoed

    :

    1. soorten en variëteiten van bloembollen die in de lijst, welke als bijlage bij de Verordening PT vakheffing bloembollen leverbaar 2004 is gevoegd, zijn vermeld voor zover deze beneden de daarachter genoemde minimum-maten zijn verhandeld;

         

    2. afgebroeide bloembollen;

         

    3. geholde en gesneden hyacinten;

         

    4. eenjarige bollen van geholde en gesneden hyacinten, voor zover verhandeld per bed of per mand;

         

    5. bollen van hyacinten, die zijn verkocht onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze zullen worden gebruikt als werkbollen, in welk geval deze voorwaarde op het koopbriefje dient te worden vermeld;

         

    6. groentevelde per bed of per mand voor 15 juni van het kalenderjaar waarin het koopseizoen aanvangt verhandelde hyacinten, geplant in de maat onder zift 10, droog gesorteerd;

         

    7. schubbollen van lelies, en

         

    8. voortkwekingsmateriaal, voor zover bestemd voor de teelt van bloembollen, met uitzondering van zaden,

    f.

    handelskaarthouder

    :

    de ondernemer in het bezit van een op zijn naam gestelde handelskaart als bedoeld in artikel 4 van de Verordening PT vakheffing bloembollen leverbaar oogstjaar 2003;

    g.

    factuurbedrag

    :

    het bedrag van de factuur, exclusief behandelingskosten en exclusief kosten kleinverpakkingsmateriaal

    h.

    veiling

    :

    de veilingen c.q. bemiddelingsbureaus: Hobaho BV, Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale (b.a.), Floralia, en Sierteelt Bemiddelings Centrum BV;

    h.

    koopseizoen

    :

    de periode van 1 juni 2003 tot en met 31 mei 2004.

  • 3 Deze verordening is niet van toepassing indien het betreft:

    • a. bloembollen, waarvan wordt aangetoond door overlegging van aankoopnota's dat deze in Nederland zijn geïmporteerd en nadien niet in Nederland zijn opgeplant;

    • b. transacties waarbij partijen groen te velde worden verhandeld en die de koper direct accepteert en waarvan hij het telen voortzet.

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De koper en verkoper van bloembollen-plantgoed is aan het productschap een heffing verschuldigd.

  • 2 De heffing is verschuldigd ten behoeve van de algemene kosten van het productschap, alsmede ten behoeve van promotionele- en marketingactiviteiten, economische-, kwaliteits-, milieuaangelegenheden, technisch onderzoek en voorlichting

  • 3 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt bij wege van een aanslag opgelegd, met in achtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

Artikel 3

  • 1 Ter uitvoering van artikel 2 doen de koper en verkoper bij het productschap aangifte van de door hen gekochte, respectievelijk verkochte bloembollen-plantgoed.

  • 2 De opgave als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan op een door het productschap te verstrekken aangifteformulier, met inachtneming van de daarop gestelde vragen en gegeven aanwijzingen.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 4

  • 1 De heffing die de koper en verkoper van bloembollen-plantgoed is verschuldigd, wordt over iedere transactie opgelegd.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, bedraagt: 2,1% van het factuurbedrag.

  • 3 Het bestuur kan door middel van een besluit het percentage als bedoeld in het tweede lid, verlagen

Artikel 5

  • 1 Degene die bloembollen-plantgoed verkoopt of heeft verkocht door tussenkomst van een veiling, is aan het productschap een heffing verschuldigd over ieder transactie.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, bedraagt: 2,1% van het factuurbedrag.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde heffing wordt door de verkoper betaald aan de desbetreffende veiling, die - voor het productschap - het heffingsbedrag inhoudt op de aan de verkoper toekomende koopsom.

    De aldus geïncasseerde heffing wordt rechtstreeks aan het productschap overgemaakt. Door deze laatste betaling voldoet de verkoper aan de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Het derde lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

Artikel 6

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, bloembollen-plantgoed koopt of heeft gekocht door tussenkomst van een veiling is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere transactie.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, bedraagt: 2,1% van het factuurbedrag.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde heffing wordt door de koper betaald aan de desbetreffende veiling, die - voor het productschap - het heffingsbedrag inhoudt.

    De aldus geïncasseerde heffing wordt rechtstreeks aan het productschap overgemaakt. Door deze laatste betaling voldoet de koper aan de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Het derde lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

Artikel 7

  • 1 Degene die zonder tussenkomst van een veiling bloembollen-plantgoed verkoopt of heeft verkocht aan handelskaarthouders, is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere transactie.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, bedraagt: 2,1% van het factuurbedrag.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde heffing dient door de verkoper te worden betaald aan de desbetreffende handelskaarthouder, die - voor het productschap - het heffingsbedrag inhoudt op de aan de verkoper toekomende koopsom. De aldus geïncasseerde heffing wordt tegelijk met inzending van het aangifteformulier aan het productschap overmaakt. Door deze betaling voldoet de verkoper aan de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Het derde lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

  • 5 Indien en voor zover daartoe naar het oordeel van een door het bestuur van het productschap ingestelde prijzencommissie termen aanwezig zijn, kan bij de toepassing van het eerste lid als factuurbedrag worden aangemerkt de marktwaarde van de desbetreffende bloembollen op het tijdstip van verkoop.

Artikel 8

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, door hem geteelde bloembollen-plantgoed zonder tussenkomst van een veiling verkoopt of heeft verkocht aan niet-handelskaarthouders, is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere transactie..

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, bedraagt: 4,2% van het factuurbedrag.

Artikel 9

  • 1 De handelskaarthouder die bloembollen-plantgoed inkoopt voor de verkoop of voor aanwending in het eigen bloemkwekerij- en/of bloembollenteeltbedrijf, is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere transactie.

  • 2 De heffing bedoeld in het eerste lid bedraagt: 2,1% van het factuurbedrag.

Artikel 10

De handelskaarthouder is aan het productschap een heffing verschuldigd ter hoogte van: 4,2% over het factuurbedrag van de door hem verkochte uit eigen teelt verkregen bloembollen-plantgoed.

Artikel 11

Degene die, anders dan in de hoedanigheid van detaillist, zonder tussenkomst van een veiling bloembollen-plantgoed verkoopt aan niet-handelskaarthouders, is verplicht 2,1% van het factuur-bedrag van de door hem aldus verkochte bollen aan de desbetreffende kopers door te berekenen.

Artikel 12

  • 1 Degene die bloembollen-plantgoed afkomstig uit eigen kraam aanwendt voor de teelt van bolbloemen is over die bloembollen-plantgoed aan het productschap een heffing verschuldigd.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid bedraagt: 2,1%, van de verkoopwaarde van de desbetreffende bloembollen.

  • 3 De verkoopwaarde van de bloembollen-plantgoed wordt vastgesteld door het bestuur, op advies van de Normen en prijzencommissie.

Artikel 13

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, aantoont:

    • a. dat hij door hem in een verkoopseizoen ingekochte bloembollen-plantgoed in dat zelfde seizoen door tussenkomst van een veiling of aan een handelskaarthouder heeft doorverkocht en

    • b. dat hij de over deze inkoop en verkoop op grond van de bepalingen van deze verordening verschuldigde vakheffing heeft voldaan,

    ontvangt van het productschap een restitutie.

    De restitutie bedraagt het dubbele van het percentage als bedoeld in artikel 4, tweede lid, dan wel bij toepassing, derde lid, berekend over het verkoop-factuurbedrag van de bloembollen-plantgoed.

  • 2 Aanvragen tot restituties dienen bij het productschap te worden ingediend binnen twee jaar na de datum van de betaling van de betreffende bloembollen-plantgoed

Artikel 14

  • 1 Ingeval van verkoop van groen te velde verhandelde bollen van tulpen of narcissen, anders dan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, bedoelde partijen, wordt de heffing berekend voor zover het betreft:

    • a. tulpen over de helft, en

    • b. narcissen: over 1/5 gedeelte,

    van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 2 Ingeval van verkoop van mud- en kilogramgoed van tulpen of narcissen, normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend:

    • a. voor zover het betreft tulpen indien:

      • 1. daarin de maten zift 10, zift 11 en zift 12/op aanwezig zijn: over 50%;

      • 2. daaraan de maat zift 12/op ontbreekt: over 70% en

      • 3. daaraan de maten zift 11 en zift 12/op ontbreken: over 90%,

      van het factuurbedrag van de desbetreffende partij

    • b. voor zover het betreft narcissen: over 20% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 3 Ingeval van mud- en kilogramgoed van krokussen en/of irissen, normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend voor zover het betreft:

    • a. krokussen: over 20%, en

    • b. irissen: over 50%,

    van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 4 Ingeval van mud- en kilogramgoed van monbretia's, nat van het veld en normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend over 60% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

Artikel 15

De handelskaarthouder, die bloembollen-plantgoed leverbaar verkoopt door tussenkomst van een veiling dan wel rechtstreeks aan andere handelskaarthouders, ontvangt een restitutie van 4,2% over het factuurbedrag van het betreffende bloembollen-plantgoed.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 16

Indien een heffingsplichtige gegevens die hem krachtens de Verordening PT Algemene bepalingen ten behoeve van de onderhavige verordening of krachtens deze verordening zijn gevraagd niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing wordt verhoogd met € 40,= in verband met administratiekosten.

Artikel 17

  • 1 In die gevallen dat de heffing niet is voldaan op de wijze als bedoeld in de artikelen 5, derde lid, 6, derde lid en 7, derde lid, vindt de oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt deze door toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 De heffingsnota is gedagtekend en bevat ten minste:

    • a. de naam en het adres van de heffingsplichtige;

    • b. een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en

    • c. het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de heffingsplichtige een voorlopige heffing worden opgelegd tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 18

Indien uit de ter beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, kan een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens worden herzien en opnieuw worden opgelegd.

Artikel 19

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar zodra:

    • a. het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b. de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt, of

    • c. de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 20

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 19 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen:

  • a. de daaruit voortvloeiende extra kosten van € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede

  • b. de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning als bedoeld in artikel 127, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 21

De invorderingskosten voortvloeiend uit het niet betalen binnen de gestelde termijn als bedoeld in artikel 19 en 20, zijn voor rekening en risico van de ondernemer.

Artikel 22

Een koper en verkoper van bloembollen wordt geacht, indien hij bloembollen door tussenkomst van een veiling verhandelt, aan zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 ten aanzien van de op vorenbedoelde wijze verhandelde producten te hebben voldaan, indien hij de desbetreffende veiling heeft gemachtigd namens hem aan het productschap de door hem verschuldigde heffing te voldoen en deze heffing door het productschap is ontvangen.

Artikel 23

De voorzitter is belast met de oplegging en inning van de heffing en de daarmee samenhangende kosten als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 22.

Artikel 24

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld.

  • 2 Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 25

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2003.

  • 2 Deze verordening treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 26

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT vakheffing bloembollen plantgoed oogstjaar 2003.

Deze verordening en de daarbij behorende toelichting worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Zoetermeer, 2 december 2003

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 11 november 2004 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 23 juli 2004, nr. TRCJZ/2004/4120.