Inconveniëntenregeling Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2016.
Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Besluit van 4 december 2003 tot vaststelling van een inconveniëntenregeling voor bepaalde functies bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Griffie voor interparlementaire betrekkingen en de Stenografische Dienst (Inconveniëntenregeling Tweede Kamer der Staten-Generaal)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 november 2003, AO/J 03/85963 directoraat-generaal Management Openbare Dienst, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Arbeidsverhoudingen en Juridische Zaken

Gelet op artikel 22a, vierde lid, en artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. bevoegd gezag: de Griffier van de Tweede Kamer, de Gemengde Commissie voor de Stenografische Dienst of de Gemengde Commissie van Toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen;

  • b. ambtenaar: degene die op grond van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal is aangesteld om bij de Tweede Kamer, de Stenografische Dienst of de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen der Staten-Generaal werkzaam te zijn;

  • c. vergadergebonden functie: een door of namens het bevoegd gezag aangewezen functie anders dan bij de Dienst Verslag en Redactie;

  • d. vergadergebonden functie DVR: een door of namens het bevoegd gezag aangewezen functie bij de Dienst Verslag en Redactie;

  • e. betrokkene: de ambtenaar die is benoemd in een vergadergebonden functie of in een vergadergebonden functie DVR;

  • f. ambtenarenreglement: Ambtenarenreglement Staten-Generaal;

  • g. bezoldigingsbesluit: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

  • h. inconveniëntentoeslag: de toeslag bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 1a

  • 1 De betrokkene die is belast met een vergadergebonden functie of vergadergebonden functie DVR, is ten minste eenmaal per week beschikbaar om arbeid te verrichten voor, tijdens en na een vergadering van de Staten-Generaal die na 18:00 uur plaatsvindt.

  • 2 De betrokkene kan ten hoogste een maal per maand worden belast met werkzaamheden te verrichten tijdens het weekeinde.

  • 3 Het bevoegd gezag kan voor de vergadergebonden functie DVR regels stellen met betrekking tot de werktijden.

Artikel 2

  • 2 Het vaste deel van de toeslag bedraagt € 153,50 per maand.

  • 3 Het variabele deel van de toeslag bedraagt € 22,33 voor ieder uur dat de betrokkene in een kalendermaand meer heeft gewerkt dan het aantal uren dat hij op grond van de uit de voor hem geldende gemiddelde arbeidsduur voortvloeiende werktijdregeling in die maand arbeid dient te verrichten, vermeerderd met 4.

  • 4 De toelage wordt ten hoogste eenmaal per maand verleend voor werkzaamheden, verricht in het weekeinde.

  • 5 Voor de urenberekening bedoeld in het derde lid worden uren waarin op grond van de hoofdstukken IV en V van het ambtenarenreglement of anderszins verlof is genoten aangemerkt als uren waarop geen arbeid dient te worden verricht.

  • 6 Bij algemene salarisherzieningen, wijzigt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bedragen genoemd in het tweede en derde lid.

Artikel 3

Artikel 4

  • 1 De aanspraak op een toeslag als bedoeld in artikel 5, tweede lid, dan wel artikel 2, vervalt indien de betrokkene niet langer werkzaam is in een vergadergebonden functie of een vergadergebonden functie DVR.

  • 2 Bij de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid wordt een afbouwregeling in acht genomen, tenzij de betrokkene op eigen verzoek een andere functie, niet zijnde een vergaderfunctie, gaat vervullen.

  • 3 In het kader van de afbouwregeling, bedoeld in het tweede lid, ontvangt de betrokkene vanaf het moment dat de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, vervalt, gedurende vijf gelijke deelperioden achtereenvolgens een toeslag van 100%, 80%, 60%, 40% en 20% van de van toepassing zijnde berekeningsgrondslag. Voor de betrokkene met een toeslag als bedoeld in artikel 5, tweede lid, geldt als berekeningsgrondslag de toeslag zoals die onmiddellijk voor het vervallen van de toeslag werd toegekend. Voor de betrokkene met een toeslag als bedoeld in artikel 2 geldt als berekeningsgrondslag het gemiddelde bedrag van het vaste en variabele deel van de toeslag, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, gezamenlijk, gerekend over een periode van twaalf maanden direct voorafgaan aan het vervallen van de toeslag.

Artikel 5

  • 1 De ambtenaar die in de maand juni 2003 aanspraak had op een toelage op grond van het in artikel 6 genoemde koninklijk besluit kan eenmalig zijn keuze voor het hem verlenen van de inconveniëntentoeslag kenbaar maken; hij kan op die keuze niet meer terugkomen.

  • 2 Zolang de ambtenaar zijn keuze bedoeld in het eerste lid nog niet heeft kenbaar gemaakt ontvangt hij een periodieke toeslag op grond van artikel 22a van het bezoldigingsbesluit tot het bedrag van de toelage bedoeld in het eerste lid, welke voor hem gold in juni 2003. Het in de vorige volzin bedoelde bedrag wordt bij algemene salarisherziening naar evenredigheid aangepast.

  • 3 De artikelen 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 4 Indien een betrokkene een toeslag als bedoeld in het tweede lid ontvangt:

    • a. dient de betrokkene per week gedurende één of meer avonden dan wel weekenden of roostervrije dagen, ten minste vier uren beschikbaar te zijn,

    • b. heeft de betrokkene die in dezelfde week als bedoeld onder a, meer dan vier uren beschikbaar is en werkt in de avond dan wel weekend of roostervrije dagen voor elk gewerkt uur recht op een uur verlof.

  • 5 De betrokkene die gedurende verlofuren werkt, maakt aanspraak op het verlof als bedoeld in het vierde lid, onder b.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2003.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Inconveniëntenregeling Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 december 2003

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtste januari 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner