Bijlage 1. Beleidsvoornemen inzake het Programma voor institutionele versterking van
post-secundaire onderwijs- en trainingscapaciteit (NPT)
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Doelstelling
De Nederlandse regering acht het belangrijk dat er een programma bestaat voor samenwerkingsprojecten
ten behoeve van de duurzame versterking van post-secundaire opleidingscapaciteit in
ontwikkelingslanden, waardoor deze landen beter in staat zullen zijn zelf (op de wat
langere termijn) in de benodigde opleidingen en menskracht te voorzien. Het NPT voorziet
hierin.
Het programma is gericht op capaciteit die van belang is voor de bilaterale samenwerkingssectoren,
en op sectordoorsnijdende dan wel -overstijgende terreinen. Daarnaast is steun aan
de post-secundair onderwijs sector in meer algemene zin mogelijk.
Landenlijst
Het programma zal zich in aansluiting op het Nederlandse bilaterale beleid beperken
tot de groep van 36 partnerlanden waarmee Nederland meerjarig samenwerkt (zie de annex).
Vraagidentificatie en doelgroep
Vraaggerichtheid en ownership staan centraal. De ontwikkelingslanden zullen zelf aangeven
waar hun prioritaire behoeften voor ondersteuning van post-secundaire onderwijs- en
trainingscapaciteit liggen. Lokale ‘stakeholder’ overlegstructuren zullen een cruciale
rol spelen bij de vraagidentificatie en nationale prioriteitstelling. Zij zullen aangeven
op welke sectoren en/of sectordoorsnijdende dan wel overstijgende terreinen het programma
zich in het land zal richten. Dit wordt neergelegd in een globaal plan van aanpak
voor NPT-interventies, waarin onder andere wordt aangegeven welke organisaties vanuit
het programma ondersteund zullen worden. Dat hoeft niet beperkt te blijven tot opleidingsinstituten.
Ook andere typen organisaties die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van
post-secundair onderwijs en training (ministeries, nationale commissies, NGO’s) komen
in aanmerking.
Vraag-aanbod koppeling
De te ondersteunen organisaties zullen in de projecten samenwerken met Nederlandse
organisaties, die de technische expertise leveren. Daartoe zal uit het gehele in Nederland
aanwezige aanbod geput kunnen worden. Teneinde op een zo transparant en objectief
mogelijke wijze het meest geschikte aanbod bij de vraag te kunnen vinden wordt een
tenderprocedure gehanteerd.
Uitvoering en beheer
De uitvoering van het programma is in 2002 door de Minister voor een periode van 4
jaar uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic zal het beheer over het programma
voeren en, in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke faciliterende
rol vervullen bij de vraagidentificatie en vraag-aanbod koppeling. Verder zal de Nuffic
namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidiesverlenen voor de uitvoering
van de projecten.
Verdeling van middelen
De voor het programma in totaal beschikbare middelen, dat wil zeggen inclusief de
vergoeding voor de Nuffic, bedragen op jaarbasis € 30,0 miljoen minus de voor de afbouw
van het voormalige Academische Samenwerkings-programma benodigde middelen.
De Nuffic zal per deelnemend land een globale budgetindicatie geven. De budgetindicaties
worden afhankelijk van de vraag nader ingevuld. Het streven is minimaal 50% van de
programmamiddelen aan projecten in sub-Sahara Afrika te besteden.
Annex
Landenlijst Programma voor institutionele versterking van post‑secondaire onderwijs-
en trainingscapaciteit (NPT)
Bijlage 2. Beleidsvoornemen inzake het beurzenprogramma voor opleidingen met een academische
graad, van één tot enkele jaren (NFP-AP) en het beurzenprogramma voor korte opleidingen
en (tailor-made) trainingen, van maximaal 1 jaar (NFP-TP)
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Doelstelling en doelgroep
De Nederlandse regering acht het belangrijk dat er beurzenprogramma's bestaan die
mensen uit ontwikkelingslanden in staat stellen deel te nemen aan academische graadverlenende (Masters, PhD) opleidingen van een tot enkele jaren, en aan diplomacursussen en tailor-made groepstrainingen, van maximaal 1 jaar, die geheel of gedeeltelijk door Nederlandse organisaties worden verzorgd. Deze programma's
voorzien hierin. De programma's concentreren zich op het tegemoetkomen aan behoeftes
aan bijscholing op de korte termijn, gericht op capaciteitsopbouw in een breed spectrum
van overheids-, privé- en niet-gouvernementele organisaties (onderwijsinstellingen,
planningsinstituten, ministeries, basisorganisaties, bedrijven et cetera). De doelgroep
bestaat uit personen die reeds afgestudeerd en werkzaam zijn. Zij dienen door hun
werkgever te worden voorgedragen voor deelname aan een van de opleidingen.
De programma's zijn breed inzetbaar en niet beperkt tot de bilaterale OS-samenwerkingsterreinen.
De programma's bieden ook mogelijkheden voor financiering van zogenaamde refresher courses ter opfrissing van ‘verouderde’ kennis die alumni bij eerdere door Nederlandse organisaties
aangeboden opleidingen hebben opgedaan. Refresher courses vergroten de impact en de
duurzaamheid van de eerder gevolgde opleiding.
Landenlijst
Het programma staat open voor 56 landen. Het betreft de 19 structurele samenwerkingslanden,
de +3 landen voor samenwerking met beperktere tijdshorizon, alle themalanden, alsmede
Iran en Suriname (zie de annex).
Vraagidentificatie
Ter vergroting van de impact van de beurzen op capaciteitsopbouw wordt de beursverlening
gekoppeld aan de institutionele ontwikkeling van organisaties in ontwikkelingslanden.
Beurzen zullen weliswaar op individuele basis worden verstrekt maar de individuele
opleidingsbehoefte van kandidaten dient ingebed te zijn binnen de institutionele ontwikkeling
van de lokale organisaties waarvoor zij werkzaam zijn. Dat kunnen opleidingsinstituten
zijn, maar ook overheidsdiensten, midden- en klein bedrijf, NGO’s, et cetera. Vraaggerichtheid
staat centraal. Vooralsnog kunnen kandidaten uit alle 56 landen zich individueel aanmelden.
Daarnaast wordt, om te beginnen in 10 landen, een nieuwe vorm van vraagidentificatie
ingevoerd. Daarbij worden op nationaal niveau organisaties geïdentificeerd waarmee
meerjarenafspraken gemaakt worden en die hun stafleden voor kunnen dragen voor deelname
aan een opleiding. Afhankelijk van de ervaringen kan het aantal landen in een later
stadium uitgebreid worden.
Wat betreft tailor-made trainingen komen alleen bijscholingsverzoeken afkomstig van een (groep van) lokale organisatie(s)
in aanmerking. Deze verzoeken dienen bij de Nederlandse ambassades ingediend te worden.
Aanvragen voor refresher courses kunnen vanuit ontwikkelingslanden maar ook vanuit de Nederlandse organisaties ingediend
worden.
Opleidingenaanbod
Om zo breed mogelijk tegemoet te kunnen komen aan de vraag worden binnen dit programma
beurzen verstrekt voor een groot deel van de door Nederlandse organisaties aangeboden
opleidingen. Voor het NFP-TP kunnen dat zijn internationale cursussen waaraan geen graad is verbonden
(bijv diplomacursussen of modules van Mastersopleidingen) maar ook tailor-made trainingen
die nog ontwikkeld moeten worden. Voor het NFP-AP zijn dat post-graduate Masters en
PhD opleidingen. Wat de bestaande cursussen betreft moet het aanbod aan bepaalde minimumeisen
voldoen om opgenomen te worden in een voor het programma samen te stellen opleidingenlijst.
Deze minimumeisen (zoals formele erkenning opleidingsinstituut en opleiding, OS-relevantie
en toepassingsgerichtheid van de opleiding, faciliteiten voor buitenlandse studenten,
et cetera) zijn vastgesteld door de Minister. Om adequaat en flexibel op nieuwe ontwikkelingen
in te kunnen spelen zal de opleidingenlijst elk jaar opnieuw worden vastgesteld.
De tailor-made trainingen en refresher courses maken geen onderdeel van deze lijst uit. De in te schakelen Nederlandse expertise
hoeft zich niet te beperken tot formele onderwijsinstellingen. Ook andere kenniscentra
zoals onderzoeksinstellingen en trainingsinstituten kunnen hun korte opleidingen aanbieden
of ingeschakeld worden voor het verzorgen van een tailor-made training.
Selectie van beursaanvragen en vraag-aanbod koppeling
Wat betreft de selectie van beursaanvragen voor de academische graadverlenende opleidingen en de korte diplomacursussen wordt de verdeling van beurzen over de verschillende opleidingen gerelateerd aan het
totaal van de gekwalificeerde aanvragen en aan de mate waarin de opleidingen een ‘studie
in de regio’-component bevatten. Bij de selectie van kandidaten wordt voorkeur gegeven
aan zich kwalificerende kandidaten afkomstig van geïdentificeerde partnerorganisaties
in de 10 landen.
Voor nog te ontwikkelen tailor-made trainingen zal uit het gehele in Nederland aanwezige aanbod geput kunnen worden. Teneinde op
een zo transparant en objectief mogelijke wijze het meest geschikte aanbod bij de
vraag te kunnen vinden wordt een tenderprocedure gehanteerd.
De administratieve en logistieke ondersteuning van de beursverlening wordt in principe
door de Nederlandse instelling verleend.
Uitvoering en beheer
De uitvoering van het programma is in 2002 door de Minister voor een periode van 4
jaar uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic zal het beheer over het programma
voeren en, in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke rol vervullen
bij de vraagidentificatie, bij de bekendstelling van het aanbod, bij de vraag-aanbod
koppeling en bij de externe monitoring en evaluatie van de tailor-made trainingen.
Verder zal de Nuffic namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidies (in
de vorm van beurzen) verlenen aan Nederlandse organisaties voor deelname van geselecteerde
beursaanvragers aan de desbetreffende opleiding of voor het opzetten en uitvoeren
van een tailor-made training.
Verdeling van middelen
De voor beide programma's in totaalbeschikbare middelen, dat wil zeggen inclusief
de vergoeding voor de Nuffic, bedragen op jaarbasis € 24,3 miljoen minus de voor de
afbouw van de voormalige beurzen-programma’s benodigde middelen.
Er zal geen sprake zijn van landenallocaties vooraf of van een verdeling van fondsen
vooraf over de organisaties in de 10 landen waarmee meerjarenafspraken worden gemaakt.
Deze afspraken zullen wel een indicatie bevatten. De Nuffic zal in de financiële planning
op programmaniveau rekening houden met de meerjarenafspraken die met de zuidelijke
organisaties worden gemaakt.
Het streven is minimaal 50% van de programmamiddelen aan bursalen afkomstig uit sub-Sahara
Afrika te besteden en minimaal 50% van de beurzen aan vrouwen te verlenen.
Annex
Landenlijst Programma voor institutionele versterking van post‑secondaire onderwijs-
en trainingscapaciteit (NPT)