Vakantieregeling WW en IOW

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2014.
Geldend van 01-01-2011 t/m 30-06-2015

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2003, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/2003/90418A, houdende vaststelling van het begrip vakantie en de perioden van vakantie met behoud van recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet (Vakantieregeling WW)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 19, vijfde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 In deze regeling wordt verstaan onder dagen: maandag tot en met vrijdag danwel dinsdag tot en met zaterdag.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 17649, datum inwerkingtreding 01-07-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

1 Van vakantie genieten als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel k, van de Werkloosheidswet en artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen is sprake gedurende de periode waarover de werknemer of de uitkeringsgerechtigde:

  • a. verklaart vakantie te genieten;

  • b. niet verklaart vakantie te genieten, maar daarvan, gelet op de feitelijke omstandigheden, kennelijk sprake is.

Artikel 2. Vakantie met behoud van uitkering

  • 1 De werknemer kan per kalenderjaar gedurende 20 dagen vakantie genieten met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet.

Artikel 3. In mindering brengen

  • 1 Op het aantal dagen, bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid, wordt in mindering gebracht:

    • a. vijf maal het aantal hele weken voor de eerste werkloosheidsdag in het desbetreffende kalenderjaar, gedeeld door 13;

    • b. het aantal dagen waarop de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar vakantie heeft genoten met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet, met uitzondering van vakantiedagen die tevens nationale of christelijke feestdagen zijn.

  • 2 Op het aantal dagen, bedoeld in artikel 2, tweede en vierde lid, wordt in mindering gebracht:

    • a. vijf maal het aantal hele weken voor de eerste dag waarop recht op een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen bestond in het desbetreffende kalenderjaar, gedeeld door 13;

    • b. het aantal dagen waarop de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar vakantie heeft genoten met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, met uitzondering van vakantiedagen die tevens nationale of christelijke feestdagen zijn.

Artikel 4. Afronding

Het aantal dagen, berekend volgens de voorgaande artikelen, wordt rekenkundig op hele dagen afgerond.

Artikel 5. Overgangsbepaling

De werknemer die op 31 december 2003 op grond van artikel 2, tweede lid, van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 januari 1992, nr. 92342 (Stcrt. 19), per kalenderjaar gedurende 13 weken vakantie kon genieten met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet kan, in afwijking van artikel 2, eerste lid, in 2004 gedurende maximaal 65 dagen vakantie genieten met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet, voorzover hij voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling verplichtingen daartoe is aangegaan.

Artikel 6. Intrekking

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 januari 1992, nr. 92342 (Stcrt. 19), wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vakantieregeling WW en IOW.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 december 2003

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

A.J. de Geus