Successiewet 1956; verkoop onder voorbehoud van vruchtgebruik, aftrek bij (periodieke) kwijtschelding van de tegenprestatie

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 09-01-2004 t/m heden

Successiewet 1956; verkoop onder voorbehoud van vruchtgebruik, aftrek bij (periodieke) kwijtschelding van de tegenprestatie

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij is een vraag voorgelegd over de toepassing van artikel 10, derde lid, Successiewet 1956 (SW) bij een kwijtschelding van de koopsom in termijnen. De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

A verkoopt aan B een huis onder voorbehoud van een vruchtgebruik ten gunste van zichzelf. B blijft de koopsom schuldig. Bij de overdracht heeft A het advies gekregen de schuldig gebleven koopsom in termijnen kwijt te schelden. A scheldt vervolgens de schuldig gebleven koopsom in (jaarlijkse) gedeelten kwijt. Vijf jaar later overlijdt A.

De woning is voor B een fictieve verkrijging (artikel 10 SW). Hierop mag in aftrek worden gebracht de waarde van wat de erflater bij de desbetreffende rechtshandeling van de verkrijger heeft bedongen (artikel 10, derde lid, SW).

De kwijtschelding is niet overeengekomen in de koopovereenkomst. Kan de kwijtschelding toch de aftrek verminderen?

Antwoord

Ja, de kwijtschelding kan de aftrek verminderen. Het kwijtgescholden bedrag is uiteraard civielrechtelijk wel bedongen. Maar voor de toepassing van artikel 10, derde lid, SW geldt daarmee niet dat het hele bedrag van de koopsom als bedongen tegenprestatie wordt beschouwd. Gelet op de jurisprudentie wordt het begrip ‘bedongen’ in economische zin beschouwd. Ik verwijs hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad, van 13 juli 2001, nr. 36 060, (BNB 2001/324). De Hoge Raad overwoog dat het uitgangspunt is het bedrag dat zou zijn bedongen indien bepaalde rechtshandelingen niet hadden plaatsgevonden. Het betrof direct na de verkoop kwijtgescholden bedragen van de bedongen koopsom. Hieruit leid ik af dat bij het begrip ‘bedongen’ een economische benadering hoort. Van bedongen is in economische zin geen sprake indien direct het stellige voornemen bestaat om de vordering in gedeelten kwijt te schelden.

In het arrest oordeelde de Hoge Raad over een kwijtschelding direct na de verkoop. Voor een latere kwijtschelding geldt uiteraard dezelfde economische benadering voor het begrip ‘bedongen’.

De aftrek wordt bepaald door de waarde van wat de erflater bij de desbetreffende rechtshandeling van de verkrijger heeft bedongen Hiermee ligt het initiatief bij de erflater. Als de erflater heeft kwijtgescholden, kan worden aangenomen dat hij dit voornemen had op het moment van de overdracht. Dan is er geen sprake van ‘bedongen’, ook niet als de schuldenaar geen kennis droeg van de voorgenomen kwijtscheldingen. In dergelijke gevallen geldt dat de daadwerkelijke opoffering door de verkrijger in aftrek kan komen.