Bijlage 5. behorende bij artikel 12a, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Controle op biomassa: Een inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Dit document geeft een toelichting op de controle die moet worden uitgevoerd op elektriciteit
opgewekt met biomassa op grond van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame
elektriciteit (verder: de regeling). Afhankelijk van het type biomassa installatie
dient een assurancerapport of een meetrapport te worden ingediend.
Na afloop van ieder kalenderjaar dienen biomassa elektriciteitsproducenten een controle
te laten uitvoeren op de groenpercentages die in het betreffende kalenderjaar hebben
geleid tot uitgifte van Garanties van Oorsprong. Producenten die uitsluitend één soort
naar zijn aard zuiver biogas verwerken met een nominaal elektrisch vermogen van ten
hoogste 2 MW dienen daartoe een meetrapport in te dienen dat is goedgekeurd door een
toegelaten meetbedrijf (artikel 12). De betreffende producenten dienen eenmaal in de vijf jaar voorafgaand aan de periode
waarover dient te worden gemeten een meetprotocol te laten goedkeuren door een toegelaten
meetbedrijf en in te dienen bij CertiQ.
De overige producenten dienen na afloop van ieder kalenderjaar een assurancerapport
in te dienen dat is goedgekeurd door een accountant.
Dit document is met name bedoeld als een onderzoeksprotocol voor de uit te voeren
werkzaamheden door de accountant om bij deze opgave tot een assurancerapport te komen,
conform artikel 12a van de regeling voor duurzame elektriciteit.
Voor de groep van producenten die geen assurancerapport maar een meetrapport dienen
te overleggen zijn de vereisten weergegeven in bijlage 4 van de regeling.
In de praktijk blijkt de regeling met betrekking tot ‘biomassa’ complexe materie.
Dit document bevat een toelichting bij het format van de jaarlijks op te stellen opgave
en de daarbij te hanteren biomassa indeling, type installaties en de vereisten waaraan
het assurancerapport moet voldoen. Verder bevat dit document enkele instructies voor
stortgas- en vergistingsinstallaties.
Naast de inleiding is een onderzoeksprotocol opgenomen dat de accountant conform artikel 12a van de regeling dient te hanteren bij de onderzoekswerkzaamheden ten behoeve van
het af te geven assurancerapport. Het is de bedoeling dat de accountant het protocol
toepast en in het assurancerapport verwijst naar het stramien voor Assurance-opdrachten
en de nadere voorschriften zoals opgenomen in de controle- en overige standaard (NV
COS richtlijn 3000), zoals vermeld op de website van het NIVRA1, en naar de aanvullende specifieke punten van aandacht zoals vermeld in het betreffende
protocol.
Daarnaast is een voorbeeld van het assurancerapport opgenomen. Tenslotte bevat dit
document ook een voorbeeld van de bij het assurancerapport behorende rapportagetabel.
Dit voorbeeld is ook afzonderlijk te downloaden vanaf de website van de garantiebeheerinstantie
(verder CertiQ) op www.certiq.nl.
1www.Nivra.nl.
Biomassa: ‘Zuiver’, ‘naar haar/zijn aard zuiver’, ‘niet zuiver’
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Op basis van de regeling is biomassa ingedeeld in ‘zuiver’ en ‘niet zuiver’. Zuivere
biomassa bevat niet meer dan drie massaprocent onvermijdbare kunststoffen.
Zuivere biomassa: Een nadere indeling
Zuivere biomassa kan worden verdeeld in twee groepen: 1) ‘Naar haar aard zuiver’ en
2) ‘niet naar haar aard zuiver’. Voor biogassen wordt gesproken over resp. ‘naar zijn
aard zuiver’ en ‘niet naar zijn aard zuiver’. De definitie van naar haar aard zuivere
biomassa is opgenomen in artikel 1, eerste lid, onder j, van de regeling.
Niet zuivere biomassa
‘Niet zuivere biomassa’ wordt in de regeling ook wel aangeduid als ‘mengstromen’.
Het dient bemonsterd te worden (volgens BRL-K10016). Bepaald dient te worden in welke
mate het biogene gedeelte bijdraagt in de elektriciteitsopwek. Dat betekent dat het
calorische aandeel van het biogene deel dient te worden bepaald in verhouding tot
de totale calorische waarde.
Biogassen
De volgende soorten biogassen worden beschouwd ‘als naar zijn aard zuiver’: Stortgas,
rioolwaterzuiveringsgas, afvalwaterzuiveringsgas en biogas dat ontstaat door middel
van vergisting.
Voor overige soorten biogas dient te worden aangetoond of het gaat om zuiver biogas.
Hiertoe dient het basismateriaal waaruit het biogas ontstaat te worden bemonsterd.
Afvalverbrandingsinstallaties
De elektriciteit die wordt opgewekt in afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) die huishoudelijk
en vergelijkbaar bedrijfsafval verwerken, wordt deels beschouwd als duurzaam. Hoewel
het dus niet-zuivere biomassa betreft, hoeven AVI’s niet maandelijks een groenpercentage
te bepalen. Het groenpercentage wordt jaarlijks vanuit de overheid vastgesteld en
bedraagt voor bijvoorbeeld 2011 51%. AVI’s hoeven dan ook geen assurancerapport of
meetrapport in te dienen om de groenpercentages te onderbouwen.
Gebruikte biomassa
Producenten die gebruik maken van biogas als brandstof dienen tevens te rapporteren
over de biomassagrondstoffen waaruit het biogas is geproduceerd, gespecificeerd in
NTA-codes.
Achtergrond groenpercentages
Voor iedere elektriciteitsproducent worden maandelijks meetgegevens door de regionale
netbeheerder naar CertiQ gestuurd. Vervolgens stuurt de producent de groenpercentages
naar CertiQ. De groenpercentages volgen uit berekeningen van de elektriciteitsproducent.
Daarna maakt CertiQ garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit aan en kan
AgentschapNL vervolgens eventueel subsidie uitbetalen. Voor installaties die 100%
duurzame elektriciteit opwekken worden de garanties van oorsprong automatisch aangemaakt.
Bij de definitieve jaarlijkse vaststelling van de groenpercentages baseert CertiQ
zich op een assurancerapport van een accountant of een meetrapport van een toegelaten
meetbedrijf. Eventuele verschillen tussen het assurance-rapport en de eerder ingediende
percentages dienen gecorrigeerd te worden door CertiQ.
Termijn voor het indienen
Na afloop van een kalenderjaar hebben biomassa elektriciteitsproducenten uiterlijk
vier maanden de tijd (artikel 12, derde lid, van de regeling) om een meetrapport of een assurancerapport te overleggen. Voor productie over jaar
t dient dus uiterlijk 30 april van jaar t+1 een assurancerapport of een meetrapport
bij CertiQ te worden ingediend. Bij te laat indienen dient CertiQ (op grond van artikel
13 van de regeling) een deel van de uitgegeven garanties van oorsprong voor duurzame
elektriciteit af te boeken: indien de opgave met assurancerapport of meetrapport binnen
een maand na het verstrijken van de deadline wordt ingediend, wordt een hoeveelheid
garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit afgeboekt ter grootte van de gemiddelde
hoeveelheid opgewekte duurzame elektriciteit in één kalendermaand in jaar t. Indien
de opgave met assurancerapport of meetrapport tussen één en twee maanden te laat wordt
ingeleverd, wordt de hoeveelheid garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit
van twee kalendermaanden afgeboekt, enz. Als de installatie in aanmerking komt voor
subsidie, dan zal het afboeken van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit
ook leiden tot verrekeningen bij de betalingen.
Assurance-werkzaamheden accountant
In het geval van een assurancerapport dient de accountant te onderzoeken welke brandstoffen
zijn ingezet en in welke (calorische) verhouding dat heeft plaatsgevonden. De accountant
dient deze verhoudingen te vergelijken met de groenpercentages zoals die in de loop
van het kalenderjaar naar CertiQ zijn gestuurd en te constateren of er verschillen
zijn. Het is de bedoeling dat de producent de groenpercentages bepaalt op maandniveau
en dat de accountant hierbij redelijke mate van zekerheid verschaft over de conformiteit
van deze opgave conform artikel 12a, tweede lid, van de regeling. Om CertiQ een goede consistentiecheck te kunnen laten uitvoeren, kan CertiQ om onderliggende
gegevens vragen. Daarbij moet worden gedacht aan hoeveelheden ingezette biomassa (tonnen)
en bijbehorende calorische waarden.
Onderzoeksprotocol assurancerapport biomassa
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
In artikel 12a, derde lid, van de regeling, is bepaald dat de producent, niet zijnde een producent als bedoeld in artikel 1b,
derde lid, uiterlijk binnen vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de garantiebeheerinstantie
(TenneT2)een assurancerapport (conform NV COS richtlijn 3000) overlegt inzake, onder meer,
de aard en de verhouding van de in de installatie verwerkte brandstoffen.
In artikel 13, tweede lid, van de regeling is bepaald dat wanneer deze termijn wordt overschreden, een hoeveelheid garanties
van oorsprong wordt afgeboekt, afhankelijk van de overschrijdingstijd.
Dit onderzoeksprotocol beoogt in aanvulling op (het stramien voor Assurance-opdrachten
en) de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden richtlijn 3000 3(zie website NIVRA.nl) een handreiking aan de controlerend accountant te geven met
specifieke aandachtspunten bij de inrichting van zijn onderzoek.
Het doel van het assurancerapport is om – met redelijke mate van zekerheid – een oordeel
te verstrekken aan CertiQ over de juistheid van de door de producent (of zijn gemachtigde)
opgegeven verhouding van de in de installatie verwerkte brandstoffen. In geval de
opgewekte elektriciteit wordt aangemerkt als duurzame energie zullen er door CertiQ
garanties van oorsprong worden aangemaakt overeenkomstig het aantal MWh duurzaam opgewekte
elektriciteit. Deze vertegenwoordigen een waarde en zijn verhandelbaar.
Daarnaast kan de Minister van Economische Zaken op basis van de aangemaakte garanties
van oorsprong subsidie verstrekken, waarvan de hoogte afhankelijk is van het type
installatie en de aard en de verhouding van de in de installatie verwerkte brandstoffen.
De accountant dient derhalve rekening te houden met een tendentie in de opgegeven
verhouding.
2Tennet heeft deze taak belegd bij CERTIQ B.V., een specifiek voor de uitvoering van
deze taak opgerichte rechtspersoon.
33000 assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische
financiële informatie.
Procedure
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Na afloop van een maand wordt door de netbeheerder een meetbericht verzonden aan CertiQ
waarin gerapporteerd wordt over de totale elektriciteitsproductie van die maand. Dit
meetbericht bevat in ieder geval de hoeveelheid op het net geleverde elektriciteit,
maar indien de producent hierom verzoekt, bevat het ook de totale opgewekte elektriciteit.
Daarnaast geeft de producent de aard en de verhouding van de in de installatie verwerkte
brandstoffen (de ‘groenpercentages’) door aan CertiQ. Na afloop van het kalenderjaar
voert de producent een controleberekening uit en bepaalt hij definitief de verhouding
van de in de installatie verwerkte brandstoffen.
Rol van de accountant
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Als sluitstuk onderzoekt de accountant de definitieve opgave van de producent met
toelichtingen op conformiteit met artikel 12a van de regeling (zie NV COS 3000 nr. 33). Dit ter onderbouwing van zijn assurance-rapport.
Hiertoe onderzoekt de accountant de door de producent verantwoorde definitieve uitkomsten
van de verhouding voor wat betreft aard en verhouding van de in de productie-installatie
verwerkte brandstoffen.
De accountant:
De accountant rapporteert in zijn assurancerapport over de uitkomsten van zijn werkzaamheden.
Reviewbeleid Ministerie van Economische Zaken
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De Auditdienst van het ministerie van Economische Zaken kan een review uitvoeren op
de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle
heeft uitgevoerd, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden4. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet
voor rekening van het ministerie.
4 Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister - bij commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma
en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat
of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie,
een lening of garantie wordt verstrekt - het recht nadere inlichtingen in te winnen
n.a.v. terzake ontvangen bescheiden. Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen
in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd
om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant
uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier
kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere
bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van
in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van
stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.
Onderzoekstolerantie en gewenste zekerheid
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De aan de individuele regels van de rapportage toegerekende onderzoekstolerantie bedraagt
maximaal éénhonderdste deel van het verantwoorde percentage. Het onderzoek van de
accountant dient er op gericht te zijn om redelijke mate van zekerheid te verkrijgen
dat deze tolerantie niet wordt overschreden.
Minimaal uit te voeren onderzoekswerkzaamheden
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
-
1. Het beoordelen van de inrichting van de administratie teneinde vast te stellen dat
deze als basis kan dienen voor de opstelling van de jaaropgave. Daarbij stelt de accountant
vast dat er bij de producent een stelsel van al dan niet geautomatiseerde interne
controlemaatregelen aanwezig is, in opzet, bestaan en in werking, waaraan een redelijke
mate van zekerheid is te ontlenen dat de opgegeven verhouding geen fouten van materieel
belang bevat.
-
2. Het beoordelen van de opzet van de methode van bemonsteren door de producent (door
middel van het inwinnen van inlichtingen van de producent c.q. beoordelen van de relevante
AO-beschrijving van de producent) en het vaststellen van bestaan en werking daarvan
(door middel van deelwaarnemingen.
-
3. Het vaststellen (door middel van deelwaarnemingen) van correcte verwerking in de administratie,
van de resultaten van de bemonsteringen, waaruit de aard en de verhouding van de verwerkte
brandstoffen blijkt.
-
4. Het uitvoeren van een cijfervergelijking tussen de definitieve opgave van de producent
en de eerder door de producent gedane maandelijkse opgaven en beoordelen van de toelichting
door de producent bij de definitieve opgave op verschillen.
-
5. Aansluiten van de verantwoorde brandstoffen met de administratie, uitgesplitst naar
maand en soort biomassa, waarbij eventuele gecertificeerde stromen als bedoeld in
artikel 11, derde lid, van de regeling dienen te worden onderscheiden van niet gecertificeerde stromen. In het verlengde
hiervan stelt de accountant vast in welke verhouding deze brandstoffen zijn verwerkt
en of deze verhouding inderdaad heeft geleid tot de percentages opgewekte duurzame
elektriciteit zoals deze door de producent of zijn gemachtigde zijn opgegeven. Indien
een geëigende methode dient te worden toegepast, stelt de accountant vast of een juiste
toepassing is gegeven aan de geëigende methode.
-
6. Vaststellen dat de definitieve opgave van de producent en de daarin opgenomen verhouding
van de verwerkte brandstoffen in honderdste van procenten nauwkeurig is.
Voorbeeld assurancerapport
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Naam accountantskantoor
Aan: Opdrachtgever/producent
Assurancerapport
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Opdracht
Ingevolge uw opdracht hebben wij het bijgevoegde, door ons gewaarmerkte rapportage
betreffende de aard en de verhouding van de in de installatie, bekend onder EAN-code
<123456789012345678>, verwerkte brandstoffen met betrekking tot de periode van <datum>
t/m <datum> onderzocht op conformiteit met artikel 12a van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit (hierna aangeduid
als de regeling),
Deze rapportage is opgesteld onder verantwoordelijkheid van <het bestuur van de vennootschap/de
leiding van de huishouding>. Het is onze verantwoordelijkheid om een assurancerapport
inzake deze rapportage te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder
Standaard 3000 assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling
van historische financiële informatie’ en het onderzoeksprotocol dat als bijlage bij
de regeling is gepubliceerd.
Dienovereenkomstig dient het onderzoek zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de rapportage geen afwijkingen
van materieel belang bevat.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden concluderen wij dat bovengenoemde de rapportage de
aard en de verhouding van de in de installatie verwerkte brandstoffen per maand juist
weergeeft, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 8 tot en met 12a van de regeling.
Tevens concluderen wij dat de door de <producent/gemachtigde van de producent> op
grond van artikel 11, eerste lid, van de regeling meegedeelde percentages <niet> overeenstemmen met de in bovengenoemde rapportage
weergegeven verhouding van de brandstoffen..........
{Ingeval van zuivere en ‘niet naar haar aard zuivere’ biomassa}
<en dat de geëigende methode voor de vaststelling of het in de installatie verwerkte
materiaal als zuivere biomassa kan worden aangemerkt ten behoeve van de berekening
van de verhouding, op een juiste wijze is toegepast.>
{Ingeval van niet zuivere biomassa}
<en dat de geëigende methode voor de vaststelling van het gedeelte van de in de installatie
verwerkte niet-zuivere biomassa dat biologisch afbreekbaar is, ten behoeve van de
berekening van de verhouding, op een juiste wijze is toegepast>
Overige informatie
De accountant kan hier overige informatie en uiteenzettingen opnemen die niet als
doel hebben afbreuk te doen aan zijn conclusie.
Beperking in gebruik (en verspreidingskring)
Dit assurancerapport is uitsluitend bedoeld ter onderbouwing van het jaarlijks door
de directie van de onderneming te verstrekken rapportage aan de garantiebeheerinstantie
(artikel 12a van de regeling) en kan derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats en datum
Ondertekening
Gebruikte biomassagrondstoffen.
Deze tabel moet alleen worden ingevuld door installaties met biogas als grondstof.
In de tabel moet de grondstof worden ingevuld die is gebruikt voor de productie van
het biogas.
Grondstof
|
Code NTA 8003 (dec 2008)
|
Hoeveelheid (ton)
|
Opmerkingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal:
|
|
|
|
Toelichting op de tabel
Grondstof
|
De biomassa inputstroom. Tabel 3 geeft een overzicht met mogelijke invulwaarden. Bij
vergisters moeten de grondstoffen worden aangegeven, die zijn ingevoed in de vergister.
|
Code NTA 8003
|
De classificatie van de gebruikte biomassa conform de NTA 8003 (december, 2008). Hierbij
moet u in deze Nederlandse Technische Afspraak opzoeken welke classificatie voor de
door U gebruikte biomassastroom van toepassing is.
|
Hoeveelheid
|
Hier vult u de hoeveelheid tonnen biomassa in, die gedurende het rapportagejaar gebruikt
is voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbaar gas.
|
Opmerkingen
|
Ruimte voor overige relevante informatie, bijvoorbeeld verdere specificatie van de
grondstof of informatie over de duurzaamheid van vloeibare biomassa.
|
Administratieve batches van grondstoffen (hoeveelheid product met identieke eigenschappen
qua grondstof) mogen in één regel worden samengevoegd. Er mogen meerdere fysieke ladingen
van dezelfde grondstof bij elkaar opgeteld worden.
Grondstofsoorten en indeling in hoofd- of bijproduct, ten behoeve van de gegevens
in de tabel ‘Gebruikte biomassagrondstoffen’
Grondstof
|
NTA 8003
|
Pluimveemest, rundermest, varkensmest, overige mest
|
310, 320, 330, 301 of 309 of 340
|
Maïs
|
241
|
Tarwe
|
242
|
Overig graan of overige gewassen
|
242/249
|
Reststoffen VGI: reststoffen uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie niet zijnde
plantaardige of dierlijke oliën of vetten
|
500 – 539 of 580 – 589
|
Plantaardige vetten of oliën: specificeer in rapportage
|
550 – 559 of 570 – 573
|
Dierlijke vetten of oliën
|
561 – 569 of 570 – 573
|
Veilingafval, tuinbouwafval, fruitteeltrestproduct, bloembollenpelsel
|
251, 252, 253, 254
|
Restproducten uit land- en tuinbouw, zoals doppen
|
200 – 249
|
Slib
|
400 – 440
|
Restproduct biotransportbrandstoffen zoals bostels, oliezadenmeel/ schroot) niet zijnde
glycerine of vetzuren
|
590 – 599
|
Gras
|
210 – 219
|
Zetmeel
|
589
|
Bieten
|
249 of 533
|
Aardappelen
|
249
|
GFT: Groente Fruit en Tuinafval/ organisch afval van huishoudens en bedrijven
|
600 – 620
|
Glycerine (niet van petrochemische origine)
|
592
|
Vetzuren, die vrijkomen bij de raffinage van oliën
|
587
|
Papier
|
710
|
Slachtbijproducten, diermeel
|
586, 585
|
Zaagsel
|
115
|
Vers (primair) hout, inclusief de boomstam zelf
|
110 – 132
|
Vers resthout/ vers snoeihout/ park- of plantsoenhout
|
113 – 115
|
Schors
|
112
|
Gebruikt onbehandeld hout, Gebruikt geverfd of verlijmd hout, Gebruikt geïmpregneerd
hout, Hout uit verwerking 1
|
150 – 199
|
Stro
|
220 – 229
|
Overige vaste biomassa; specificeer in rapportage
|
|
Overige biomassa; specificeer in rapportage
|
|