Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004

Geraadpleegd op 03-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-03-2004 en zichtdatum 05-03-2004.
Geldend van 05-03-2004 t/m 31-12-2005

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2003, nr. SV/F&W/03/95330 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 16a, tiende lid, 16b, vijfde en achtste lid, en 16bb, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de artikelen 34, zesde lid, 35, vijfde lid, 35a, vierde lid, en 35b van de Invorderingswet 1990;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden medewerking totstandkoming g-rekeningovereenkomst

  • 1 De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut verlenen hun medewerking aan de totstandkoming van een een g-rekeningovereenkomst op schriftelijk verzoek van:

    • a. de ondernemer die zijn bedrijf maakt van het in aanneming of in onderaanneming verrichten van werk als bedoeld in artikel 35a van de Invorderingswet en artikel 16ba van de Coördinatiewet;

    • b. de ondernemer die zijn bedrijf maakt van het in onderaanneming verrichten van werk en inhoudingsplichtige is in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

    • c. de uitlener die zijn bedrijf uitsluitend of nagenoeg uitsluitend maakt van het tegen vergoeding uitlenen van personeel;

    • d. de doorlener, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Invorderingswet en artikel 16a, tweede lid, van de Coördinatiewet;

    • e. degene die op korte termijn de hoedanigheid zal verwerven van ondernemer als bedoeld in de onderdelen a of b, uitlener als bedoeld in onderdeel c of doorlener als bedoeld in onderdeel d;

    • f. de ondernemer die zijn bedrijf maakt van het opleiden van leerlingen die bij hem dienst zijn en die deze leerlingen in het kader van hun opleiding tegen vergoeding uitleent.

  • 2 De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut verlenen voorts hun medewerking aan het tot stand komen van een g-rekeningovereenkomst op schriftelijk verzoek van de entiteit die een samenwerkingsverband vormt of op korte termijn zal vormen van ondernemers als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, mits iedere van dit samenwerkingsverband deel uitmakende ondernemer reeds afzonderlijk een g-rekeningovereenkomst is aangegaan.

Artikel 3. Bedrijfsmatig handelende koper van op termijn te leveren kleding

De artikelen 35, vijfde lid, van de Invorderingswet en 16b, vijfde lid, van de Coördinatiewet zijn van toepassing ten aanzien van degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf kleding, andere dan schoeisel, koopt en op het tijdstip van de koop van op termijn te leveren kleding, andere dan schoeisel, niet weet of redelijkerwijs niet behoort te weten dat die kleding reeds geheel of gedeeltelijk is vervaardigd.

Artikel 4. Weigering medewerking

De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut weigeren hun medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een g-rekeningovereenkomst, indien:

  • a. met de ondernemer reeds een g-rekeningovereenkomst is gesloten, tenzij deze aannemelijk maakt dat het gebruik maken van meer dan één g-rekening voor zijn bedrijfsvoering noodzakelijk is; of

  • b. gegronde vrees bestaat dat onjuist gebruik van de g-rekening zal worden gemaakt.

Artikel 5. Bewaren g-rekeningovereenkomst

Het door partijen getekende exemplaar van de g-rekeningovereenkomst wordt door de kredietinstelling bewaard zolang de g-rekening in stand blijft, doch in ieder geval gedurende zeven jaren. De kredietinstelling verschaft de andere partijen een kopie daarvan. Met betrekking tot de eerste zin is artikel 52, vijfde en zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Vereisten vrijwarende betaling op de g-rekening

  • 1 Een betaling die wordt verricht op een g-rekening wordt voor de toepassing van de artikelen 34, derde lid, en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet en de artikelen 16a, vierde lid, en 16b, vijfde lid, van de Coördinatiewet in aanmerking genomen indien:

    • a. de factuur welke de uitlener, de onderaannemer of de confectie-aannemer ter zake van de door hem aan de inlener, aannemer of opdrachtgever geleverde prestatie of prestaties heeft doen toekomen, voldoet aan de eisen, voorzover toepasselijk, die artikel 35 van de Wet op de omzetbelasting 1968 daaraan stelt alsmede de vermelding bevat van:

      • 1°. het nummer of het kenmerk, voorzover aanwezig, van de overeenkomst ingevolge welke de uitlener, de onderaannemer of de confectie-aannemer de gefactureerde prestatie of prestaties heeft verricht;

      • 2°. het tijdvak of de tijdvakken waarin die prestatie of prestaties zijn verricht; en

      • 3°. de benaming(en) of kenmerk(en) van het werk, waarop de betaling betrekking heeft;

    • b. die betaling vergezeld gaat van de vermelding van het nummer van de factuur en voorzover toepasselijk tevens van een ander onderscheidend op die factuur vermeld kenmerk, waarbij het nummer van de factuur of dit nummer tezamen met een aanvullend kenmerk een uniek identificatiegegeven vormt waarmee die factuur terstond of vrijwel terstond kan worden teruggevonden in de administratie van de inlener, aannemer of opdrachtgever;

    • c. de administratie van de inlener, aannemer of opdrachtgever zodanig is ingericht en zodanig wordt gevoerd dat daarin terstond of vrijwel terstond kan worden teruggevonden:

      • 1°. de overeenkomst of de inhoud daarvan, ingevolge welke de uitlener, de onderaannemer of de confectie-aannemer de in onderdeel a bedoelde prestatie of prestaties heeft verricht;

      • 2°. de gegevens inzake de nakoming van die overeenkomst met inbegrip van, naar de eisen van hun bedrijf, een registratie van de personen die zijn ingeleend of werk in (onder)aanneming hebben verricht en van de dagen waarop en de uren gedurende welke die personen werkzaamheden hebben verricht in verband waarmee voor de inlener en aannemer aansprakelijkheid bestaat ingevolge de artikelen 34 van de Invorderingswet en 16a van de Coördinatiewet onderscheidenlijk de artikelen 35 van de Invorderingswet en 16b van de Coördinatiewet; en

      • 3°. de betalingen die in verband met de vorenbedoelde overeenkomst zijn gedaan.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de vermelding op de factuur van het tijdvak of de tijdvakken waarin de gefactureerde prestaties of prestaties zijn verricht achterwege blijven indien de factuur de vermelding bevat van de datum waarop de order tot het geheel of gedeeltelijk vervaardigen van kleding, andere dan schoeisel, is verstrekt en van de datum waarop die kleding is of zal worden afgenomen.

Artikel 7. Vereisten betaling ten laste van de g-rekening

  • 1 Met betrekking tot een betaling aan de ontvanger ten laste van de g-rekening vermeldt de betalingsopdracht ten minste de volgende gegevens: het aangiftenummer dat is vermeld op het aangiftebiljet dan wel het aanslagnummer dat is vermeld op het aanslagbiljet dat betrekking heeft op het tijdvak waarop de betaling ziet.

  • 2 Met betrekking tot een betaling geeft de onderaannemer of de confectie-aannemer voorts nog aan de ontvanger een specificatie van de werken waarop de betaling betrekking heeft, voor elk werk ten minste bestaande uit de benaming(en) van het werk zoals deze door de onderaannemer of de confectie-aannemer worden gebruikt of van een omschrijving van het werk, alsmede het tijdvak waarin het werk waarop de betaling betrekking heeft, is verricht.

Artikel 8. Verdeling tussen ontvanger en Uitvoeringsinstituut bij uitwinning pandrecht en andere acties voor gezamenlijke rekening

  • 1 De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut zijn beide bevoegd, mits handelende voor gezamenlijke rekening, over te gaan tot uitwinning van het te hunnen behoeve op het saldo van een g-rekening gevestigde pandrecht. Voorts zijn zij bevoegd bij een betaling ten laste van een g-rekening naar een andere g-rekening jegens betrokken rekeninghouders dan wel andere betrokkenen actie te ondernemen wegens wanprestatie of onrechtmatige daad, of welke andere actie dan ook, teneinde de gevolgen van een onjuist gebruik van de g-rekening ongedaan te maken of te compenseren.

  • 2 De met toepassing van het eerste lid ontvangen gelden worden, nadat eventuele aan derden te vergoeden kosten inzake de in het eerste lid bedoelde acties hierop in mindering zijn gebracht, tussen de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut verdeeld naar rato van ieders vorderingen inzake de loon- en omzetbelasting, onderscheidenlijk premie, waarvoor aansprakelijkheid bestaat, met dien verstande dat:

    • a. de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut in daartoe aanleiding gevende gevallen een afwijkende verdeling overeen kunnen komen; en

    • b. een eenmaal toegepaste verdeling kan worden herzien indien gegevens die later bekend worden redelijkerwijs tot herziening aanleiding geven.

Artikel 9. Grenzen aansprakelijkstelling

  • 1 Indien de aansprakelijkheid zowel loonbelasting of omzetbelasting als premie betreft, is zowel de ontvanger als het Uitvoeringsinstituut bevoegd de inlener, aannemer of opdrachtgever aansprakelijk te stellen voor de ingevolge diens aansprakelijkheid te vorderen belasting, onderscheidenlijk premie. Aansprakelijkstelling vindt plaats voor ten hoogste het verschil tussen het gezamenlijke bedrag aan loonbelasting, omzetbelasting en premie waarvoor bij de inlener, aannemer of opdrachtgever in eerste aanleg aansprakelijkheid is ontstaan en het gezamenlijke bedrag van de terzake door de inlener, aannemer of opdrachtgever op de g-rekening van de uitlener, de onderaannemer of de confectie-aannemer gestorte bedragen. Deze bedragen komen slechts in mindering op het gezamenlijke bedrag aan loonbelasting, omzetbelasting en premie waarvoor in eerste aanleg aansprakelijkheid is ontstaan indien aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan. Indien zowel de ontvanger als het Uitvoeringsinstituut omtrent dezelfde tot aansprakelijkheid leidende feiten daadwerkelijk tot aansprakelijkstelling overgaat, overtreft het gezamenlijke bedrag van beide aansprakelijkstellingen niet het bedrag waarvoor de inlener, aannemer of opdrachtgever ten hoogste aansprakelijk kan worden gesteld.

Artikel 10. Deblokkering

  • 1 De ontvanger of het Uitvoeringsinstituut verlenen op aanvraag van de rekeninghouder, onder door hen te stellen voorwaarden toestemming het saldo van de g-rekening geheel dan wel tot een bepaald bedrag voor andere doeleinden aan te wenden dan voor de voldoening van premie, loonbelasting en omzetbelasting, voorzover aannemelijk is dat het saldo van de g-rekening uitgaat boven hetgeen door de rekeninghouder aan premie, loonbelasting en omzetbelasting vermoedelijk nog verschuldigd is of binnenkort verschuldigd zal worden.

  • 2 De rekeninghouder richt een verzoek tot toestemming (deblokkeringsverzoek) schriftelijk aan het Uitvoeringsinstituut of de ontvanger.

  • 3 Op het verzoek wordt beslist, handelend in onderlinge overeenstemming, door het Uitvoeringsinstituut dan wel door de ontvanger, al naar gelang aan wie het verzoek is gericht.

  • 4 De g-rekeninghouder verstrekt het Uitvoeringsinstituut of de ontvanger op de door deze aangegeven wijze alle gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor een juiste beoordeling van het verzoek; het verzoek wordt afgewezen indien hieraan niet of onvoldoende wordt voldaan.

Artikel 11. Opzegging

  • 1 De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut zijn bevoegd een g-rekeningovereenkomst eenzijdig en zonder rechterlijke tussenkomst op te zeggen indien:

    • a. de rekeninghouder geen of op onjuiste wijze gebruik maakt van de g-rekening;

    • b. de rekeninghouder niet of niet meer de hoedanigheid blijkt te bezitten van ondernemer, uitlener of doorlener als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • c. het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is beëindigd;

    • d. met de rekeninghouder meer dan één g-rekening is gesloten en de rekeninghouder niet aannemelijk maakt dat het aanhouden van meer dan één g-rekening voor zijn bedrijfsvoering noodzakelijk is;

    • e. de rekeninghouder in staat van faillissement is verklaard;

    • f. aan de rekeninghouder surséance van betaling is verleend;

    • g. ten aanzien van de rekeninghouder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.

  • 2 De rekeninghouder en de betrokken kredietinstelling zijn, onverminderd het bepaalde in het vierde lid, bevoegd de g-rekeningovereenkomst eenzijdig, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder opgaaf van reden op te zeggen.

  • 3 De opzegging geschiedt schriftelijk. Zij wordt niet eerder van kracht dan nadat zij aan de overige partijen bij de g-rekeningovereenkomst is bekendgemaakt. De opzegging wordt voorts niet van kracht zolang en voorzover die opzegging een belemmering zou vormen voor de toepassing van het vierde lid.

  • 4 Na opzegging van de g-rekeningovereenkomst blijft die overeenkomst niettemin van toepassing op het saldo van de g-rekening ten tijde van de opzegging, alsmede op hetgeen nadien op die rekening wordt gestort, een en ander voorzover daardoor geen strijdigheid ontstaat met de gevolgen die rechtens zijn verbonden aan het in staat van faillissement verklaren van de rekeninghouder, van het aan hem verlenen van surséance van betaling of van het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

  • 5 Een betaling die wordt verricht op een rekening die oorspronkelijk is geopend ingevolge een g-rekeningovereenkomst doch met betrekking waartoe een opzegging van die overeenkomst van kracht is geworden, wordt voor de toepassing van de artikelen 34, derde lid, of 35, vijfde lid, van de Invorderingswet of de artikelen 16a, vierde lid, of 16b, vijfde lid, van de Coördinatiewet niet aangemerkt als betaling die in mindering wordt gebracht op het bedrag aan loonbelasting of omzetbelasting, onderscheidenlijk premie, waarvoor aansprakelijkheid is ontstaan, tenzij die betaling deel is gaan uitmaken van het saldo op die rekening of het gedeelte van dat saldo op die rekening waarop ondanks die opzegging ingevolge het vierde lid het in artikel 1, onderdeel n, bedoelde pandrecht is komen te rusten.

Artikel 12. Intrekking regelingen en vervallen van artikelen

  • 1 De Uitvoeringsregeling ketenaansprakelijkheid premie werknemersverzekeringen en de Uitvoeringsregeling inlenersaansprakelijkheid worden ingetrokken.

  • 2 [Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.]

Artikel 13. Overgangsbepaling

G-rekeningovereenkomsten die voldoen aan de voorschriften van de regelingen en artikelen, die op grond van artikel 12 worden ingetrokken respectievelijk vervallen, worden aangemerkt als g-rekeningovereenkomsten, bedoeld in deze regeling.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 december 2003

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

A.J. de Geus

De

Staatssecretaris

van Financiën

J.G. Wijn

Bijlage

g-rekeningovereenkomst

De ondergetekenden:

– ... (naam), ... (adres, postcode en woon- of vestigingsplaats), ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te ... onder nummer ..., verder te noemen de rekeninghouder;

– het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verder te noemen het Uitvoeringsinstituut;

– de ontvanger der rijksbelastingen, verder te noemen de ontvanger;

– de ... (naam van de kredietinstelling), ... (adres, postcode en vestigingsplaats) verder te noemen de kredietinstelling.

Overwegende:

– dat de rekeninghouder inhoudingsplichtige is in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en als zodanig bij de ontvanger bekend staat onder nummer ... en/of werkgever is in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) en als zodanig bij het Uitvoeringsinstituut bekend staat onder nummer ..., dan wel op de rekeninghouder artikel 2, eerste lid, onderdelen a en f, en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 van toepassing is;

– dat de rekeninghouder, die zijn bedrijf uitsluitend of nagenoeg uitsluitend maakt van het tegen vergoeding uitlenen van personeel, voor de heffing van omzetbelasting bij de ontvanger bekend staat onder nummer ...;

– dat de rekeninghouder bij de kredietinstelling een rekening wenst te openen, waarvan de saldi, behoudens de in punt 5 van deze overeenkomst voorziene uitzondering, uitsluitend bestemd zijn voor betalingen als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 16a, vierde lid, en 16b, vijfde lid van de CSV;

– dat het, teneinde te bewerkstelligen dat de saldi van die rekening daadwerkelijk zullen dienen tot vorenbedoelde betalingen, noodzakelijk is dat de saldi noch door middel van verrekening, noch door middel van beslag, noch anderszins, zullen kunnen worden gebruikt voor andere betalingen dan vorenbedoeld;

– dat het in verband met het vorenstaande noodzakelijk is dat de saldi van die rekening worden verpand aan de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut gezamenlijk.

Zijn overeengekomen als volgt:

1. De rekeninghouder opent hierbij een geblokkeerde rekening (g-rekening) bij de kredietinstelling onder nummer ... .

2. De rekeninghouder verklaart dat de saldi van de g-rekening hierbij in eerste onderpand worden gegeven aan de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut gezamenlijk voor hetgeen zij nu of te eniger tijd van hem te vorderen hebben of zullen krijgen ter zake van de verschuldigde belasting en premies, bedoeld in de artikelen 34, eerste en derde lid, 35, eerste en vijfde lid, of 35a, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en aan premie en voorschotpremie als bedoeld in de artikelen 16a, eerste lid, 16b, eerste lid, en 16ba, eerste lid, van de CSV, een en ander voorzover verband houdende met door hem aan derden ter beschikking gestelde werknemers waarvoor hij ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 als inhoudingsplichtige en in verband waarmee hij, voorzover toepasselijk, voor de Wet op de omzetbelasting 1968 als ondernemer wordt aangemerkt en/of waarvoor hij als werkgever in de zin van de CSV wordt aangemerkt onderscheidenlijk met door hem aangenomen werk, waarop de g-rekening betrekking heeft, een en ander met dien verstande dat de rente die de kredietinstelling over die saldi vergoedt op een andere rekening van de rekeninghouder zal worden gecrediteerd.

3. De in punt 2 bedoelde verpanding zal geacht worden te zijn geëffectueerd telkens op het moment dat bedragen op de g-rekening worden gecrediteerd.

4. De kredietinstelling verklaart in verband met het vorenstaande afstand te doen van haar recht op verrekening, van pand of enig ander recht dat afbreuk zou kunnen doen aan het ten behoeve van de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut gevestigde pandrecht.

5. Betalingen ten laste van de g-rekening, andere dan die, bedoeld in de beweegreden van deze overeenkomst, en andere dan terugstortingen als bedoeld in punt 9, zullen slechts geschieden na daartoe ontvangen schriftelijke toestemming van de ontvanger of het Uitvoeringsinstituut.

6. De rekeninghouder verleent hierbij aan de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut gezamenlijk volmacht tot inning van de saldi van de g-rekening alsmede tot verrekening van het aldus geïnde met al hetgeen zij nu of te eniger tijd van hem te vorderen hebben of zullen krijgen ter zake van de in punt 2 bedoelde belasting en premie.

7. De ontvanger en het Uitvoeringsinstituut verlenen volmacht aan de rekeninghouder ten laste van de g-rekening bedragen over te maken naar de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut alsmede naar andere g-rekeningen, mits deze stortingen naar andere g-rekeningen betrekking hebben op het verrichten van werkzaamheden door een ter beschikking gestelde werknemer in de zin van de artikelen 16a, vijfde lid, van de CSV en 34, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 of op aanneming van werk in de zin van de artikelen 16b, vijfde lid, van de CSV en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990.

8. De rekeninghouder verplicht zich hierbij tegenover de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut om in geval van faillissement, aanvraag tot surséance van betaling, aanvraag tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en in het algemeen bij opschorting van zijn betalingen uiterlijk binnen drie dagen mededeling te doen van het saldo van de g-rekening.

9. De rekeninghouder verplicht zich hierbij tegenover de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut om in het geval dat op zijn g-rekening vanaf een andere g-rekening een bedrag wordt gestort dat geen betrekking heeft op aanneming van werk in de zin van de artikelen 35 en 35a van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 16b en 16ba van de CSV of op het aan derden ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 34 van de Invorderingswet 1990 en artikel 16a van de CSV, dit bedrag onmiddellijk terug te storten op de g-rekening van de storter, opdat de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut op dit bedrag jegens de storter hun pandrecht kunnen doen gelden. Indien dit laatste niet of niet meer mogelijk is omdat de storter inmiddels in staat van faillissement is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend dan wel ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, verplicht de rekeninghouder zich om, in afwijking van de vorige volzin, dit bedrag onder vermelding van de herkomst over te maken aan de ontvanger of het Uitvoeringsinstituut.

10. De rekeninghouder verplicht zich hierbij tegenover de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut om opdrachten tot betaling ten laste van de g-rekening slechts op één aangifte of één belastingaanslag, onderscheidenlijk slechts op één premienota betrekking te doen hebben.

11. De kredietinstelling verklaart in verband met de in punt 9 omschreven plicht tot terugstorten op de daadwerkelijk terugstortingen punt 4 overeenkomstig te zullen toepassen.

12. In de administratie van de kredietinstelling worden bij betalingen ten gunste van de g-rekening de gegevens vastgelegd zoals deze op de desbetreffende betalingsopdrachten zijn vermeld. Hetzelfde geldt voor de gegevens die bij betalingen ten laste van de g-rekening op de betalingsopdrachten zijn vermeld.

13. De kredietinstelling zal de ontvanger en het Uitvoeringsinstituut op een afzonderlijk tussen hen overeen te komen wijze regelmatig op de hoogte houden van alle gegevens die op de g-rekening betrekking hebben. De rekeninghouder verklaart zich met deze gegevensuitwisseling akkoord.

Aldus overeengekomen en getekend te … op …

De rekeninghouder,

De ontvanger,

voor deze:

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

voor deze:

De kredietinstelling,