Bijlage 1. Eindbod kader voor sociaal flankerend beleid in de sector Rijk
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Preambule
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
De sociale partners in de sector Rijk hebben zich beraden op de consequenties van
het Hoofdlijnenakkoord voor deze sector. Met het Hoofdlijnenakkoord zet het kabinet
in op kwaliteitsverhoging van de overheid: prestatieverhoging, kritische doorlichting
van de taken, vermindering van de bureaucratie en regelgeving. Deze inzet zal gepaard
gaan met het vervallen van arbeidsplaatsen bij de sector Rijk.
Sociale partners in de sector Rijk zien het als een gezamenlijk doel om de in het
Hoofdlijnenakkoord afgesproken capaciteitsreductie op zodanige wijze te laten plaatsvinden
dat geen gedwongen uitstroom zal plaatsvinden.
Dit betekent dat bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers eerst gebruik zal
worden gemaakt van de beschikbare capaciteit en de aanwezige competenties onder het
eigen personeel. De herplaatsingskandidaten worden geleid van werk naar werk. Hiervoor
zijn instrumenten aanwezig om de doorstroom te faciliteren. Zo geeft de Mobiliteitsbank
Rijk informatie over vacatures en kunnen medewerkers hun CV daar achterlaten. De mobiliteitscentra
bij de ministeries begeleiden herplaatsingskandidaten actief bij het zoeken naar nieuw
werk. Ook competentiemanagement, opleidingen en loopbaanbeleid zullen de komende jaren
moeten bijdragen aan een flexibele inzet en een goede doorstroom van het personeel
bij het Rijk. Medewerkers kunnen zo de loopbaan volgen die het beste past bij hun
ontwikkeling en bij hun individuele competenties en vaardigheden. Van het personeel
in dienst bij het Rijk wordt in redelijkheid een flexibele inzet gevraagd, zodat het
management kan beschikken over personeel met die competenties die voor het werk nodig
zijn.
Ten einde te bevorderen dat bij reorganisaties betrokken medewerkers en herplaatsingskandidaten
van werk naar werk worden geleid, zijn partners het voorliggende kader voor sociaal
flankerend beleid overeengekomen met daarin een aantal voorzieningen die kunnen worden
toegepast om hun mobiliteit naar ander werk te bevorderen. Hiermee kan gedwongen ontslag
zoveel mogelijk worden voorkomen. Partners zullen gezamenlijk nagaan of de doelstelling
'van werk naar werk' wordt gerealiseerd. Hiertoe zullen zij evaluatiecriteria vaststellen.
Door vergrijzing en ontgroening zal het personeelsbestand van het Rijk nog verder
wijzigen. Oudere ambtenaren zullen vanaf 2010 massaal gaan uitstromen. Aandacht voor
jonge instroom blijft daarom steeds van belang. In aanvulling op de voorliggende afspraken
inzake sociaal flankerend beleid zullen partners een arbeidsmarktconvenant sluiten
met daarin afspraken ter bevordering van de arbeidsmarktpositie van het Rijk op langere
termijn.
In het kader van het uitvoeren van het arbeidsmarktconvenant zal nadrukkelijk in beschouwing
worden genomen dat er op termijn sprake is van een evenwichtige personeelsopbouw.
Dit principe zal een nadrukkelijke rol gaan spreken bij het ontwikkelen van het HRM
beleid. Dit zal over 5 jaar worden geëvalueerd.
Het kabinet is bereid tot het beschikbaar stellen van een eenmalig budget van 10 miljoen
euro ten behoeve van de uitvoering en facilitering van het Sociaal Flankerend Beleid
binnen de sector Rijk.
(Om het committent van het management in de rijksdienst aan de uitvoering van het
sociaal flankerend beleid tot uitdrukking te brengen, tekenen naast de partijen in
het SOR alle SG's deze overeenkomst).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
...
Namens de Algemene Centrale van Overheidspersoneel,
...
Namens de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijs personeel,
...
Namens het Ambtenarencentrum,
...
Namens de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs,
bedrijven en Instellingen,
...
De secretaris-generaal van ...
...
I. Algemene bepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Toepassingsbereik, looptijd en werking
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Dit rijksbrede kader voor sociaal flankerend beleid is van toepassing op al het personeel
van de sector Rijk (inclusief CBS) dat betrokken is bij een reorganisatie. Dit betekent
dat vanaf het moment dat een organisatie in reorganisatie is, elke bij deze organisatie
werkzame ambtenaar aanspraak kan maken op de voorzieningen van het sociaal flankerend
beleid.
Te volgen procedure
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Het sociaal beleidskader is van toepassing op (potentiële) herplaatsingskandidaten.
In het kader van de herplaatsing van de medewerker worden de verantwoordelijke manager
en de medewerker ondersteund met de in dit kader voor het sociaal flankerend beleid
opgenomen voorzieningen. Tenzij nadrukkelijk anders geregeld kunnen de voorzieningen
ook worden toegepast op medewerkers die geen (potentiële) herplaatsingskandidaat zijn,
indien en voor zover daarmee daadwerkelijke aanwijzing tot (potentieel) herplaatsingskandidaat
wordt voorkomen of een feitelijke herplaatsing van een (potentieel) herplaatsingskandidaat
wordt gerealiseerd (remplacant).
Herplaatsingsbeleid
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Om te garanderen dat het departementaal mobiliteitscentrum een volledig inzicht heeft
in (potentieel) openstaande functies worden deze bij het Mobiliteitscentrum gemeld,
inclusief taakomschrijving en competentieprofiel.
Externe werving, dat wil zeggen werving buiten de sector Rijk, mag pas geschieden
nadat uitdrukkelijk door de (P)SG is vastgesteld dat er binnen de sector Rijk geen
geschikte herplaatsingskandidaten zijn voor de vacante functie.
In overleg tussen de verantwoordelijke manager en de herplaatsingskandidaat wordt
een personeelsbegeleidingsplan opgesteld. Onderdeel daarvan is in ieder geval een
belangstellingsregistratie en een competentieprofiel. Het departementaal mobiliteitscentrum
kan daarbij desgevraagd van advies dienen. De herplaatsingskandidaat wordt bij het
departementaal mobiliteitscentrum aangemeld.
De (P)SG toetst de uitvoering van herplaatsingsinspanningen via de jaarplancyclus.
Daarin rapporteren de verantwoordelijke leidinggevenden tenminste over het aantal
aangewezen herplaatsingskandidaten, de stand van zaken m.b.t. herplaatsing en de daarbij
toegepaste flankerende middelen.
Op alle door of namens het bevoegd gezag genomen besluiten op grond van dit beleidskader
is de AWB van toepassing.
Afwijking of aanvulling van de rijksbrede voorzieningen van sociaal flankerend beleid
is niet toegestaan. Indien op departementaal niveau toch sprake is van zodanige bijzondere
omstandigheden bij een reorganisatie die afwijking noodzakelijk maken, dan kan het
DGO van het ministerie een voorstel doen aan het SOR waarover dan in het SOR overeenstemming
moet worden bereikt.
Het sociaal flankerend beleid heeft een looptijd tot 1 januari 2008 met uitzondering
van die bepalingen in deze tekst die een kortere werking hebben. In 2007 zal een evaluatie
plaatsvinden.
Op departementale afspraken die zijn overeengekomen op een tijdstip voor de vaststelling
van dit rijksbrede kader, is het volgende overgangsrecht van toepassing. Departementale
afspraken die uitgaan boven het rijksbrede kader, blijven tot 1 januari 2008 van toepassing.
Indien dergelijke afspraken al voor deze datum aflopen dan mag geen verlenging daarvan
worden afgesproken.
Procedure toekenning voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
-
1. Voorafgaande aan het opstellen van het personeelsbegeleidingsplan wordt de herplaatsingskandidaat door het mobiliteitscentrum geïnformeerd over alle voorzieningen zoals deze in deze
paragraaf zijn opgenomen;
-
2. De herplaatsingskandidaat maakt zijn wensen en verwachtingen m.b.t. het gebruik van
de voorzieningen kenbaar in het personeelsbegeleidingsplan.
-
3. De verantwoordelijk manager onderzoekt of de gewenste voorzieningen passen in de activiteiten
van het personeelsbegeleidingsplan en bespreekt de uitkomsten daarvan met de herplaatsingskandidaat.
De verantwoordelijk manager neemt in dezen nog geen besluit.
-
4. Wanneer de herplaatsingskandidaat daadwerkelijk gebruik wil maken van een voorziening
dient hij een verzoek in bij de verantwoordelijk manager.
-
5. De verantwoordelijk manager beoordeelt het verzoek. Het betreft hier uitdrukkelijk
een discretionaire bevoegdheid van de verantwoordelijk manager. Voor de toekenning
van de voorziening is een positief advies van de manager HRM Nodig. Bij de beoordeling
van het verzoek dient de manager HRM uitdrukkelijk rekening te houden met de inhoud
van het personeelsbegeleidingsplan.
-
6. Bij de beoordeling van het verzoek hoort de verantwoordelijk manager de herplaatsingskandidaat
en het mobiliteitscentrum.
-
7. Het gemotiveerde besluit van de verantwoordelijk manager op het verzoek is een voor
bezwaar en beroep vatbaar besluit
II. Dwingendrechtelijke voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
-
1) Het bevoegd gezag is verplicht om de ambtenaar binnen een periode van 18 maanden,
te rekenen vanaf het moment dat de ambtenaar is aangewezen als herplaatsingskandidaat,
ten minste één passende functie aan te bieden (artikel 49g ARAR).
-
2) De herplaatsingskandidaat heeft een voorrangspositie op andere kandidaten bij de vervulling
van vacatures binnen de sector Rijk (circulaire PMR/AV 02/100674 van 6 februari 2003).
-
3) Bij herplaatsing in een lager gewaardeerde functie heeft de ambtenaar aanspraak op
behoud van de eigen salarisschaal (artikel 5 BBRA).
-
4) Bij herplaatsing in een lager gewaardeerde functie dient het bevoegd gezag zich in
te spannen om, zodra een vacature beschikbaar is op het oorspronkelijke schaalniveau,
betrokkene in aanmerking te laten komen voor deze vacature.
-
5) De ambtenaar heeft aanspraak op volledige vergoeding van opleidingskosten en (een
deel van) studietijd, indien de inspanningen aantoonbaar bijdragen aan (her)plaatsingsmogelijkheden,
zowel binnen de sector Rijk als daarbuiten (art. 49h en 49 k ARAR).
-
6) De ambtenaar heeft aanspraak op een afbouwende toelage bij het beëindigen of verminderen
van toelagen, mits deze tenminste twee voorafgaande jaren onafgebroken werd genoten
en de bezoldiging door wegvallen of verminderen van de toelage blijvend tenminste
3% verlaagd wordt. Afbouw in 3 jaar: één jaar 75% van de verlaging van bezoldiging,
één jaar 50% en één jaar 25%) (art. 18 BBRA), waarbij een referteperiode geldt van 3 jaar.
-
7) De ambtenaar heeft aanspraak op een verhuiskostenvergoeding (vergoeding van werkelijke
transportkosten en van herinrichtingskosten) tot een maximum van € 5.445 indien binnen
twee jaar na verplaatsing aan een verhuisplicht wordt voldaan, dan wel zonder verhuisplicht
wordt verhuisd van buiten 50 km naar binnen 25 km van de plaats van tewerkstelling
(Verplaatsingskostenbesluit 1989).
-
8) Bij tijdig voldoen aan de verhuisplicht heeft de ambtenaar aanspraak op een eenmalig
bedrag van € 10.890,73 bruto. Dit bedrag zal met terugwerkende kracht vanaf 1-1-1998
worden geïndexeerd. Dat wil zeggen dat een nieuw bedrag per 1-1-2004 zal worden vastgesteld,
rekening houdend met de contractloonstijging vanaf 1-1-1998. Dit bedrag zal nadien
worden aangepast overeenkomstig de algemene salarisverhoging (art. 49n ARAR).
-
9) De ambtenaar heeft aanspraak op maximaal twee jaar vergoeding van in redelijkheid
te maken pensionkosten als niet dagelijks heen en weer kan worden gereisd tussen woonadres
en plaats van tewerkstelling (Verplaatsingskostenbesluit 1989).
III. Facultatieve voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
-
1) Indien de reistijd woon-werkverkeer na (her)plaatsing in totaliteit met meer dan een
half uur per enkele reis wordt verlengd, kan die extra reistijd gedurende een periode
van 3 jaar door het bevoegd gezag als diensttijd worden aangemerkt.
-
2) In overleg tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar kan een passende werktijdregeling
worden overeengekomen (inclusief de mogelijkheid om in deeltijd te werken).
-
3) Indien de reistijd woon-werkverkeer door herplaatsing zodanig lang wordt dat daardoor
een normale uitoefening van de functie wordt belemmerd, kan het bevoegd gezag in overleg
met de betrokken ambtenaar telewerken toestaan. Daarbij is de Raamregeling telewerken van toepassing.
-
4). Het bevoegd gezag kan een af te bouwen tegemoetkoming in de ORT toekennen, die uitgaat
boven artikel 18 BBRA.
-
5) Het bevoegd gezag kan een af te bouwen tegemoetkoming in de verhoogde kosten woon-werkverkeer
toekennen, die uitgaat boven het verplaatsingskostenbesluit.
-
6) Indien de ambtenaar als gevolg van zijn/haar (her)plaatsing moet verhuizen en de meeverhuizende
partner om die reden de eigen baan moet opzeggen, kan het bevoegd gezag toestaan dat
die partner gebruik maakt van de ondersteuningsfaciliteiten van het mobiliteitscentrum
(of een soortgelijke voorziening) bij het zoeken naar een nieuwe baan.
-
7) Het bevoegd gezag kan besluiten tot het aanbieden van interim-functievervulling, detachering
en stages . Deze moeten wel bijdragen aan een vergroting van de (her)plaatsingsmogelijkheden.
-
8) De ambtenaar kan op diens verzoek aanvullende kortdurende begeleiding door een onafhankelijk
psycholoog of arbeidsdeskundige t.b.v. de emotionele verwerking van de reorganisatie
worden aangeboden. Dit met een maximum van € 3.000,- (incl. BTW). Het advies van de
bedrijfsarts of de bedrijfsmaatschappelijk werker kan daarbij behulpzaam zijn.
-
9) Aan de ambtenaar kunnen de kosten van outplacement, met inbegrip van de noodzakelijke
opleidingskosten, worden vergoed.
-
10) Het bevoegd gezag kan de ambtenaar andere werkzaamheden, bijvoorbeeld als coach of
mentor, laten verrichten. Dit kan in de vorm van een tijdelijke plaatsing, al dan
niet bovenformatief.
-
11) Bij ontslag van een herplaatsingkandidaat of remplaçant op eigen verzoek wegens het
aanvaarden van een baan buiten de sector Rijk op een lager salarisniveau, kan het
bevoegd gezag besluiten om gedurende maximaal 5 jaar een aanvulling op het salaris
te verlenen tot maximaal 100% van het oude salarisniveau. Deze aanvulling kan op verzoek
van de betrokkene worden afgekocht; de hoogte van de afkoopsom stelt het bevoegd gezag
in overleg met de betrokkene vast.
-
12) Door het bevoegd gezag kan bij ontslag op eigen verzoek binnen de herplaatsingstermijn
van 18 maanden een stimuleringspremie worden toegekend van maximaal 9 maandsalarissen.
-
13) Het bevoegd gezag kan de ambtenaar die op eigen verzoek ontslag neemt om een baan
buiten de sector Rijk te gaan vervullen gedurende maximaal 3 jaar gehele of gedeeltelijke
voortzetting van vergoeding van de kosten van kinderopvang en buitenschoolse opvang
toekennen, indien de nieuwe werkgever of de werkgever van de partner daartoe geen
regeling kent.
-
14) Bij ontslag op eigen verzoek voor het aanvangen van eigen bedrijfsactiviteiten, kan
het bevoegd gezag, op verzoek van de ambtenaar, besluiten het dienstverband maximaal
3 maanden langer in stand te laten, gedurende welke periode betrokkene de werktijd
geheel of gedeeltelijk aan de feitelijke start van bedrijfsactiviteiten mag besteden.
Deze periode van drie maanden kan op verzoek van de ambtenaar worden gekapitaliseerd.
Voorwaarde is indiening van een degelijk uitgewerkt businessplan en een bewijs van
inschrijving bij de Kamer van Koophandel. In plaats van deze voorziening kan het bevoegd
gezag, op verzoek van de ambtenaar, toestaan dat deze voor een periode van maximaal
6 maanden gebruik mag maken van een speciaal daartoe bestemde werkruimte, inclusief
nader te bepalen faciliteiten.
-
15) Het bevoegd gezag kan de ambtenaar ontheffing verlenen van de terugbetalingsverplichting
m.b.t. ouderschapsverlof en verhuis- en studiekostenvergoeding.
-
16) Indien binnen een jaar na herplaatsing blijkt dat de nieuwe functie toch niet passend
is, kan de ambtenaar één keer opnieuw door het bevoegd gezag worden aangewezen als
herplaatsingskandidaat. De periode die de ambtenaar vóór herplaatsing al herplaatsingskandidaat
is geweest, wordt dan in mindering gebracht op de nieuwe 18-maanden herplaatsingstermijn.
-
17) Het bevoegd gezag kan ambtenaren met een aanstelling voor bepaalde tijd anders dan
voor een proeftijd, gebruik laten maken van de ondersteuningsfaciliteiten van het
mobiliteitscentrum bij het zoeken naar een nieuwe baan onder de voorwaarde dat dit
niet leidt tot verdringing van herplaatsingskandidaten
-
18) Indien een medewerker buiten zijn schuld tijdens de proeftijd van 2 maanden (conform
het BW) wordt ontslagen, dan kan deze medewerker terugkeren naar het departement waaruit
hij is vertrokken en verkrijgt hij opnieuw de status van herplaatsingskandidaat. De
periode die de betrokkene vóór herplaatsing al herplaatsingskandidaat is geweest,
wordt dan in mindering gebracht op de nieuwe 18-maanden herplaatsingstermijn.
-
19) Het bevoegd gezag kan in individuele gevallen de herplaatsingstermijn verlengen tot
maximaal 21 maanden.
-
20) In de periode tot 1 januari 2005 kan de secretaris-generaal op individueel niveau
een zogeheten FPU-arrangement aanbieden aan een FPU-gerechtigde ambtenaar, mits daardoor
het gedwongen reorganisatie-ontslag van een niet FPU-gerechtigde ambtenaar wordt voorkomen.
Een eventuele verlenging van de periode waarin een FPU-arrangement kan worden aangeboden
is afhankelijk van de uitkomsten van het overleg in het voorjaar van 2004 tussen de
sociale partners en het Kabinet over de uitwerking van de afspraken uit het Najaarsakkoord
2003. Uitgangspunt daarbij is dat voor de sector Rijk zal worden aangesloten bij de
algemene afspraken.
Het FPU-arrangement bestaat uit de volgende onderdelen:
-
a. een aanvulling op de reguliere FPU-uitkering tot 73% van de FPU-berekeningsgrondslag
(genoemd in artikel 1, onderdeel o, van het FPU-reglement basisuitkering en aanvullende
uitkering);
-
b. een bijdrage van de werkgever in de kosten van een voorziening ten behoeve van een
voortzetting van de pensioenopbouw van ten hoogste 50% en voor maximaal vier jaar.
Deze bijdrage bedraagt maximaal 75% van de premie, berekend volgens artikel 4.4 van
het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
De looptijd van het FPU-arrangement bedraagt maximaal 8 jaar.
Bij een ontslag onder toekenning van een FPU-arrangement kan tevens een proportionele
(naar rato van de diensttijd) ambtsjubileumgratificatie worden toegekend conform artikel 79 ARAR. Dit geldt ook voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.
IV. Hardheidsclausule
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
In individuele gevallen waarin het hierboven onder II en III omschreven sociaal beleid
tot onbillijke uitkomsten leidt, beslist de secretaris-generaal over andere of aanvullende
voorzieningen.