Bijlage 1. Tekst paragraaf 8 en paragraaf 10 van de per 1 januari 2003 ingetrokken
Toelichting Gemeenten
[Regeling vervallen per 26-06-2009]
§ 8. Interne leveringen aan de niet-ondernemerssfeer/Andere interne prestaties aan
de niet-ondernemerssfeer/Aanwijzing alleen voor prestaties jegens derden/Prestaties
van zelfstandige ondernemingen aan de niet-ondernemerssfeer
[Regeling vervallen per 26-06-2009]
1. Bij overheveling van goederen door onderdelen van een gemeente als ondernemer naar
onderdelen die niet als ondernemer optreden (de niet-ondernemerssfeer) is sprake van
het beschikken over goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, ten gevolge waarvan
deze goederen het bedrijfsvermogen van de ondernemer verlaten. Hier is dan een levering
in de zin van artikel 3, 1, g, van de wet). Ter zake daarvan is belasting verschuldigd
over de aanschaffings- of voortbrengingskosten van de goederen (artikel 8, 4, van
de wet).
2. Verrichtingen – andere dan bedoeld onder 1 – vanuit de ondernemerssfeer van de
gemeente ten behoeve van de niet-ondernemerssfeer zijn niet aan de heffing onderworpen.
3. Hoewel zulks alleen voor de aanleg en het onderhoud van tuinen uitdrukkelijk is
bepaald, kan voorshands ook ter zake van het ten behoeve van de niet-ondernemerssfeer
verrichten van de andere in artikel 3, Uitv. besch. OB ’68) aangewezen prestaties
heffing van belasting achterwege blijven, mits aan de in § 11, 4, gegeven regelen
voor de toepassing van de vooraftrek de hand wordt gehouden (zie in dit verband ook
de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer betreffende het ontwerp van Wet OB ’68,
hoofdstuk VIII, artikel 7, lid 3, tweede alinea). Mitsdien behoeft wegens het ten
behoeve van de niet-ondernemerssfeer verrichten van in artikel 3 Uitv. besch. OB ’68
aangewezen prestaties geen belasting te worden voldaan.
4. De afzonderlijke ondernemingen, bedoeld in § 7,2), blijven, wat de verhouding tot
de niet-ondernemerssfeer betreft, onderdelen van de gemeente. Voor de toepassing van
1, 2 of 3 is daarom het onderscheiden in verschillende ondernemingen niet van belang.
Ook op lichamen waarvan uitsluitend een gemeente onmiddellijk of middellijk aandeelhouder,
deelnemer of lid is, alsmede lichamen waarvan de bestuurders uitsluitend door een
gemeente onmiddellijk of middellijk worden benoemd en ontslagen en waarvan het vermogen
bij liquidatie uitsluitend ter beschikking van de gemeente komt, kan 1, 2 of 3 toepassing
vinden.
§ 10. Samenwerkingsverbanden
[Regeling vervallen per 26-06-2009]
1. Worden bepaalde handelingen welke, zo zij door de gemeente zelf zouden worden verricht,
niet tot de ondernemerssfeer zouden behoren, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke
ordening, bouw- en woningtoezicht, administratie en controle, uitgeoefend door een
samenwerkingsverband tussen verschillende gemeenten – dat zelf ook een publiekrechtelijk
lichaam kan zijn op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1950, K 120)
– dan kan dit verband voor de toepassing van de omzetbelasting worden beschouwd als
te behoren tot de deelnemende gemeenten. Onderlinge prestaties tussen een dergelijk
samenwerkingsverband en de deelnemende gemeenten kunnen dus als interne prestaties
worden beschouwd.
2. Andere samenwerkingsverbanden dan de onder 1 bedoelde kunnen niet zonder meer met
de deelnemende gemeenten worden vereenzelvigd. Deze treden als ondernemer op, indien
zij zelfstandig een bedrijf uitoefenen.